Deze morgen bespreken we de aantrekking van schuld. De
aantrekking tot schuld kan op twee manieren begrepen worden en ik zal beide
deze morgen beschrijven.
In hoofdstuk 19 (T19.IV.A.i) is er een deel – in feite is
het een onderdeel van de eerste blokkade voor de vrede - die ‘de aantrekkingskracht
van schuld’ noemt. En in dat deel spreekt Jezus meer bepaald over onze
aantrekking om de schuld bij iemand anders te leggen. Maar vooraleer we de
schuld bij de ander kunnen leggen moeten we eerst de aantrekking tot schuld in
onszelf ontwikkelen en ervaren, omdat het de drang is om onszelf als schuldig
te zien, we dit onderdrukken en vervolgens naar buiten projecteren wat er voor
zorgt dat we de schuld in andere mensen zien. Dus laat ons beginnen met onze
behoefte om onszelf als schuldig te zien.
Schuld is een van de meest belangrijke begrippen of concepten
in het denksysteem van het ego. In feite kunnen we stellen dat dit de
belangrijkste is omwille van de concepten die hieraan vooraf gaan, nl. zonde en
afscheiding, en die geleid hebben tot schuld. En wat hier dan op volgt is ons
gevoel voor straf die zijn hoogtepunt bereikt in het maken van het fysieke
universum dat hier het gevolg van is.
In feite is schuld dus het centrale begrip in het
denksysteem van het ego, het resultaat van de afscheiding en de zonde en de
oorzaak voor onze angst voor straf en het maken van een wereld. Dus als schuld
werkelijk is, dan betekent dit dat de afscheiding van God werkelijk is. Er kan
geen schuld zijn wanneer er niet eerst een geloof in zonde is omdat schuld ontstaat
uit zonde. Schuld zegt ik heb niet alleen iets zondigs gedaan, ik ben zondig.
En die zonde is werkelijk verweven in het weefsel van mijn bestaan. Schuld
bewijst dat ik gezondigd heb, wat wil zeggen dat ik mij afgescheiden heb van
God, wat dus betekent dat ik nu buiten de volmaakte Eenheid en de volmaakte
Liefde sta. Dat is de kern van het denksysteem van het ego. Ik heb dus een
enorme nood om mezelf als schuldig te zien, om mezelf als ontoereikend te zien,
als een mislukking, ellendig, ongeschikt, gebrekkig, onvolkomen. Ik heb hier
een enorme behoefte aan en maak inderdaad een leven waar dit vrij goed naar
voren komt. Want nogmaals, wanneer ik mij schuldig voel en ik al deze gevoelens
heb in en als een lichaam, dan weerspiegelt dit het geloof in mijn denkgeest
dat ik inderdaad schuldig ben omdat ik gezondigd heb, omdat ik mij afgescheiden
heb en ik daarom besta. Wanneer ik nu een citaat van Descartes leen, dan kunnen
we ook zeggen ‘ik ben schuldig, dus ik besta.’
Die enorme behoefte om dus voortdurend te bewijzen hoe erg
ik er wel aan toe ben is de behoefte van het ego om zijn eigen identiteit te
kunnen bewaren/behouden. Maar de ervaring van deze schuld is zo gruwelijk en in
essentie ondraaglijk – er is niemand die kan bestaan met die hoeveelheid aan
zelfhaat in het eigen bewustzijn. Want het is inderdaad zo dat zelfhaat geboren
is uit het geloof dat ik de Hemel vernietigd heb, dat ik de volmaakte Liefde
vernietigd heb, ik heb de Zoon van God, Christus, gekruisigd. Er is niemand die
met die enorme schuld kan bestaan/leven, dus wat het ego doet is deze schuld,
die eerst in onze denkgeest werkelijk is gemaakt, ontkennen. En vervolgens zegt
het ego dat om te ontsnappen aan de last van deze schuld we dit naar buiten
moeten projecteren.
En door het naar buiten te projecteren heb ik een wereld van
lichamen gemaakt. Dit hebben we collectief gedaan en telkens wij als een
individu geboren worden, maken we gedurende ons leven onze wereld … de wereld
van onze ouders, van onze familie, van onze uitgebreide familie, van onze
vrienden, enz., enz. . En het doel van het ego met dit alles is om
verschillende mogelijkheden van al deze geprojecteerde voorwerpen te hebben.
Les 161 zegt: haat is specifiek. Er moet iets of iemand zijn
die we kunnen haten. Er moet iets of iemand zijn op wie ik mijn zelfhaat kan
projecteren en dit dan te haten. Hierin ligt de aantrekking tot schuld. Hierin
ligt de behoefte voor deze ‘hongerige en angstige honden’ waar dat deel uit de
tekst het over heeft. Ik laat deze honden honger lijden om ze daarna er op uit
te sturen om zich te goed te doen aan de schuld in anderen. En in onze
dagelijkse ervaringen vertaalt zich dit in ons voortdurende neiging om te
oordelen, kritiek te geven, om iets aan te merken bij anderen of in situaties.
Het maakt niet uit wat we zien. Het maakt niet uit wat we lezen. Het maakt niet
uit met wie we zijn, we hebben altijd wel iets aan te merken en ik doe dit
omdat ik mij aangetrokken voel tot schuld. Ik wil de schuld in de ander zien
omdat wanneer de schuld in hen is, is er iets in mij dat weet dat het in hen is
omdat ik het daar geplaatst heb. En wanneer ik het daar geplaatst heb betekent
dit dat het oorspronkelijk in mij was. De schuld in mij leidt dus automatisch
naar de aantrekking tot schuld in andere mensen of ik word aangetrokken tot
schuld in andere mensen waardoor de schuld in mijzelf versterkt wordt. En
zolang schuld werkelijk is besta ik.
In les 190 kunnen we lezen: als pijn bestaat, dan bestaat
God niet. We zouden dit ook kunnen gebruiken om te zeggen: als schuld bestaat,
bestaat God niet en wanneer er geen God is dan is er een ‘ik’ omdat mijn
individueel zelf niet tegelijkertijd met God kan bestaan. En wanneer het dus zo
is dat ik besta dan is er geen God en dat wat bewijst dat ik besta is schuld. En
wat die schuld versterkt en deze schuld in mij beschermt en verdedigt is door
deze schuld in iemand anders te zien.
De enige manier om uit deze ellendige hel te geraken is door
te herkennen dat dit alles gebaseerd is op een vergissing, niet een zonde, maar
een vergissing. Er is geen schuld omdat er geen afscheiding is.
En dat is wat het Verzoeningsprincipe ons zegt dat de
afscheiding van God nooit gebeurd is. De Verzoening zegt ons dat het niet
gerechtvaardigd is om te geloven in schuld en dat vormt de essentie voor
vergeving. Ik vergeef jou niet voor wat je gedaan hebt, ik vergeef je niet voor
wat ik gedaan heb. Ik vergeef je omdat er niets gebeurd is. Er kwam niets
tussen God en Zijn Zoon en alles wat er op lijkt dat tussen Hen is gekomen is
een leugen en moet niet geloofd worden. De werkelijkheid is dat er geen schuld
is en als er geen schuld is, is er ook geen afscheiding en is er enkel God.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten