
(1:1-2:2) Het idee
voor vandaag is vanzelfsprekend een voortzetting en uitbreiding van het vorige.
Ditmaal zijn er echter, naast de toepassing van het idee wanneer bijzondere
situaties optreden, speciale perioden van gedachteonderzoek vereist. Vijf
oefenperioden van elk een volle minuut worden dringend aangeraden.
Begin de
oefenperioden met het idee voor jezelf te herhalen. Sluit dan je ogen en
onderzoek je denkgeest zorgvuldig op voorbije, huidige of verwachte situaties
die je kwaad maken.
Dit is het gedachteonderzoek waar reeds over gesproken werd.
Jezus wil nu dat we ons specifiek focussen op boosheid. Het probleem is dat we
op het moment dat we boos zijn we niet zomaar besluiten om die dingen anders te
gaan zien omdat onze boosheid zegt: ‘Ik ben vastbesloten de dingen te zien
zoals ik ze altijd heb gezien. Mijn waarneming is de juiste en die van Jezus is
verkeerd en ik wil dit kunnen bewijzen.’
Jezus helpt ons om ons te realiseren dat we vooraleer we
zeggen dat we vastbesloten zijn de dingen anders te zien, we eerst onze
gedachten moeten doorzien en dus in de eerste plaats ermee in contact moeten komen.
Met andere woorden, visie kan enkel
komen wanneer we onze boze gedachten ongedaan maken door onze verkeerde keuze
voor het ego te corrigeren. Nee
zeggen tegen het ego is de manier om inzicht te krijgen.
(2:3-5) De kwaadheid
kan iedere vorm van reactie aannemen, variƫrend van lichte irritatie tot
razernij aan toe. De hevigheidsgraad van de emotie die je ervaart doet niet ter
zake. Je zult je er steeds meer van bewust worden dat een lichte krimp van
ergernis niets anders is dan een sluier over intense woede.

(3:1-2) Probeer
daarom tijdens de oefenperioden de ‘kleine’ gedachten van kwaadheid niet aan je
aandacht te laten ontsnappen. Onthoud dat je niet werkelijk inziet wat jou
kwaad maakt en dat niets wat je in dit verband gelooft, enige betekenis heeft.
We denken dat wat ons boos maakt komt door wat mensen doen
of weigeren te doen, maar de echte reden waarom we boos worden is de behoefte
om onze verantwoordelijkheid voor de afscheiding te projecteren:
Woede houdt altijd de projectie
van afscheiding in, waarvoor men de verantwoordelijkheid uiteindelijk zelf moet
aanvaarden, in plaats van de schuld op anderen af te schuiven. (T. 6. Inl. 1:2)
Het is echter zo dat we dit niet willen herkennen. We hebben
zo’n behoefte om uit te roepen: ‘Ik ben niet schuldig aan de zonde voor de
moord op God en voor het verraad aan Zijn Liefde. Iemand anders is dat.’
Wanneer ik dat buiten mij zie – omdat ik het daar geplaatst heb – geloof ik dat
ik het recht heb om boos te zijn; een handige truc waar we allemaal bijzonder
goed in zijn. Het doet er niet toe of ik razend ben of slechts een lichte vorm
van irritatie voel, ik zeg hoe dan ook dat mijn welzijn afhankelijk is van
iemand of iets buiten mijzelf. Bij gebrek aan een speciaal voorwerp word ik
boos, maar de fout ligt niet bij mij.
(3:3-5) Je zult
waarschijnlijk geneigd zijn langer bij sommige situaties of personen te blijven
stilstaan dan bij andere, om de drogreden dat ze meer ‘evident’ zijn. Dit is
niet zo. Het is alleen een voorbeeld van de overtuiging dat sommige vormen van
aanval meer gerechtvaardigd zijn dan andere.

De rest van deze les herhaalt instructies die we reeds
eerder gezien hebben.
(4-5) Onderzoek je
denkgeest op al de vormen waarin aanvalsgedachten zich voordoen, en houd ze elk
even in je aandacht vast, terwijl je jezelf zegt:
Ik ben vastbesloten ………. [naam van de persoon] anders te zien.
Ik ben vastbesloten ………. [duid de situatie nader aan] anders te zien.
Ik ben vastbesloten ………. [duid de situatie nader aan] anders te zien.
Probeer zo specifiek
mogelijk te zijn. Zo kun je bijvoorbeeld je kwaadheid op een bepaalde
eigenschap van een bepaald persoon concentreren en geloven dat je kwaadheid tot
dit aspect beperkt blijft. Als je waarneming lijdt aan dit soort vervorming,
zeg dan:
Ik ben vastbesloten ………. [duid de eigenschap nader aan] in ………. [naam
van de persoon] anders te zien.
De sleutel hier is om zo specifiek mogelijk te zijn.
De verleiding zal er in bestaan om deze specifieke vormen die ons van streek
maken te bagatelliseren door – onbewust - te proberen deze te ontkennen waardoor
we de werkelijke bron ervan ontkennen.
Het ego krijgt ons dus twee keer: eerst door ons te leren
dat we onze schuld moeten ontkennen en ten tweede door het ontkennen van deze
specifieke woedeverdediging. Dit is het dubbele schild van vergetelheid waar
Jezus het in les 136 over heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten