Deze morgen hebben we het over wat ik ‘de formule van het
ego’ noem. Wanneer ik doceer heb ik het soms over hoe de Cursus een formule
gebouwd heeft voor het vergevingsproces. Die is wanneer we het gelaat van
Christus zien in al onze broeders en we ons God herinneren. Met andere woorden,
wanneer we vergeven we in iemand enkel onschuld zien, wat zoveel betekent als
de onschuld in onszelf zien, het ego ongedaan is gemaakt en de herinnering aan
God in onze denkgeest ontwaakt.
We kunnen het ook over een formule hebben die in de Cursus
niet op die manier uitgesproken wordt, maar die zeker een gevolg is van ons
begrip over de dynamiek van het denksysteem van het ego. Dit kan als voorbeeld
dienen om gedurende de dag telkens te gebruiken wanneer we van streek raken of
we nu boos zijn over iets of iemand en dat we eerder als onbenullig beschouwen
of we zijn van streek door iets of iemand met een grotere betekenis of
consequentie. Dit model werkt altijd omdat dit de manier is hoe het ego
functioneert en dus is het behulpzaam om dit in zijn algemeenheid te begrijpen
waarna we het leren toepassen op alle verschillende gevallen in ons dagelijkse
leven. Het is een andere manier om het te hebben hoe Jezus het in zijn cursus
heeft over het veralgemenen. Dat we een broeder vergeven en dan een andere en
nog een andere en voor we het weten hebben we duizenden vergeven en voorbij dit
aantal nog een duizendtal, enz.
In het begin van het werkboek, in de inleiding, heeft Jezus
het over het veralgemenen. Hoe we oefenen met specifieke voorbeelden waarna we
leren inzien dat elk voorbeeld, elk geval hetzelfde is. Vergeving is hetzelfde
omdat de schuld dezelfde is en het tenslotte neerkomt op de keuze van de
denkgeest voor het ego of voor de Heilige Geest.
Deze formule is telkens we boos worden, van streek zijn, in
onvrede zijn dan gebeurt dit: we zijn bang geworden van de liefde die in onze
denkgeest aanwezig is. We zijn bang geworden van de waarheid waarheen de reis,
die we onder begeleiding van Jezus maken, ons brengt en telkens we bang geworden
zijn van de liefde duwen wij die van ons af. En wanneer we ons terugtrekken van
liefde veroorzaakt dit een aanval. Tenminste dat is wat het ego ons zegt en dit
staat gelijk met het oorspronkelijke ogenblik van ons zijn, wanneer we voelden
dat de liefde van God niet voldoende was. We hebben ons hiervan afgekeerd en
hebben onze eigen versie van liefde gemaakt. In principe werd dit een aanval op
God, de kruisiging van Zijn Zoon Christus en begon het denksysteem van het ego.
Dat is wat we doen, we zijn bang geworden om ons vredig te
voelen, we worden bang voor datgene waar vergeving ons naar toe leidt, we
worden bang voor de liefde die ontluikt in onze denkgeest en we wenden er ons
van af omdat we op zeker niveau weten dat in aanwezigheid van die liefde ons
afgescheiden, individueel, speciale zelf zal oplossen.
In feite kan dit ook niet anders omdat dit zelf in stand
gehouden wordt door ons geloof dat we ons inderdaad afgescheiden hebben van
God, onze Schepper en onze Bron. En wanneer we dat geloof ongedaan maken door
ons met die liefde te verbinden - wat we doen door vergeving - wordt het ego
bang en, zoals de Cursus het zegt, wordt het boosaardig en valt het aan.
Wanneer we deze liefde voelen tintelen dan duwen we die van
ons af en het ego heeft hier een naam aan gegeven en noemt deze aanval op God
‘zonde’ en wij worden overweldigd door schuld. Wanneer die schuld in onze
denkgeest naar boven komt is dit het enige wat we kunnen doen, omdat die schuld
zo ondraaglijk wordt. Omdat voorbij die schuld, zegt het ego, staat er deze wraakzuchtige
god die er alleen maar op uit is wraak te nemen voor onze zonde tegenover hem.
Om dus aan deze schuld te ontsnappen moeten we deze projecteren waardoor we in
conflict komen met iedereen en alles, met gelijk welke gebeurtenis in de wereld
rondom ons. En het maakt niet uit of het iets banaal is of iets groot. Zoals
het werkboek het zegt en opnieuw terug te vinden is in het Handboek voor
Leraren: een lichte krimp van irritatie staat gelijk aan een intense woede.
Maar deze woede, deze boosheid, deze lichte krimp is een verdediging tegen de
schuld die we voelen omdat we de liefde van ons afgeduwd hebben.
En het wordt steeds erger omdat eens we die schuld naar
buiten projecteren we dit moeten blijven ondersteunen en dit doen we aan de
hand van twee dingen. Eerst vergeten we dat we dit naar buiten hebben
geprojecteerd. Het enige wat we ons herinneren is de minachting of de zonde die
een ander ons heeft aangedaan. De oorspronkelijke ‘zonde’ vergeten zijn we, de
oorspronkelijke zonde dat wij degenen zijn die de liefde van ons afgeduwd
hebben. En door dit te vergeten is het enige waar we ons bewust van zijn dat de
wereld ons dit heeft aangedaan en dus wordt er van ons verlangd dat we dit
blijven ondersteunen waardoor we leugens en verhalen zijn gaan maken en leugens
en verhalen en leugens en verhalen waardoor we meer en meer getuigen hebben die
ons ondersteunen en die zeggen: ja, zo is het, het is normaal dat je boos bent,
dat je van streek bent. Je mag boos zijn. Je bent echt oneerlijk behandeld. Er
werd misbruik van je gemaakt, je bent slachtoffer, verlaten, verworpen,
verraden en hiervoor is straf gerechtvaardigd.
Dit is dus de basisformule van het ego, dat we bang geworden
zijn voor de liefde, we voelen ons hier schuldig over, schuldig over datgene
waarvan we onszelf beschuldigen en we projecteren dit naar buiten toe, we
beschuldigen andere mensen voor ons ongemak waarna we ego-leugens en -verhalen
verzinnen on te ondersteunen wat we gedaan hebben.
Tot hier het eerste deel over de bespreking van de formule
van het ego.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten