Deze morgen hebben we het over de dood en dit is een thema
waar we meer dan vijf minuten voor nodig hebben want de Cursus zegt ons dat dit
het centrale thema is in het denksysteem van het ego. Het is een fenomeen waar
iedereen in deze wereld mee te maken krijgt zoals de dood van een geliefde of
soms de dood van een idee en vooral onze eigen dood. En het is duidelijk dat
dit een zeer belangrijk onderwerp is want wellicht bestaat er geen enkel ander
thema dat zozeer de kern raakt van de verwarring rond vorm en inhoud, rond
lichaam en geest.
In feite behandelt de derde blokkade voor de vrede in
hoofdstuk 19 ‘de aantrekkingskracht van de dood’. En het is in die bespreking
dat Jezus een heel duidelijke uitspraak doet daar waar hij zegt om het symbool
niet te verwarren met de bron (T19.IV.C.11:2) en meer bepaald heeft hij het hier
over de dood. Het symbool is de dood van het lichaam en de bron is het idee van
de dood die men integraal het basisidee kan noemen van het denksysteem van het
ego. En Jezus waarschuwt ons voor de verwarring tussen symbool en bron, tussen
lichaam en geest, tussen vorm en inhoud. Namelijk de kwestie is niet de dood
van het lichaam, want hoe kan iets wat niet leeft dood gaan? Met andere
woorden, zoals ons veelvuldig en op verschillende manieren wordt gezegd, sterft
het lichaam niet, het leeft niet, het is niet geboren, enz. . En alles in de
wereld is eenvoudig een projectie die zijn bron in de denkgeest niet heeft
verlaten. Het is de projectie van het denksysteem van het ego en wanneer dit denksysteem
bestaat uit de gedachte van afscheiding en daarna van zonde, schuld en angst is
het resultaat voor onze schuld, het onvermijdelijke resultaat of de straf voor
onze zonde de dood en dat is waar we bang voor zijn.
We zijn allemaal bekend met het derde hoofdstuk in Genesis
die een prachtige, mythische voorstelling geeft van de geboorte van het ego.
Adam en Eva die zich afscheiden van de Wil van God door ongehoorzaam te zijn
aan Zijn verbod te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Ze voelen
dan dat ze gezondigd hebben. Ze voelen zich schuldig en verbergen zich in de
struiken, doodsbang voor de straf van God. Ze verbergen hun naaktheid (iets wat
snel in het Jodendom en Christendom en dan vooral in het Christendom zijn
weerga vindt tussen zonde en sexualiteit) en ze worden bang voor God en
verbergen zich omdat ze horen dat God in de tuin wandelt . En dan natuurlijk
vat God hen bij de kraag en straft Hij hen. En de uiteindelijke straf (in feite
de bijna laatste straf omdat Hij hen straft door de dood die nu in de wereld is,
een duidelijk gevolg van hun zonde) en vervolgens gooit Hij hen uit de Hemel om
nooit meer terug te keren. Hij verbant hen uit de Hof van Eden om nooit meer
terug te keren en verbiedt hen zelfs om nog terug te keren wat natuurlijk de
uiteindelijke straf is.
Dus we sterven niet alleen, maar kunnen ook nooit terugkeren
naar huis en van dat ogenblik af moesten we het doen met de dood. Wat het nog
moeilijker maakt is dat we heel diep van binnen geloven dat de dood de
onvermijdelijke straf is voor de zonde. We geloven allemaal dat we zondaars
zijn omdat we allemaal geloven dat we hier zijn in een lichaam met een
persoonlijkheid, wat betekent dat we afgescheiden zijn. En voor het ego zijn
afscheiding en zonde hetzelfde en daarom verdienen we om gestraft te worden
voor onze zonde. En aangezien we deze gedachte aan zonde geprojecteerd hebben
op het lichaam geloven we daarom dat we een lichaam zijn en dus dat lichamen het
verdienen om gestraft te worden.
En nogmaals dat is wat de schrijver van Genesis, of
schrijvers van het verhaal van Adam en Eva direct in het begin ervan hebben
geschreven. En dit wordt natuurlijk de hoeksteen van alles wat verder
geschreven is in de Bijbel, zowel van het Oude als van het Nieuwe Testament.
En hoe gaan we nu om met onze zonde en hoe gaan we nu om met
het schijnbare feit van ons bestaan, namelijk dat we zullen sterven?
Wat dus een heel groot probleem vormt voor ons allemaal als studenten van de Cursus is de verwarring tussen het symbool en de bron en het een kwestie wordt, nogmaals, vooral wanneer het onze eigen ondergang betreft, onze eigen dood, ons eigen sterven. We zijn er dus van overtuigd dat lichamen sterven. We zijn ervan overtuigd dat wij verliezen.
Wat dus een heel groot probleem vormt voor ons allemaal als studenten van de Cursus is de verwarring tussen het symbool en de bron en het een kwestie wordt, nogmaals, vooral wanneer het onze eigen ondergang betreft, onze eigen dood, ons eigen sterven. We zijn er dus van overtuigd dat lichamen sterven. We zijn ervan overtuigd dat wij verliezen.
Er is die prachtige passage in de inleiding van hoofdstuk 13
in de tekst waar Jezus beschrijft wat deze ‘wonderlijke’ wereld is of de wereld
waarvan we denken dat ze zo prachtig is en waarvan hij ons zegt dat het ‘een
waansysteem is van hen die gek geworden zijn van schuld’ (T.13.Inl.2:2) en hij
heeft het over de meest waanzinnige gedachten in ons denksysteem. En onze
ervaringen hier als een lichaam is dat we verliezen, we verliezen liefde,
liefde wordt van ons afgenomen. En zeker alle ervaringen, omdat we allemaal
mensen kennen waar we van houden en die sterven, te beginnen bij onze ouders en
naarmate we ouder worden meer en meer mensen in onze levens, familie en
vrienden en bekende mensen en we rouwen om hen, we voelen dat er een verlies
is, dat we de liefde verliezen waarvan we dachten dat we die hadden en
tenslotte de liefde die we denken te zijn en dit is dus de manier van Jezus om
te zeggen hoe waanzinnig dit allemaal is.
Dit sluit onze eerste bespreking over de dood af waar we
gekeken hebben dat de dood niet iets van het lichaam is, maar van de denkgeest.
Volgende week gaan we hiermee verder, waar we het gevolg, de consequentie
hiervan zullen bespreken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten