Het
lichaam is de afgod van het ego: het vleesgeworden geloof in zonde dat
vervolgens naar buiten wordt geprojecteerd. Dit produceert wat een muur van
vlees lijkt rond de denkgeest, houdt deze in een nietig plekje ruimte en tijd
gevangen, is onderworpen aan de dood en met slechts een ogenblik toebedeeld
waarin het zucht en treurt en sterft ter ere van zijn meester. En dit onheilig
ogenblik lijkt het leven te zijn: een ogenblik van wanhoop, een nietig eiland
van droog zand, verstoken van water en onvast gevestigd op vergetelheid. Hier houdt de Zoon
van God kortstondig halt om zijn toewijding te bieden aan de afgoden van de
dood en dan verder te gaan. En hier is hij meer dood dan levend. Maar hier is
het ook dat hij opnieuw zijn keuze maakt tussen afgoderij en liefde. Hier wordt
hem de keuze gegeven dit ogenblik te besteden aan een huldeblijk aan het
lichaam of toe te laten dat hij ervan wordt vrijgemaakt. Hier kan hij het
heilig ogenblik aanvaarden dat hem ter vervanging van het onheilige dat hij
voordien gekozen had wordt aangeboden. En hier kan hij leren dat relaties zijn
verlossing betekenen en niet zijn ondergang.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten