dinsdag 2 juni 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 47 - Wat heeft dit te maken met mij?





Het onderwerp voor deze morgen is ‘wat heeft dit met mij te maken?’, wat een andere manier is om te zeggen dat we, wat andere mensen doen of over ons zeggen, niet persoonlijk moeten opnemen. Dit spreekt al onze ervaringen in deze wereld tegen waarin het duidelijk lijkt dat wat andere mensen doen wel degelijk effect op ons heeft.

In de tekst is er een regel waar Jezus zegt: ‘Zijn gedachten gevaarlijk? Voor lichamen wel!’ En het staat vast dat onze lichamen, fysiek en psychisch, duidelijk geraakt worden door wat andere mensen doen. Maar het doel van deze Cursus is om ons te helpen herinneren dat we niet een lichaam zijn, maar denkgeest. We zijn niet de figuren in de droom, we zijn de dromer. Hierin ligt onze verlossing. Omdat het enige wat ons kan verlossen van de wereld van schijnbare werkelijkheid van het denksysteem van het ego van schuld, angst en straf is door terug te keren naar het keuzemakende deel in onze denkgeest en een andere keuze te maken. Wanneer we echter geloven dat er iets buiten ons, ons kan raken dan zeggen we hiermee dat het denksysteem van het ego de waarheid is en dat het denksysteem van de Heilige Geest een leugen is.

Iets niet persoonlijk nemen betekent niet dat we ontkennen wat iemand gedaan heeft. Het betekent niet dat wij de gevolgen voor ons lichaam of de lichamen van iemand anders ontkennen. Wat het wel wil zeggen is, wat je ook doet, dit heeft geen enkele macht om de liefde en de vrede van God van mij af te nemen.

In het Handboek voor Leraren zegt de Cursus ons om ons te herinneren dat we nooit boos worden omwille van een feit. We worden boos op een interpretatie van een feit. In de wereld van de waarneming kan het inderdaad zo zijn dat jij mij aangevallen hebt, dat jij mij psychisch geraakt hebt, dat je iets gezegd hebt wat niet zo vriendelijk was, dat je mensen waar ik van hou gekwetst hebt. En in de wereld van de waarneming is dit een feit. De interpretatie door het ego van dit feit is wat jij gedaan hebt, heb je mij aangedaan. De interpretatie van de Heilige Geest, of de interpretatie van het juist gerichte denken, is datgene wat jij gedaan hebt heeft mogelijk mijn lichaam of de lichamen van degenen van wie ik hou geraakt, maar heeft geen enkel effect op mijn denkgeest. Want het is inderdaad zo dat niets van buiten uit een gevolg kan hebben op mijn denkgeest.

Les 70 in het werkboek maakt, in het begin van de les, deze kwestie heel, heel duidelijk,, waarbij hij zegt dat er niets van buiten ons, ons gelukkig kan maken, niets van buiten ons kan ons ongelukkig maken. De schuld is er niet omwille van wat andere mensen doen, komt niet voort uit onze opvoeding, komt niet voort uit onze genen. Schuld of welke vorm van ontoereikendheid ook, komt voort uit de keuze die onze denkgeest maakt om te luisteren naar de leraar van schuld in plaats van naar de leraar van vergeving.

Wanneer ik mij dus gedurende mijn dag bewust wordt dat ik reageer op andere mensen en hen verantwoordelijk stel voor wat ik voel, dan is het nodig dat ik mij herinner wat dit met mij te maken heeft. Het is mogelijk dat dit als een lichaam, als een individueel persoon, met mij te maken heeft. Het heeft echter niets te maken met mij als een denkgeest. En dit vraagt veel oefening. Dit vraagt telkens opnieuw en opnieuw om veel te oefenen, veel ijver, grote waakzaamheid om te observeren hoe ons gedrag onze keuzes in de denkgeest nabootst. Maar het is enkel door de dagelijkse praktijk dat we echt kunnen leren dat dit niets te maken heeft met mij.

Uiteindelijke, gezien ideeën hun bron niet verlaten is er geen uiterlijke wereld, zoals duidelijk wordt gesteld in les 132. Wanneer er dus geen uiterlijke wereld is, wanneer er buiten geen mensen zijn, er slechts figuren in mijn droom zijn, hoe zouden zij dan enig effect op mij kunnen hebben. Niet meer dan wanneer ik ’s nachts slaap en droom dan hebben ook de figuren in mijn droom geen enkel effect op de persoon die in bed ligt te slapen. Het kan wel een effect hebben op wat ik tijdens mijn droom voel, maar geen enkel effect op mij terwijl ik in bed lig. Het heeft geen effect op mijn persoon, op mijn lichaam tenzij, wanneer ik wakker wordt voor de droom kies en dat de betekenis van de droom effect heeft op mij. Maar die macht, dat effect komt niet van de droom, die macht komt van mijn eigen denkgeest.
Op het einde van hoofdstuk 27 is er een regel die hier rechtstreeks toepasbaar op is en waar Jezus zegt: ‘Laat hen …’ - en die ‘hen’ kan gelijk wie in de wereld zijn, gelijk wie in onze droom. ‘Laat hen, hoe hatelijk en kwaadaardig zij ook zijn, geen enkel effect hebben op mij … op jou, tenzij je nalaat te herkennen dat dit jouw droom is.’ Het is mijn droom van schuld die dan geprojecteerd wordt en waarmee gesteld wordt dat ik niet de schuldige zondaar ben, iemand anders is dit.

Het is die droom en die behoefte dat de uiterlijke droom of mijn wereldse droom waar zou zijn. Het is die behoefte die de oorzaak vormt dat ik geloof dat mensen mij iets aangedaan hebben. Dat zij mijn vrede van mij hebben afgenomen, dat zij mijn liefde hebben vernietigd, dat zij mijn onschuld hebben gestolen. Dat is de leugen. Zij hebben niets van dit alles gedaan. Het is mijn droom.

Het maakt dus niet uit wat je lichaam doet, je hebt nog steeds de macht om te kiezen in vrede te zijn. Het maakt niet uit wat je lichaam doet, je hebt nog steeds de macht om te kiezen om boos te zijn. Met andere woorden wat jouw lichaam doet is onbeduidend voor de toestand van je denken. En de toestand van mijn denken is enkel afhankelijk van de keuze die mijn keuzemaker maakt om te luisteren naar de stem die mij zegt dat ik een onschuldig slachtoffer ben, die het feit ontkent dat ik een schuldige zondaar ben en boosdoener. Of te luisteren naar de stem die zegt: ‘dit heeft niets te maken met jou. Je blijft zoals God je heeft geschapen. En niets van datgene wat het ego je ooit heeft geleerd kan dit fundamentele feit veranderen. Je blijft zoals God je heeft geschapen.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten