Deze morgen bespreken we datgene waar de Cursus naar
verwijst als ‘de rots waar verlossing op rust’. Er is een paragraaf genaamd ‘de
rots der verlossing’ (T25.VII). En de rots waar verlossing op rust is de
gedachte dat er niemand verliest en dat iedereen wint. Met andere woorden het
is het antwoord van de Cursus op het geloof van het ego in offeren wat het
geloof is in ‘de een of de ander’.
Wanneer ik vrede wil hebben dan moet ik iemand anders overtreffen. Wanneer ik mijn onschuld en zondeloosheid wil aantonen dan moet er van iemand anders bewezen worden dat hij schuldig is. Het is dus altijd ‘de een of de ander’.
En de oorsprong van deze gedachte (die werkelijk de kern vormt van het denksysteem van iedereen en daarom ook de kern is van de wereld waarin we leven) is het geloof bij het begin wanneer de afscheiding van God plaatsvond en dat is het wezenlijke of het oorspronkelijke van ‘de een of de ander’.
Wanneer ik vrede wil hebben dan moet ik iemand anders overtreffen. Wanneer ik mijn onschuld en zondeloosheid wil aantonen dan moet er van iemand anders bewezen worden dat hij schuldig is. Het is dus altijd ‘de een of de ander’.
En de oorsprong van deze gedachte (die werkelijk de kern vormt van het denksysteem van iedereen en daarom ook de kern is van de wereld waarin we leven) is het geloof bij het begin wanneer de afscheiding van God plaatsvond en dat is het wezenlijke of het oorspronkelijke van ‘de een of de ander’.
Ofwel is de Eenheid van God de waarheid en de werkelijkheid
ofwel is mijn speciaalheid, individualiteit en afscheiding de werkelijkheid,
maar dat beide waar zouden zijn is onmogelijk. Dit zijn twee elkaar totaal
uitsluitende gedachten. Eenheid betekent dat er geen afscheiding kan zijn en
afscheiding wil zeggen dat er geen eenheid kan zijn, het is ‘het een of het
ander’.
Ofwel is God de Schepper van wie ik ben ofwel ben ikzelf de maker van wie ik ben, het is ‘de een of de ander’.
En wanneer ik besta, zoals we allemaal geloven dat dit zo is, dan betekent dit dat God, Die gedefinieerd kan worden als deze levende en liefhebbende Eenheid, niet langer kan bestaan. En gezien dit de basis vormt voor het denksysteem die het ontstaan gaf aan het ego en de basis van het denksysteem dat de wereld heeft gemaakt (het is de basis van het denksysteem dat uitgesplitst werd in ieder en elk afgescheiden of schijnbaar afgescheiden fragment van het Zoonschap) bevat dit in zich het basisgeloof van het ego van ‘de een of de ander’.
Ofwel is God de Schepper van wie ik ben ofwel ben ikzelf de maker van wie ik ben, het is ‘de een of de ander’.
En wanneer ik besta, zoals we allemaal geloven dat dit zo is, dan betekent dit dat God, Die gedefinieerd kan worden als deze levende en liefhebbende Eenheid, niet langer kan bestaan. En gezien dit de basis vormt voor het denksysteem die het ontstaan gaf aan het ego en de basis van het denksysteem dat de wereld heeft gemaakt (het is de basis van het denksysteem dat uitgesplitst werd in ieder en elk afgescheiden of schijnbaar afgescheiden fragment van het Zoonschap) bevat dit in zich het basisgeloof van het ego van ‘de een of de ander’.
Maar we hebben allemaal evengoed een juist gericht denken en
dit juist gericht denksysteem is gesteund op het principe van ‘allemaal of
helemaal niemand’.
Dit zijn dus de twee principes die in eerste instantie het
onjuiste en juist gerichte denken van iedereen typeren, ‘de een of de ander’
ofwel ‘allemaal of helemaal niemand’ en dit brengt ons nu terug naar ‘de rots
waarop verlossing rust’.
De enige manier waarop we werkelijk verlost kunnen worden
van ons geloof in de werkelijkheid van de afscheiding en ons geloof in de
werkelijkheid en de rechtvaardiging van onze schuld is door het herkennen dat
de afscheiding nooit is gebeurd, dat we nog steeds deel uitmaken van de levende
en liefdevolle Eenheid van God en dit principe van eenheid wordt hier, binnen
de illusie of binnen onze afscheidingsdroom, weerspiegelt in het feit dat we
allemaal hetzelfde zijn. Wanneer er dus één iemand verliest, verliest iedereen.
Wanneer één iemand wint, winnen we allemaal en hier bestaat geen enkele
uitzondering op.
Een tijdje geleden gaf ik hier in ons centrum een workshop
met de titel ‘De twee woorden voor verlossing’ en die twee woorden voor
verlossing die ik in die workshop besproken heb zijn ‘zonder uitzondering’. We
vergeven, zonder uitzondering, alle mensen. We laten de liefde van God of van
Jezus door ons uitbreiden zonder één uitzondering en kijken dan hoezeer we toch
uitsluiten. ‘Ik hou van sommige mensen, maar niet van alle mensen.’ ‘Ik hou van
bijna alle mensen, maar niet van iedereen’.
‘Ik hou van iedereen op kantoor.’ ‘Ik heb respect voor de leden van mijn
familie, maar niet voor iedereen.’ Er is altijd wel iets dat ik wil uitsluiten.
‘Ik heb respect voor deze bekende figuren, maar niet voor deze bekende mensen’
of ‘ik hou vandaag van deze persoon, maar ik weet nog niet of ik die persoon
morgen ook nog graag zal zien.’ We sluiten altijd op verschillende manieren uit
en we doen dit omdat dit ons geloof in de werkelijkheid van het principe van
‘de een of de ander’ versterkt en wanneer dit principe behouden blijft dan
betekent dit dat mijn individueel, speciaal en unieke zelf ook behouden blijft.
We vechten dus letterlijk voor onze overleving.
De rots waar verlossing dus op rust, dat niemand verliest en
iedereen wint, betekent het einde van de rots van het ego omdat de rots waar de
verlossing voor het ego op rust is dat mijn geluk en mijn vrede, mijn
verlossing dus, er is wanneer dit ten koste gaat van iemand anders, van ‘de een
of de ander’.
Wanneer ik het dus oprecht meen om deze Cursus te leven en
de principes ervan in praktijk wil brengen dan moet ik mij tijdens de
toepassing ervan bewust zijn hoezeer ik wil uitsluiten en moet ik bereid zijn
om Jezus of de Heilige Geest om hulp te vragen, wat inhoudt dat ik naar de
schijnbare zonde kijk (die een heropvoering is van de oorspronkelijke zonde,
nl. het geloof dat ik mij van God kan afscheiden en hierbij, ten koste van Hem,
mijn eigen werkelijkheid bevestig) en te zien hoezeer ik dit telkens en telkens
weer in mijn dagelijkse leven uitspeel. En hem om hulp vragen om hiernaar te
kijken zonder enig oordeel en te herkennen dat dit van mij geen zondaar maakt,
maar dat ik alleen maar bang ben. En wanneer ik zonder oordeel naar die angst
kan kijken dan kan ik het loslaten en wat dan overblijft is wat de Cursus het
Verzoeningsprincipe noemt, wat inhoudt dat de afscheiding van God nooit is
gebeurd.
En binnen dit principe ben ik nu vrij om alle mensen te omarmen en dat is ‘de rots waar verlossing op rust.’
En binnen dit principe ben ik nu vrij om alle mensen te omarmen en dat is ‘de rots waar verlossing op rust.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten