woensdag 21 februari 2018

Les 23 - Ik kan ontsnappen aan de wereld die ik zie door aanvalsgedachten op te geven. – deel 3


(4:6) Want je zult ze niet alleen maken.

Hiermee wordt de eenheid van de denkgeest bedoeld en heeft niets met het fysieke te maken. Wanneer we ervoor kiezen ons met Jezus te vereenzelvigen kiezen we een duidelijke keuze voor eenheid en niet meer voor de afscheiding. Dat is de betekenis van ‘met Jezus zijn’. Als hij de Christus is, omdat hij de Zoon is van God en ik mij in een heilig ogenblik bij hem voeg, dan ben ik ook de Christus, samen met iedereen.

Wanneer wij kiezen voor het onheilig ogenblik, gezien ook in het egodenksysteem iedereen één is met mij, zenden wij de boodschap uit dat wij gelijk hebben en God verkeerd is. Dat wij gelijk hebben in ons geloof van afgescheidenheid; dat we gelijk hebben wanneer we ons oneerlijk behandeld voelen, we hebben gelijk wanneer we boos zijn op de ander … .

In de tekst heeft Jezus het erover dat visie of oordeel onze keuze is (T. 20. V. 4:7). Visie ziet ons allemaal als één een weerspiegelt het delen van een en hetzelfde doel. Oordeel ziet de schuld voor de zonde van het doden van God zodat wij zouden kunnen bestaan en omwille van deze schuld proberen wij voortdurend de ander teniet te doen volgens het principe van het ego van of ik of de ander. We hebben dus de kracht om of de beslissing voor het ego te versterken of elkaar eraan te herinneren dat er een andere keuze kan gemaakt worden.

Alinea 5 geeft de basis weer voor de drie stappen van vergeving.

(5:1-2) Het idee voor vandaag introduceert de gedachte dat je niet gevangen zit in de wereld die jij ziet, omdat de oorzaak ervan kan worden veranderd. Deze verandering vereist eerst dat de oorzaak herkend wordt en daarna losgelaten, zodat die kan worden vervangen.

De oorzaak benoemen is herkennen dat het probleem niet iets is dat van de wereld is, mijn verwarring wordt niet veroorzaakt door wat mijn lichaam of het lichaam van iemand anders mij wel of niet aandoet. De oorzaak blijft een keuze die mijn denkgeest gemaakt heeft. Dat is de eerste stap voor vergeving.

Het loslaten – de tweede stap – betekent Jezus om hulp vragen om anders te kijken naar mijn gedachten van schuld en aanval. Ik realiseer me dat wanneer mijn aanval op jou een projectie is die ik gemaakt heb, dan moet de aanval op mezelf ook iets zijn dat ik verzonnen heb, dat ik gemaakt heb – ik blijf zoals God mij heeft geschapen; wie ik ben als Zoon van God is niet veranderd. Loslaten brengt dus met zich mee dat ik naar mijn schuld kijk met de liefde van Jezus naast me.

De derde stap is dan wanneer ik Jezus vraag om mij te helpen te kijken naar mijn schuld, in dat ogenblik doet zijn stralend en vergevend licht de oorzaak van de schuld verdwijnen. Het is enkel mijn verantwoordelijkheid om mijn schuld naar hem te brengen, de betekenis van het aanvaarden van de Verzoening voor mijzelf. (T. 2. V. 5:1).

Om kort deze drie stappen samen te vatten
1) ik breng de schuld die ik op jou geprojecteerd heb terug naar mijn denkgeest;
2) door samen met Jezus te kijken breng ik de schuld, die in mijn denkgeest is, naar hem; in welk ogenblik
3) de schuld verdwijnt omdat ik de liefde en het licht aanvaard die altijd aanwezig is, maar verborgen was onder de duisternis van mijn schuld en geprojecteerd werd via mijn aanvalsgedachten.

(5:3-6) Bij de eerste twee stappen in dit proces is jouw medewerking vereist. Bij de laatste niet. Jouw beelden zijn al vervangen. Door de eerste twee stappen te zetten zal je zien dat dit zo is.

Onze taak is dat ‘beetje bereidwillig zijn’ om onze egogedachte naar Jezus te brengen; de gedachten die we naar buiten geprojecteerd hebben, de gedachte waarmee we de wereld en onszelf gemaakt hebben.

Alles waarin we geloven is reeds voorbij, zoals staat in de regel die ik eerder heb vermeld: ‘6Deze wereld was lang geleden al voorbij.’ (T. 28. I. 1:6). Het is slechts ons geloof dat er hier een wereld is en waarom Jezus het woord hallucinatie gebruikt om deze te beschrijven (T. 20. VIII. 7-8). We beginnen ons bewust te worden van de waarheid van het Verzoeningsprincipe door onze gedachten over dat waar we zeker van waren dat het echt was, te veranderen: dat er een wereld daarbuiten is waarvan wij en anderen de dupe van zijn.

(6:1-2) Naast het gebruik van het idee van deze dag telkens wanneer de behoefte zich voordoet, zijn er vandaag nog vijf oefenperioden voor de toepassing ervan nodig. Herhaal het idee, terwijl je om je heen kijkt, eerst langzaam voor jezelf, sluit dan je ogen en besteed er ongeveer een minuut aan om in je denkgeest te zoeken naar zoveel aanvalgedachten als maar in je opkomen.

Je denken onderzoeken is een belangrijk onderwerp in Een Cursus in Wonderen. Als een student van het werkboek en van de Cursus leren we de tot nu toe verborgen aanvalsgedachten te zien.

(6:3-5) Zeg bij elke die zich in je denkgeest aandient:
Ik kan ontsnappen aan de wereld die ik zie door aanvalgedachten over _________ op te geven.
Houd, terwijl je dit zegt, elke aanvalgedachte even in je aandacht vast en zet die gedachte dan van je af en ga verder met de volgende.

Deze instructies geven het belangrijke proces weer om de duisternis van onze illusies naar het licht van de waarheid te brengen.

(7) Zorg er bij de oefenperioden voor dat je daarin zowel je gedachten waarin je aanvalt als de gedachten waarin je wordt aangevallen betrekt. Hun gevolgen zijn precies hetzelfde, omdat ze zelf precies hetzelfde zijn. Dit zie je nu nog niet in en jou wordt op dit moment slechts gevraagd ze in de oefenperioden van vandaag als gelijk te behandelen. We verkeren nog pas in het stadium waarin wordt vastgesteld wat de oorzaak is van de wereld die jij ziet. Wanneer je uiteindelijk gaat inzien dat gedachten van aanvallen en van aangevallen worden niet van elkaar verschillen, zal je gereed zijn om de oorzaak los te laten.

Er is geen verschil tussen het slachtoffer zijn of de aanvaller. Aanval is aanval is aanval. En Jezus herhaalt dat hij van ons niet verwacht dat wij dit begrijpen, er ons mee vereenzelvigen of erin geloven, maar hij vraagt ons om het in praktijk te brengen en hij zegt ons precies hoe we dit moeten doen.

Terwijl we leren dat er geen verschil is tussen zelfaanval (schuld) en aanval, realiseren we ons dat een slachtoffer zijn de meest kwaadaardige vorm van aanval is die mogelijk is. Wanneer we onszelf als slachtoffer zien is het duidelijk dat iemand anders hiervoor de prijs moet betalen als straf voor onze zonde. Het is het lijden van het slachtoffer dat met een beschuldigende vinger naar de ander wijst (zie bv. T. 27. I.1-4). De investering, onszelf te zien als een slachtoffer, opgeven is de moeilijkst op te geven illusie, ons werkelijk bestaan is gesteund op het idee dat we slachtoffers zijn. Dat wij er niet voor gekozen hebben om hier in deze wereld te zijn – het zijn onze ouders die ons hier gebracht hebben; wij kozen er niet voor om onze lichamen te hebben, onze persoonlijkheden of problemen, het waren onze genen of onze omgeving die de bepalende factoren waren. Dat is wat we geloven.

Het is heel moeilijk om te accepteren dat we moeten spreken over een aanval wanneer we onszelf zien als overgeleverd aan de genade van krachten waarover we geen controle hebben. Dit is de betekenis van deze les. En nogmaals, Jezus vraagt ons niet dat we dit nu al kunnen accepteren, maar hij vraagt ons dat we zijn woorden zouden horen en zouden proberen om hem te begrijpen en ook al zitten we nog maar in de beginfase van onze training toch ook onze gedachten van slachtofferschap mee te nemen in onze oefenperiodes.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten