(4) Deze gedachten betekenen niets. (4)
(4:2) De gedachten
waarvan ik mij bewust ben, betekenen niets omdat ik probeer te denken zonder
God.
Dit is de basisregel. God wordt vertegenwoordigd door de
Heilige Geest, Jezus of de gedachten van deze lessen. Wanneer we niet in
harmonie zijn met deze gedachten, d.w.z. wanneer we blijven vasthouden aan onze
grieven, aanvalsgedachten of gelijk welke speciale behoefte in welke vorm dan
ook, dan denken we zonder God.
(4:3) Wat ik ‘mijn’
gedachten noem, zijn niet mijn werkelijke gedachten.
Jezus wil dat we leren dat telkens we spreken van ‘dit is
van mij’ of ‘dit ben ik’ en telkens we spreken van ‘mijn’ gedachten,
waarnemingen of lichaam, alles wat er op volgt verkeerd is gezien het gesteund
is op afscheiding en speciaalheid. Aan het begin van het ‘zijn’ zei het ego
tegen God: ‘Dit is van mij. Dit is mijn zelf, niet dat van jou. Ik maak niet
langer deel uit van jou en ik heb gelijk!’ En deze houding is verkeerd want het
Zoonschap van God is een.
(4:4-5) Mijn
werkelijke gedachten zijn de gedachten die ik denk met God. Ik ben ze me niet
bewust, omdat ik mijn gedachten hun plaats heb laten innemen.
Jezus zegt ons herhaaldelijk dat wij onze eigen gedachten
gemaakt hebben om de gedachten die we denken met God te vervangen en we hebben
dit gedaan omdat we een ‘Ik’ willen zijn. We koesteren de eerste persoon
enkelvoud en het eerste bezittelijk naamwoord. Het is niet het ‘onze’ zegt het
ego ons, maar ‘het mijne’.
(4:6-8) Ik ben bereid
te erkennen dat mijn gedachten niets betekenen en bereid ze los te laten. Ik
besluit ze te laten vervangen door wat zíj vervangen wilden. Mijn gedachten
zijn zonder betekenis, maar heel de schepping is aanwezig in de gedachten die
ik denk met God.
(5) Ik voel nooit onvrede om de reden die ik
denk. (5)
Jezus herinnert er ons hier weer aan dat we een keuze hebben
en hij moedigt ons aan om onze gedachten te laten vervangen door de Gedachten
van God.
(5:2) Ik voel nooit
onvrede om de reden die ik denk omdat ik voortdurend mijn gedachten probeer te
rechtvaardigen.
Eens we de beslissing genomen hebben om een individueel en
een enkelvoudig persoon te zijn moeten we voortdurend dit bestaan proberen
rechtvaardigen. Het is niet mijn fout en ik probeer zoveel mogelijk mensen
bijeen te krijgen die de waarneming van mezelf als slachtoffer bevestigen. En
dit is nooit moeilijk te verwezenlijken omdat de uitgestrektheid van de wereld
een bijna oneindig aantal voorwerpen voor onze projecties levert. We doen dit
allemaal en zorgen er daarbij voor dat we blijven bestaan als afgescheiden
individuen maar dat het de anderen zijn die verantwoordelijk blijven voor de
zonde.
(5:3-7) Voortdurend
probeer ik ze waar te maken. Ik maak alles tot vijand, zodat mijn kwaadheid
gerechtvaardigd is en mijn aanvallen gewettigd zijn. Ik besefte niet hoezeer ik
alles wat ik zie heb misbruikt door het deze rol te verlenen. Ik deed dit om
een denksysteem te verdedigen dat mij heeft geschaad en dat ik niet langer wil.
Ik ben bereid het los te laten.
Jezus legt hier de woorden in onze mond: besluiten dat we
blij zijn dat we verkeerd zijn en ons realiseren dat er iets in ons is dat wel juist
is. Dit houdt in dat wij onze angsten, oordelen en arrogantie, onze toewijding
voor onze speciaalheid en uiteindelijk onze individualiteit, helemaal loslaten.
We trekken ons terug van onze investering anderen te gebruiken om onze
geprojecteerde verdediging te bekrachtigen door hen ofwel te rangschikken onder
speciale liefde of speciale haat - dingen waar we ons lijken bij aan te sluiten
of van wie we afgescheiden lijken te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten