We gaan nu terug naar les 155, een belangrijke les waar ik
vaak naar verwijs en dan in het bijzonder naar de openingsalinea. Die alinea, maar
in feite ook de hele les, waarschuwt ons voor de gekende valstrik van het ego
om als heilig over te komen en het feit dat iedereen weet hoe prachtig we
geëvolueerd zijn als leraar van God. Een verwarring tussen vorm en
inhoud.
Er is een manier om in de wereld te leven die niet van deze wereld is, ook al lijkt ze dat wel te zijn. Je verandert niet van uiterlijk, hoewel je vaker glimlacht. Je voorhoofd is sereen, je ogen staan rustig. En degenen die door de wereld gaan zoals jij herkennen hun gelijken. (Wd1. 155.1:1-4)
Je verandert niet van uiterlijk. Je gedraagt je niet anders, spreekt, kleedt of eet niet anders. Je lijkt inderdaad zoals iedereen lijkt. Het enige verschil - dat je vaker glimlacht - is omdat je vredig bent. Dit komt omdat je een stap achteruit doet en Hem de weg laat leiden. Jij leidt de weg niet, dat doet de Heilige Geest. Jij doet een stap achteruit en kijkt samen met Hem naar je ego, neemt het niet langer serieus en geeft het niet langer de macht om jou te raken. Dit tilt jouw last van schuld en pijn op en laat je enkel achter met een milde glimlach. Nu schuld verdwenen is, is het enige wat er in de denkgeest nog overblijft de liefde van Jezus en het is deze liefde die nu via jou stroomt. Weten dat je niets anders hoeft te doen opdat die liefde door jou zou kunnen stromen is essentieel. Jouw taak is eenvoudig om een stap achteruit te zetten en te kijken naar de inmenging van je ego. En Hij doet de rest.
Een thema dat steeds terugkeert, zowel in de tekst maar vaker in het werkboek, is dat Jezus, de Heilige Geest en Christus ons lichaam nodig hebben. Dit wordt onder andere uitgedrukt in les 154: Ik ben een van de dienaren van God:
We oefenen erin Hem (de Heilige Geest) te geven wat Hij graag wil, opdat wij Zijn gaven aan ons mogen herkennen. Hij heeft onze stem nodig, opdat Hij via ons kan spreken. Hij heeft onze handen nodig, om Zijn boodschappen vast te houden en ze naar hen te brengen die Hij aanwijst. Hij heeft onze voeten nodig, om ons te brengen waar Hij wil, opdat zij die wachten in ellende eindelijk mogen worden bevrijd. En Hij heeft onze wil nodig, verenigd met de Zijne, opdat we de ware ontvangers mogen zijn van de gaven die Hij schenkt. (Wd1.154.11)
Uitgezonderd van ‘wil’ wat verwijst naar de juist gerichte keuze, verwijst alles wat Jezus hier opnoemt naar ons lichaam: stem, handen en voeten.
Een andere manier waarbij dit thema wordt uitgedrukt komt voor in de inleiding van de vijfde herhaling waar Jezus zegt:
Laat deze herhaling dan jouw geschenk zijn aan mij. Want dit alleen heb ik nodig: dat jij de woorden zult horen die ik spreek en ze aan de wereld geeft. Jij bent mijn stem, mijn ogen, mijn voeten, mijn handen, waarmee ik de wereld verlos. (Wd1. Herh. V.9:1-3)
Nog een andere verwijzing vind je in de laatste alinea van de samenvatting ‘Wat is de wederkomst?’ in deel 2 van het werkboek, waar de wederkomst het onderwerp vormt:
Bid dat de Wederkomst spoedig mag zijn, maar laat het daar niet bij. Ze heeft jouw ogen en oren en handen en voeten nodig. Ze heeft jouw stem nodig. En bovenal behoeft ze jouw bereidwilligheid. (Wd2. 9. 5:1-4)
De wederkomst is de term die de Cursus gebruikt voor het einde van de Verzoening, het uiteindelijke ontwaken van de Zoon waarin het verdeelde Zoonschap herenigd wordt. De passages maken het duidelijk dat de wederkomst (of de Heilige Geest) niet alleen ons lichaam nodig heeft, maar ook onze bereidwilligheid die een weerspiegeling vormt van de verschuiving, in de denkgeest, van de identificatie met het ego naar de identificatie met de Heilige Geest.
Je vindt in de Cursus veel verwijzingen van deze aard terug. We moeten begrijpen dat Jezus
niets tegen het lichaam heeft en ook al zegt hij ons dat er geen wereld is, slechts een geloof in een wereld, hij veroordeelt haar niet.
Hij maakt gebruik van de wereld omdat wij in geloven dat er een wereld bestaat en verschuift het doel
ervan naar een leerschool die hij gebruikt om zijn
boodschap te verkondigen.
Hij had bijvoorbeeld ook het lichaam van Helen nodig om deze boodschap vorm te kunnen geven. Hij had de keuze van haar denkgeest nodig zodat zijn liefde via haar lichaam kon stromen en zij zijn woorden kon neerschrijven. De bron of de inhoud van de Cursus is abstract. De woorden geven er vorm aan.
Wat Helen heilig maakte was niet dat zij Een Cursus in Wonderen heeft neergeschreven, maar dat zij bereid was om zich met Jezus te verbinden. Diezelfde heiligheid is in iedereen. Daarom is het ook zo dat wanneer men zou proberen Helen op een troon te zetten omdat zij dit ‘heilige werk’ heeft gedaan, zij duidelijk tegen iedereen zou zeggen dat zij precies hetzelfde kunnen doen.
Deze gedachte van bereidwilligheid is een belangrijk thema in de Cursus, vooral in de tekst waar staat ‘een klein beetje bereidwilligheid’ (T. 18. IV). We hebben dat klein beetje bereidwilligheid nodig om de hand van het ego los te laten om in plaats hiervan de hand van Jezus te nemen. Dit wil zeggen: kijken naar ons ego en het niet serieus nemen. Door dit laatste te doen identificeren we ons uitsluitend met de Liefde van God waarvan we weten dat we die Liefde zijn. Op die manier zal die Liefde automatisch via ons komen en zich in de wereld manifesteren.
De wereld en haar beelden zijn niets meer dan een projectie of een uitbreiding van wat in onze denkgeest is. Wanneer het een gedachte van liefde is die in onze denkgeest is dan zal alles wat we doen en zeggen een manifestatie zijn van die liefde.
Zoals eerder reeds opgemerkt is dit waarom Jezus de manifestatie is van de Heilige Geest (VvT. 6.1:1). Wanneer hij hier op de aarde was, was hij zoals iedereen in een lichaam. Wat echter via hem kwam en via zijn lichaam weerspiegeld werd was de stralende liefde van de Hemel. Dit is het wat hem anders maakte. Zijn denkgeest was volledig een met de Liefde van Christus en dus alles wat hij zei en deed weerspiegelde dit. De Heilige Geest maakte gebruik van de stem van Jezus, van zijn ogen, oren handen en voeten waardoor hij Zijn boodschap kon geven. De boodschap vandaag van Jezus is precies dezelfde en dus vraagt hij in de Cursus om zijn manifestatie te zijn. Gezien hij niet langer in een lichaam is en dus geen woorden spreekt heeft hij onze lichamen nodig – stemmen en woorden – waardoor zijn boodschap van de Liefde van God kan overgebracht worden, het Verzoeningsprincipe dat zegt dat de afscheiding van God nooit is gebeurd en dat we dus niet afgescheiden zijn van elkaar.
Zoals ik reeds zei zijn vele studenten gevoelig om de fout
te maken dat zij zich identificeren met de vorm: ‘Ik wil een heilig iemand
zijn. Wat van jou een leraar van de Cursus maakt is niet dat je kan herhalen
wat hij zegt door gewoon een aantal concepten te herhalen, maar de liefde
waarmee je onderwijst. Het is duidelijk dat jij dan niet de leraar bent omdat
het de liefde van Jezus is die via jou onderwezen wordt. Het idee is dat we niet ingenomen worden door de vorm, maar dat we ons zo veel mogelijk
identificeren met de liefde die onze ware identiteit is. Want nogmaals het is de
aanvaarding van deze liefde die van ons een leraar van God maakt.
(wordt vervolgd)
(wordt vervolgd)