woensdag 27 januari 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 78 - Ik wil de vrede van God



Deze morgen hebben we het over les 185, tenminste over het begin van les 185 ‘Ik wil de vrede van God’. Direct in het begin van deze les zegt Jezus: ‘Deze woorden uitspreken betekent niets, maar deze woorden menen is alles.’ Hier gaat het om.
Niemand die in zijn of haar juist gerichte denken is zal ooit zeggen dat zij de vrede van God niet willen en dit of ze nu wel of niet in God geloven. Iedereen wil in vrede leven. Iedereen wil leven in een wereld waarin vrede is, waar geen oorlog is, waar mensen niet gedood worden, niet geteisterd worden door ziekte, enz., enz. Iedereen zegt dat hij vrede wenst. Het probleem echter is dat niemand het werkelijk meent en de reden dat niemand het meent is omdat we de Hemel verlaten hebben omdat we die vrede niet konden verdragen.
In hoofdstuk 23 (T23.I.1:1) zegt Jezus ons dat de herinnering aan God komt tot een denkgeest die in rust is, wat dus hetzelfde is als een vredige denkgeest. Wanneer we in vrede zijn zullen wij ons God herinneren en wanneer we ons God herinneren zullen we niet langer hier zijn. Wanneer we ons God herinneren, herinneren we ons wie we zijn als Christus en in die staat van volmaakte Liefde en volmaakte Eenheid is er niet langer ruimte voor onze individualiteit, voor ons afgescheiden zelf, ons speciaal zelf, is er geen ruimte meer voor ons op de manier waarop we onszelf definiëren.  Hierdoor wordt vrede de grote vijand.
Het is wel zeker zo dat we vrede verlangen zoals die door de wereld wordt gezien. Vrede betekent dat je de vijand hebt verslaan. Wanneer er dus vrede is, is er altijd iemand die die vrede moet missen. Er moet altijd een prijs voor betaald worden. Ware vrede in deze wereld, die de vrede van God weerspiegelt, omarmt voortdurend alle mensen zonder een enkele uitzondering.
Wanneer Jezus zegt: ‘deze woorden uitspreken betekent niets, maar ze menen betekent alles’ dan duidt hij hier op een diepgaande waarheid. Hiermee probeert hij te wijzen – en in feite probeert hij met de hele Cursus hierop te wijzen – op de diepgaande identificatie met het denksysteem van het ego. Het probleem is dat wij niet denken dat het een denksysteem van het ego is, we denken dat het de werkelijkheid is. Wij denken dat er een uiterlijke wereld is. We denken dat er hier lichamen zijn. We denken dat er wetten zijn die dit alles bijeenhouden zoals les 76 hier lichtjes de draak mee steekt. We denken dat er relationele regels zijn waar sprake is van een winnaar en een verliezer, waar een gevoel van opoffering is: wanneer ik iets wil dan moet ik in plaats hiervoor iets opgeven om het te krijgen, enz., enz. Dit zijn de wetten die onze wereld bepalen. Dit is datgene waarmee we ons identificeren en dit geven we niet zo makkelijk op want doen we dat wel dan betekent dit dat we onze identiteit en ons zelf opgeven. Het betekent dat we onze problemen opgeven, we geven onze geschiedenis uit het verleden op, het misbruik en het slachtofferschap, een gevoel van onrechtvaardigheid. Allemaal zaken die ons definiëren.
Maar in de aanwezigheid van de vrede van God verdwijnt dit allemaal. Daarom is het noodzakelijk dat we tegen deze vrede verdedigingen opbouwen.
In een deel in Het Handboek voor Leraren ‘Wat is de vrede van God?’ zegt Jezus dat boosheid is als een sluier die voor die vrede neervalt, wat dus wil zeggen dat telkens we bedreigd worden door vrede – en herinner je dat vrede het einde betekent van het denksysteem van het ego – dit dus het einde is van onze identiteit met het denksysteem van het ego. Telkens we ons bedreigd voelen, moeten we ons hiertegen verdedigen. Boosheid is een belangrijke verdedigingsvorm. We kunnen dus les 136 een andere naam geven en zeggen: ‘Boosheid is een verdediging tegen de waarheid.’ En we kunnen dit verder uitbreiden naar ‘Speciaalheid is een verdediging tegen de waarheid.’ Zo kunnen we dus zeggen dat speciaalheid, boosheid, bezorgdheid, angst, depressie, ziekte allemaal verdedigingen zijn tegen deze vrede. Met een niet zo mooie woordspeling kunnen we zeggen dat we de vrede (= peace) van God ruilen voor een stukje (= piece) van God (peace en piece worden beide hetzelfde uitgesproken). We willen allemaal een stukje van God stelen en het ons eigen maken wat dan een vervanging wordt voor de echte vrede. Dit is dus terug te vinden in de openingszin van les 185. Op geen enkele manier kan je echt zeggen dat je de vrede van God wilt tenzij je werkelijk in jezelf kijkt naar je verlangen om die vrede niet te hebben.
De eerste blokkade voor vrede is de wens je ervan te ontdoen. Dat is de eerste blokkade voor het bereiken van vrede: ik wil die vrede niet. En nogmaals dit is hetgeen les 185 ons verteld. Dat we hier moeten naar kijken met Jezus als onze leraar, dat we naar het feit kijken dat we die vrede niet willen, dat we zijn Cursus niet willen. We willen zijn vergevingsboodschap niet, we willen onze vergevingsboodschap. We willen ons stukje van de Hemel en we willen zelfs doden om dit afgescheiden deeltje te kunnen behouden, dit afgescheiden deeltje dat we onszelf noemen.
De manier waarop we dit stukje willen behouden en vasthouden – het egodeel – is door iemand anders er verantwoordelijk voor te stellen. Ik behoud dus de afscheiding die ik van God genomen heb en ik beschuldig iemand anders hiervan.
Hoe kan er dus vrede zijn wanneer ‘conflict’ de naam is van het spel van het ego?
Hoe kan er vrede zijn wanneer ik voel dat ik met alles en iedereen op voet van oorlog leef?
Hoe kan er vrede zijn wanneer ik wil dat er strijd is met alles en iedereen in de wereld?

Dat is het ding waar we moeten naar kijken en dat is een van de meest belangrijke dingen uit les 185: het herkennen hoezeer we die vrede niet willen. Pas dan kunnen we ‘nee’ zeggen tegen het ego wat dan natuurlijk betekent dat we ‘ja’ zeggen tegen Jezus en zijn Cursus. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten