(1) Liefde
schiep mij als zichzelf. (67)
Dit
is een verklaring over de Eenheid van God: onze Identiteit als Christus.
(1:2) Ik ben het evenbeeld van mijn Schepper.
Dit
stemt overeen met de bijbelse versie die zegt dat de mens gemaakt is naar het
beeld en gelijkenis van God (Genesis 1:26-27). Jezus gebruikt dit idee, maar bedoelt
wel een totaal andere Schepping. Ik ben gemaakt als het beeld en gelijkenis van
mijn Bron omdat God zuiver Geest is, net zoals
Ik ben. Vormloos, oneindig en onverdeeld, zoals Ik ben. Daarom
(1:3-6) Ik kan niet lijden, ik kan geen
verlies ondervinden en ik kan niet sterven. Ik ben geen lichaam. Ik wil vandaag
mijn werkelijkheid onderkennen. Ik zal geen afgoden aanbidden, noch mijn eigen
zelfbeeld verheffen en het in de plaats stellen van mijn Zelf.
Duidelijk
verwacht Jezus van ons niet dat we deze waarheid leven, althans nu nog niet.
Een paar lessen terug vertelde hij ons nog dat we nog niet op het punt zijn
waar we begrepen wat vergeving is, laat staan wat eraan voorbij ligt. Dit is
hier dus opnieuw een ‘peptalk’ van Jezus waarbij hij ons verteld dat we
inderdaad op gelijk welk moment de potentie in ons hebben om deze waarheid voor
onszelf te kiezen. Zelfs al kiezen we ervoor er geen gebruik van te maken is de
waarheid niet afwezig. In werkelijkheid zijn wij geen lichamen maar geest en
kunnen daarom niet lijden of sterven. Dit is de herinnering van ons Zelf dat
geduldig - op de top van de ladder - wacht tot we opgestegen zijn door de
wolken van schuld en aanval heen. Zoals ons telkens en telkens op verschillende
manieren wordt verteld:
Vrede is een natuurlijk erfgoed van de geest.
Het staat ieder vrij te weigeren zijn erfenis te aanvaarden, maar hij is niet
vrij te bepalen wat zijn erfenis is. (T. 3. VI. 10:1-2)
Binnen
de droom van afscheiding zijn we vrij te geloven wat we willen, maar deze
ijdele wensen voor afgoden hebben niets te maken met de Wil van God die alleen onze
werkelijkheid en ons Zelf is.
(1:7-8) Ik ben het evenbeeld van mijn
Schepper. Liefde schiep mij als zichzelf.
Jezus
keert hier terug naar het thema van de les en vraagt ook ons om terug te keren.
We versnellen onze reis door onze bereidwilligheid om de sjofele vervangingen
van het ego op zij te zetten en de waarheid over onszelf te aanvaarden: dat wij
gemaakt zijn naar het beeld en de gelijkenis van onze Schepper en Bron – de
Liefde zelf.
Dit
wordt in de specifieke toepassingen herhaald:
(2:2-4) Laat ik hierin geen illusie van mijzelf
zien.
Laat ik me mijn Schepper herinneren, wanneer ik hiernaar kijk.
Mijn Schepper heeft dit niet geschapen zoals ik het zie.
Laat ik me mijn Schepper herinneren, wanneer ik hiernaar kijk.
Mijn Schepper heeft dit niet geschapen zoals ik het zie.
De
‘hier’ is gelijk welke situatie die ons doet geloven dat we kwetsbare lichamen
zijn en tevens het geloof versterken dat we niet het glorieuze Zelf of de geest
die God geschapen heeft zijn. Het punt dat Jezus hier maakt is dat wanneer we
onszelf gekwetst of super vrolijk zien dat komt omdat we ervoor gekozen hebben
het zo te zien. Niets, behalve de keuze van de denkgeest, heeft de macht om ons
goed of slecht te doen voelen omdat we het meer waarde geven dan het
niet-dualistisch Zelf dat God geschapen heeft. Jezus vraagt ons dat we anders
zouden kiezen en elke gebeurtenis van de dag te zien als een kans om ons onze
Schepper te herinneren. Deze keuze weerspiegelt onze erkenning dat de situatie
die we ervaren niet door volmaakte Liefde werd gemaakt en daarom niet werkelijk
kan zijn. En wat niet werkelijk is kan geen macht hebben over ons.
(3:1) Liefde
koestert geen grieven. (68)
Grieven zijn aan liefde volkomen vreemd.
Jezus
keert hier terug naar het belangrijke thema over grieven en aanvalsgedachten.
Ons wordt hier te verstaan gegeven dat onze grieven niet zomaar komen, we kiezen er duidelijk voor omdat we een
ander verantwoordelijk willen houden voor de ellende die we voelen door we ons
van de liefde hebben afgescheiden. En in plaats van de verantwoordelijkheid van
onze ‘zonde’ te aanvaarden en de angst toegeven die de oorzaak is dat we ons
afgescheiden hebben, ontkennen we de zonde, splitsen hem af van onszelf en
houden, aan de hand van projectie, grieven vast tegenover iemand anders en
beschuldigen die persoon van wat we onbewust geloven dat wij gedaan hebben. Dit
alles is tot stand gekomen om het doel van het ego te vervullen zodat zijn
bestaan beschermd wordt; het ontkennen van de denkgeest en ons over te laten
aan ‘de genade van dingen voorbij (onze) krachten waar we geen controle over
hebben’ (T. 19. IV. D. 7:4)
(3:2-5) Grieven vallen liefde aan en houden
haar licht verborgen. Als ik grieven heb, val ik liefde aan en daarom ook mijn
Zelf. Zo wordt mijn Zelf mij wezensvreemd.
Dit
is het doel van grieven: ik wil dat mijn Zelf een vreemde is omdat er geen
individualiteit is in Christus. Zo vertegenwoordigen grieven het hoogtepunt van
de strategie van het ego en wordt het verbergen van de herinnering aan Wie ik
ben in stand gehouden. Mijn beslissing voor individualiteit, mijn schuldgevoel
over deze beslissing van speciaalheid, mijn aanvalsprojecties, vormen allemaal
de defensieregels van het ego en houden de herinnering aan de liefde van mij
weg. Hierdoor verdedig ik mij tegenover Jezus en zeg: ‘Natuurlijk kan ik niet
aan heilige dingen denken of aan de herinnering aan God en Christus. Kijk wat
er vandaag met mij gebeurd is! Kijk wat deze verschrikkelijke persoon tegen mij
gezegd heeft! Kijk naar de verwoesting die net gebeurd is! Kijk! Kijk! Kijk!’
We
gebruiken deze slachtofferverhalen als excuus - dat is waarom we ze eerst
gemaakt hebben - om de perfecte manier te hebben om onze grieven te kunnen
rechtvaardigen en onszelf daarbij toe te staan te zeggen: ‘Het is niet mijn
fout. Hoe zou ik mogelijks liefde kunnen kennen en mijn Zelf herinneren? Zij
laten met dit niet toe.’
Op
dezelfde manier als in de vorige alinea doet Jezus een oproep naar ons en zegt
opnieuw:
(3:6) Ik ben vastbesloten mijn Zelf vandaag
niet aan te vallen, zodat ik me kan herinneren Wie ik ben.
Bewust
van wat we doen en de enorme prijs die we betalen door vast te houden aan
grieven, versterken we het besluit het Zelf niet aan te vallen dat de
schijnbare afgescheiden delen van het Zoonschap verenigt. Wij willen ons dit
Zelf nu herinneren en koesteren niet langer het doel dat onze grieven heeft
gediend.
Deze
specifieke toepassingen zijn deze die ons die ons naar huis brengen, naar ons
Zelf:
(4:2-4) Dit vormt geen rechtvaardiging voor het
verloochenen van mijn Zelf.
Ik zal dit niet gebruiken als een aanval op liefde.
Laat dit mij er niet toe verleiden mezelf aan te vallen.
Ik zal dit niet gebruiken als een aanval op liefde.
Laat dit mij er niet toe verleiden mezelf aan te vallen.
Zoals
altijd doet Jezus een beroep op de kracht van ons denken om een andere keuze te
maken. Zijn oproep neemt een vorm van herkenning aan dat er geen
rechtvaardiging is voor gelijk welke aanvalsgedachte. Ons de verandering van
doel – de Heilige Geest – herinneren laat ons toe om grieven los te laten. Aldus
stijgt de onderliggende liefde op naar ons bewustzijn en brengt ons vrede, de
stapsteen om ons Zelf, dat we ontkent hadden, te herinneren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten