(3:1) Het idee voor
vandaag introduceert de gedachte dat jij altijd eerst jezelf aanvalt.
Het kan niet genoeg herhaald worden dat om dergelijke
passages naar behoren te begrijpen de student zich moet realiseren dat Jezus
het nooit heeft over wat we als mensen gedragsmatig doen, maar enkel over onze perceptie van wat we doen. Het zijn aanvalgedachten en het zijn onze oordelende
gedachten die aanvalgedachten waarnemen. In het Handboek voor Leraren kunnen we
hierover het volgende lezen:
Het is wellicht nuttig te
onthouden dat niemand kwaad kan worden op een feit. Het is altijd een
interpretatie die aanleiding geeft tot negatieve emoties ongeacht hun
ogenschijnlijke rechtvaardiging door wat feiten lijken te zijn. (HvL17. 4:1-2)
(3:2-5) Als het zo is
dat aanvalgedachten onvermijdelijk het geloof met zich meebrengen dat jij
kwetsbaar bent, dan is hun gevolg dat ze jou in je eigen ogen verzwakken. Zo
zijn ze een aanval op jouw waarneming van jezelf. En omdat je in ze gelooft,
kun je niet langer in jezelf geloven. Een vals beeld van jezelf heeft de plaats
ingenomen van wat jij bent.
Door onszelf als zwak te zien (onze kwetsbaarheid) bewijzen
wij telkens dat wij gelijk hebben en dat de Heilige Geest verkeerd is, dat we kinderen
zijn van het ego in plaats van Zonen van God. We geloven niet langer dat wij de
Christus zijn waarvan de Heilige Geest in ons juist-gericht denken de
herinnering is. We vervangen zo de waarheid van wie we zijn door een vals beeld
van een speciaal, uniek en individueel zelf. Dissociatie staat ons toe tegenstrijdige
beelden van onszelf te behouden: de waarheid van de kennis die we verkiezen te
vergeten en de illusie van de aanval die we verkiezen te behouden. De volgende
passages beschrijven duidelijk deze dynamiek en hoe deze ongedaan kan worden
gemaakt:
Je kunt iets niet dissociëren,
tenzij je het eerst kent. (T. 10. II. 1:1-2)
Schenk de Heilige Geest alleen
jouw bereidwilligheid om je weer te herinneren, want Hij bewaart voor jou de
kennis van God en van jouzelf, terwijl Hij wacht tot jij die aanvaardt. (T.10. II.
2:3)
Zijn Stem zal jou zeggen dat jij
deel uitmaakt van Hem, wanneer je bereid bent je Hem te herinneren en opnieuw
je eigen werkelijkheid te kennen. (T. 10. II. 2:5)
Je herinneren is niets anders dan
in je denkgeest hervinden wat daar al is. Wat jij je herinnert maak jij niet,
je aanvaardt slechts opnieuw wat daar al aanwezig is, maar verworpen werd. (T. 10.
II. 3:1-2)
Wanneer je aanvalt, ontken jij
jezelf. (T. 10. II. 4:1)
Door de werkelijkheid te
ontkennen sluit je de aanvaarding van Gods gave uit, omdat jij in plaats
daarvan iets anders hebt aanvaard. Als je begrijpt dat dit altijd een aanval op
de waarheid is, en dat de waarheid God is, zal jij inzien waarom dit altijd
beangstigend is. (T. 10. II. 4:3-4)
Alle aanval is een aanval op je
Zelf. (T. 10. II. 5:1)
Aanval is zodoende de manier
waarop jouw identificatie verloren gaat, want als jij aanvalt moet je wel
vergeten zijn wat jij bent. En als jouw werkelijkheid die van God is, zal jij
je, wanneer je aanvalt, Hem niet herinneren. (T. 10. II. 5:4-5)
(4) Oefenen met het
idee van vandaag zal jou helpen te begrijpen dat kwetsbaarheid of
onkwetsbaarheid het resultaat is van je eigen gedachten. Niets anders dan jouw
gedachten kunnen een aanval op jou doen. Niets anders dan jouw gedachten kunnen
jou doen denken dat jij kwetsbaar bent. En niets anders dan jouw gedachten
kunnen jou bewijzen dat dit niet zo is.
De focus van deze oefeningen is gericht op onze gedachten,
de bron van het probleem maar ook de oplossing ervan. Want inderdaad is alles
gedachte en dit accepteren is het doel van het werkboek door het trainen van de
denkgeest. Deze gedachten komen niet voort uit een fysiek orgaan, het brein,
maar uit de denkgeest die zich ofwel identificeert met het ego ofwel met Jezus,
met angst of met liefde. Uit deze twee gedachten of denksystemen – schuld of
onschuld – verschijnt er een respectieve wereld. Wanneer jij jezelf aangevallen
voelt dan heb je voor het ego als jouw leraar gekozen en geloof je daarom dat
je kwetsbaar bent en dat aanval gerechtvaardigd is. Dit heeft niets met gedrag
te maken, maar met de manier waarop je het gedrag waarneemt. Anderzijds, als we
ons onze onkwetsbaarheid als Gods Creatie herinneren zal onze waarneming van de
wereld gelijk hieraan veranderen. Een deel in de tekst beschrijft beknopt het
principe dat projectie waarneming maakt:
Er vallen maar twee lessen te
leren. Elk resulteert in een andere wereld. En elke wereld volgt met
zekerheid uit haar bron. Het vaststaand resultaat van de les dat Gods Zoon
schuldig is, is de wereld die jij ziet. Het is een wereld van verschrikking en
vertwijfeling. En ze biedt geen enkele hoop op geluk. … Dit is echter niet het
enige resultaat waartoe jouw leren kan leiden. (T. 31. I. 7:1-6; 9)
Het resultaat van de les dat Gods
Zoon schuldeloos is, is een wereld zonder angst waar alles door hoop wordt
verlicht en sprankelt van een milde vriendelijkheid. Er is niets wat jou niet
roept met een zacht verzoek jouw vriend te mogen zijn en zich met jou te mogen
verbinden. (T. 31. 8:1-2)
Het vervolg van de les stelt een oefening en instructies
voor waar we inmiddels vertrouwd mee zijn. De focus is, zoals altijd, gericht
op onze gedachten en gevoelens die ons van streek lijken te maken en om er zo
emotieloos als kan naar te kijken maar wel met een meer dan nieuwsgierige
aandacht. Het is deze doordachte non-evaluatie die ons in staat stelt te
begrijpen dat al deze verwarring, al deze gevoelens van boosheid allemaal
hetzelfde doel delen, namelijk ons weghouden van de Gedachte van Liefde die door
onze gedachten verborgen gehouden wordt. Met andere woorden alle vormen van
verwarring weerspiegelen de inhoud van de aanval op onszelf door te ontkennen
Wie we zijn als Zoon van God.
(5-7) Zes
oefenperioden zijn nodig om het idee van vandaag toe te passen. Probeer ze elk
twee volle minuten te laten duren, hoewel de tijd tot één minuut teruggebracht
kan worden als het te ongemakkelijk voor je wordt. Bekort het niet verder.
De oefenperiode moet
beginnen met de herhaling van het idee voor vandaag; sluit daarna je ogen en
kijk opnieuw naar de onopgeloste problemen waarvan de uitkomst jou zorgen
baart. Die zorgen kunnen de vorm aannemen van depressiviteit, ongerustheid,
kwaadheid, het gevoel van een last, angst, naderend onheil of geobsedeerdheid.
Elk tot nu toe onopgelost probleem dat vandaag bij herhaling in je gedachten
opduikt, is een geschikt onderwerp. Je zult er in één enkele oefenperiode niet
heel veel kunnen behandelen, omdat aan elk probleem een langere tijd dan
gewoonlijk moet worden besteed. Het idee van vandaag moet als volgt worden
toegepast:
Noem eerst de
situatie:
Ik maak me zorgen over _________.
Bekijk dan elke
mogelijke afloop die in verband daarmee bij je is opgekomen en die jou zorgen
baarde en duid elke afloop heel specifiek aan met de woorden:
Ik ben bang dat er _________ gebeuren zal.
Deze oefening weerspiegelt de vanzelfsprekendheid van de
gedachtegang van het ego: schuld vraagt om straf, een uitkomst die we terecht
vrezen. Onze bezorgdheid van wat er kan gebeuren, de onopgeloste vragen waarvan
de uitkomst ons verontrust, leidt onvermijdelijk tot angst voor wat er zou
kunnen gebeuren. We hebben dus geen andere keuze dan ons voor deze angst, die
haar basis vindt in ons schuldgevoel, te verdedigen. We komen later nog terug
op dit belangrijk onderwerp over verdediging.
(8-9) Als je de
oefeningen op de juiste manier doet, zou je voor elke situatie die je behandelt
zeker vijf of zes verontrustende mogelijkheden voorhanden moeten hebben en
mogelijk zelfs meer. Het is veel nuttiger enkele situaties grondig door te
nemen dan een groter aantal even aan te stippen. Naargelang de lijst van de
verwachte uitkomsten voor elke situatie groeit, zal je waarschijnlijk sommige
daarvan minder aanvaardbaar vinden, vooral degene die tegen het eind bij je
opkomen. Probeer ze echter allemaal zoveel je kunt een gelijke behandeling te
geven.
9. Zeg tegen jezelf,
nadat je elke uitkomst waarvoor je bang bent hebt opgenoemd:
Die gedachte is een aanval op mezelf.
Eindig elke
oefenperiode met het idee van vandaag nog eens voor jezelf te herhalen.
Dit is natuurlijk het uitgangspunt. We brengen de duisternis
van onze illusies naar het licht van Jezus’ waarheid. Het probleem ligt niet
bij het resultaat dat wij verwachten, maar bij de onderliggende beslissing om
onszelf aan te vallen door God te ontkennen. Na deze eerste 25 lessen kan je
zien hoe Jezus ons stap voor stap, les per les, geleidelijk en liefdevol leidt
tot een specifieke ervaring van de meer abstracte leer van de tekst.