In hoofdstuk 27 van de tekst staat een zeer belangrijke zin,
helemaal in het begin van de paragraaf ‘De dromer van de droom’ (T27.VIII.2:2).
De eerste alinea heeft het over lijden en de tweede alinea begint met de zin
dat er een manier is om te ontsnappen aan het lijden en die manier is en ik
citeer: ‘Het enige wat ervoor nodig is, is dat je het probleem beziet zoals het
is en niet zoals jij het hebt opgesteld.’
Dit is een van die regels die heel belangrijk zijn omdat dit
werkelijk de kern raakt van wat vergeving is en de essentie is van de leer van
de Cursus.
De manier waarop we problemen gemaakt hebben is door de
aanwezigheid ervan in de denkgeest te ontkennen, waar de plaats is waar het
probleem zich bevindt. De aanwezigheid in de denkgeest ontkennen, wat de keuze
is van de keuzemaker voor het ego als zijn leraar en daarom ervoor koos zich te
identificeren met het denksysteem van het ego van zonde, afscheiding, schuld,
angst, lijden, straf en uiteindelijk dood; dat is het probleem.
Wat we doen is: we nemen het probleem, projecteren het naar
buiten en zeggen: het probleem is niet in mij. Het probleem ligt niet in mijn
onjuist gerichte keuzes, het probleem ligt bij iemand anders; die ander die
voor zijn of haar ego heeft gekozen en dat is de oorzaak van mijn ongemak.
Dit kan zich ook uitbreiden naar mijn lichaam. Dat het probleem in mijn lichaam is, dat zich ook buiten mijn denkgeest bevindt, net zoals jouw lichaam zich buiten mijn denkgeest bevindt. En dus de manier waarop ik het probleem maak is door te zeggen dat mijn probleem niet mijn keuze is voor schuld, mijn probleem is mijn lichaam dat ziek is of het is mijn verziekte bankrekening, mijn verziekte relatie of het probleem is wat de premier heeft gedaan of het probleem is het weer of de beurs of het probleem is het probleem van het probleem. En dat gaat zo maar onophoudelijk door. Maar alle lijden komt voort uit het geloof dat het probleem daar is waar het niet is.
Dit kan zich ook uitbreiden naar mijn lichaam. Dat het probleem in mijn lichaam is, dat zich ook buiten mijn denkgeest bevindt, net zoals jouw lichaam zich buiten mijn denkgeest bevindt. En dus de manier waarop ik het probleem maak is door te zeggen dat mijn probleem niet mijn keuze is voor schuld, mijn probleem is mijn lichaam dat ziek is of het is mijn verziekte bankrekening, mijn verziekte relatie of het probleem is wat de premier heeft gedaan of het probleem is het weer of de beurs of het probleem is het probleem van het probleem. En dat gaat zo maar onophoudelijk door. Maar alle lijden komt voort uit het geloof dat het probleem daar is waar het niet is.
Wanneer we het probleem terugbrengen van waar het vandaan
komt, als we kijken naar waar het probleem werkelijk is (in onze keuzemakende
denkgeest dat voor het ego heeft gekozen) dan stopt alle lijden. Al het lijden
houdt op wanneer we (h)erkennen dat we de verkeerde keuze hebben gemaakt. Want
inherent aan die (h)erkenning is dat wanneer ik de verkeerde keuze heb gemaakt,
wanneer ik voor de verkeerde leraar heb gekozen dan kan ik in principe ook voor
de juiste Leraar kiezen want wanneer er een verkeerde keuze was dan moet er ook
een juiste keuze zijn en dat is het doel van het wonder.
Jezus zegt dat het wonder vaststelt dat we een droom dromen
waarvan de inhoud niet waar is. Het wonder stelt vast dat wij de dromer zijn,
dat wij de keuzemaker zijn en in dit geval zijn dit synoniemen van elkaar. Het is
dat deel van onze denkgeest dat ervoor gekozen heeft om te slapen, dat ervoor
gekozen heeft om naar het ego te luisteren en zijn dromen te volgen en zich te
identificeren met de dromen ervan die ons in slaap houden. Net zoals Freud ons
reeds honderd jaar geleden heeft gezegd dat dromen de wachters zijn van de
slaap. Het doel van dromen is om ons in slaap te houden. Het doel van onze
dromen van schuld, het doel van onze dromen van lichamen (in feite het deel dat
volgt op dit deel van hoofdstuk 27 dat ‘de held van de droom’ noemt) en de held
van de droom is het lichaam.
Wij hebben ervoor gekozen de droom van afscheiding en schuld
te dromen en dromen de droom van lichamen die de projecties zijn van deze
dromen van afscheiding en schuld van de denkgeest zodat we in slaap blijven en
vergeten dat we in werkelijkheid thuis zijn bij God en slechts dromen van ballingschap,
dromen dat we afgescheiden zijn, dromen dat we deze individuele, speciale
identiteit hebben die we begeren, koesteren en we zelfs willen doden om het te
kunnen behouden en dit ook doen.
Dus wanneer ik het werkelijk meen dat mijn lijden ophoudt
dan moet ik het probleem verschuiven van daar waar ik het door middel van
projectie op mijn lichaam geplaatst heb, het terugbrengen naar mijn denkgeest,
waar ik voor de leraar van ziekte heb gekozen, erkennen dat dit mijn keuze is dat
ik een droom van ziekte droomde, dat wat ik droomde niet waar is en dat dit nu
een droom is die ik kan corrigeren door voor de leraar van genezing te kiezen,
d.w.z. Jezus of de Heilige Geest. En hun genezende dromen maken de dromen van
ziekte van het ego ongedaan.
En wat zijn deze dromen van ziekte?
Dit zijn dromen van afscheiding, verdeling, verschil, speciaalheid.
Dit zijn dromen van afscheiding, verdeling, verschil, speciaalheid.
En wat zijn deze genezende dromen? Wat maakt deze dromen
ongedaan?
Dat zijn de dromen die zeggen dat we niet afgescheiden zijn van elkaar. Dat we niet verschillend zijn, we zijn niet speciaal, we zijn niet verdeeld. We zijn allemaal hetzelfde.
Dat zijn de dromen die zeggen dat we niet afgescheiden zijn van elkaar. Dat we niet verschillend zijn, we zijn niet speciaal, we zijn niet verdeeld. We zijn allemaal hetzelfde.
Het is dat principe van gelijkheid die het gezonde denken
terugbrengt naar onze krankzinnige denkgeesten. Het is het begrijpen dat we op
het niveau van de denkgeest allemaal hetzelfde zijn, die alle lijden geneest.
Ziekte en lijden zijn rechtstreeks afkomstig van het geloof van afscheiding.
Genezing en vrede komen rechtstreeks van de gelukkige droom van de herkenning
dat we niet afgescheiden zijn.
En door te leren dat ik niet afgescheiden ben van jou en
door dit uit te breiden en te veralgemenen dat ik van niemand afgescheiden ben,
ontwaak ik uiteindelijk zelf uit de gelukkige droom van gelijkheid en word ik
mij er bewust van dat ik nooit afgescheiden ben geweest van mijn Bron. Ik ben inderdaad
zoals God mij heeft geschapen, het idee van de Zoon van God die ik ben als
Christus die nooit zijn Oorsprong in de Hemel heeft verlaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten