Soms vertel ik het verhaal over Helen die, wanneer ze klaar
was met het neerschrijven van de Cursus zei: ‘Godzijdank is er nu ook iets voor
intellectuelen.’
Waar ik het nu dus over wil hebben is om naar de Cursus te
kijken door ofwel de ogen van de intellectueel of van de niet-intellectueel.
Dit is een conflict die zich blijft voortdoen, niet alleen binnen de kringen
van de Cursus, maar ook op vele verschillende gebieden in onze maatschappij.
Ik denk dat wanneer we op de juiste manier naar Een Cursus
in Wonderen zouden kijken we zouden herkennen dat hij bedoeld is om hem zowel
intellectueel als niet-intellectueel te begrijpen en in praktijk te brengen.
Hiermee bedoel ik dat het doel van de tekst, die de kern vormt van de leer van
de Cursus, duidelijk geschreven is op een hoger intellectueel niveau. Van het
werkboek, dat het eenjarig trainingsprogramma van de denkgeest is en een
essentieel deel van het leerplan van Een Cursus in Wonderen vormt, kan zeker
gezegd worden dat het niet-intellectueel is, maar anderzijds wel bedoeld is om
– op dagelijkse basis - de toepassing te zijn van de principes uit de tekst die
eerder theoretisch is.
Reeds in het begin zegt het werkboek, in zijn inleiding, dat
wat deze oefeningen – 365 lessen – betekenis geven is de theoretische basis van
de tekst. We hebben natuurlijk beide nodig om volledig voordeel te halen uit
het leerplan van de Cursus.
Voor het doel van vandaag zetten we even het Handboek voor
leraren opzij, al maakt dit ook een integraal deel uit van de Cursus.
Het is duidelijk dat de tekst het deel is van de Cursus dat
bestudeerd moet worden, maar ook hier kunnen we stellen dat wanneer we dit
enkel op een intellectuele manier benaderen of een intellectuele poging doen,
we de essentie ervan zullen missen.
Vanaf het begin dat ik hierin les geef heb ik altijd gezegd
dat de tekst gelezen moet worden als een symfonie. De tekst moet gelezen worden
als een groot episch gedicht, het moet gelezen worden als een deel van een
meesterwerk - dat het ook is. Het gebruik van symbolen, metaforen, de
schoonheid van de taal waarvan het meeste ervan geschreven is in een jambische
pentameter en in een soort dat zich hiertoe leent.
Wanneer we ervoor kiezen om de tekst te nemen als een
wetenschappelijke verhandeling, wanneer we proberen de tekst te analyseren en
elk woord of elke term een specifieke betekenis te verlenen, dan zullen we
geneigd zijn om de haren uit het hoofd te trekken omdat de Cursus zich hiertoe
niet leent; uitdrukkingen worden niet
consistent gebruikt, er zijn tegenstellingen, sommige punten verschillen in een
deel van de tekst met thema’s uit een ander deel, maar dit krijgt allemaal
betekenis wanneer het gelezen wordt vanuit het hart en niet met het hoofd.
Ik vernoem vaak de analogie tussen de tekst en het beoefenen
van de Cursus met een ladder wat ook een symbool is die door de Cursus gebruikt
wordt. In de tekst zijn er passages die geschreven en tot ons gericht zijn
vanop de onderste sporten van de ladder, die onze ervaringen hier in de wereld
als een lichaam, vertegenwoordigen en dan zijn er die passages die gericht zijn
van op de bovenste top van de ladder of het hoogste bereik van de ladder die te
maken heeft met de geest en zelfs met de Hemel die voorbij de geest ligt.
Wanneer we dus de Cursus lezen moeten we hem ervaren als een
symfonie en niet als een lineaire vooruitgang van gedachten, maar als een
symfonie waarin thema’s geïntroduceerd worden, weer opzij worden gezet,
teruggebracht, ontwikkeld, weer opzijgezet, enz., enz., als iets dat in ons
teweeggebracht wordt alsof de boodschap van de Cursus in ons hart resoneert,
een zeker overstijgen van het intellect en het brein.
Maar anderzijds is de Cursus ook geschreven op een hoog
intellectueel niveau en hier moet ook aandacht aan gegeven worden. In zekere
zin zien we dat wanneer we aan de slag gaan met de Cursus het intellect geleid
wordt voorbij het intellect. Niet zo verschillend als wanneer de Cursus spreekt
over hoe de Heilige Geest gebruik maakt van tijd, dat de Heilige Geest tijd
gebruikt om ons te leren dat er geen tijd bestaat. In zekere zin dus - en dan
vooral de tekst als essentieel deel van het leerplan van de Cursus - gebruikt
de tekst het intellect als een manier om ons voorbij het intellect te brengen.
Wanneer we echter hardnekkig blijven volhouden om het enkel met onze hersenen, met
het brein te lezen, dan komen we vast te zitten. Op dit punt is de waarschuwing
van de Cursus die in de tekst is opgenomen, behulpzaam: dat het ego analyseert
en dat de Heilige Geest accepteert. We moeten de waarheid van de Cursus aanvaarden,
niet omdat het iets betekent voor ons brein, ons intellect, maar omdat er iets
in ons hart ontwaakt. Ik bedoel, dat is de echte schoonheid van de Cursus en
hier worden studenten van de Cursus toe aangetrokken.
Ik heb al vaak gezegd dat indien 99% van de studenten vanaf
het begin zouden weten wat de Cursus zegt, zij het boek nooit zouden gekocht
hebben of er zouden blijven aan vasthouden omdat wat hen raakt niet de
schittering is van de theorie, wat hen raakt is de hoop die hierdoor verkregen
wordt. Het maakt iets wakker dat reeds lang ligt te slapen in hun hart, de hoop
dat terugkeer naar huis mogelijk is. Maar de liefde en de zachtaardige wijsheid
die op bijna elke bladzijde van de Cursus vrijkomt is datgene wat ons raakt en
dat gaat voorbij ons brein ook al moeten onze hersenen er in zekere zin naar
kijken.
In dit verband is het leerzaam om ons te herinneren dat we
in alle drie de boeken – tekst-, werk- en handboek voor leraren – gezegd wordt
dat hersenen niet denken, ogen niet zien en oren niet kunnen horen en een
lichaam in feite niets doet. Wanneer we het dus zeggen dat de Cursus ons hart
raakt is, wat we hiermee in feite doen, het symbool van het hart gebruiken als
de denkgeest die voelde dat er niet langer enige hoop op terugkeer naar huis
was.
De Cursus vertegenwoordigt dus deze prachtige mengeling van
het intellectuele en het niet-intellectuele - niet het anti-intellectuele, maar
het niet-intellectuele - en we hebben beide nodig omdat de structuur van de
Cursus van tekst-, werk- en handboek erom vraagt dat we beginnen met een
intellectueel begrip en benadering ervan, maar dat dit onze ervaring niet in de
weg staat en zeker niet in de weg van de liefde die de bron is van de Cursus en
die de aantrekking tot de Cursus vormt en de liefde waar de Cursus naar
verwijst als de aantrekking van liefde tot liefde. Het is de liefde van Een
Cursus in Wonderen die aangetrokken wordt door de liefde in onze harten en het
is de liefde in onze harten die smacht naar de liefde die ons door de Cursus
aangeboden wordt. Kies dus niet voor ‘het ene of het andere’ om het maar met
woorden uit de Cursus te zeggen al is het dan wel in een andere context. Het is
werkelijk: samen of helemaal niet. Het is het intellect en het non-intellect
die zich verbindt en ons zo voorbij leidt naar de vrede van God.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten