Herhaling III – Inleiding
Ik wil nu graag een deel voorlezen uit de inleiding van
herhaling III, meer bepaald alinea’s 2 en 3 omdat zij sommige van de ideeën die
we besproken hebben, weerspiegelen:”
Natuurlijk begrijpen we dat het
voor jou onmogelijk zou kunnen zijn om wat hier als optimaal wordt aangegeven,
elke dag en elk uur van de dag te doen. Je wordt niet in je leerproces
belemmerd wanneer je een oefenperiode mist omdat die op de aangewezen tijd
onmogelijk blijkt. Het is evenmin nodig dat je jezelf in allerlei bochten
wringt om je achterstand in aantal weer in te halen. Rituelen zijn ons doel
niet, ze zouden onze bedoeling doorkruisen.
Maar je leerproces wordt wel
belemmerd wanneer jij een oefenperiode overslaat omdat je onwillig bent er de
tijd aan te besteden die je gevraagd wordt ervoor uit te trekken. Houd jezelf
hierin niet voor de gek. Onwil kan zich heel listig verborgen houden achter een
dekmantel van situaties die je niet in de hand hebt. Leer onderscheid te maken
tussen situaties die voor jouw oefening weinig geschikt zijn en situaties die
jij in het leven roept als camouflage voor je onwil. (Wd1. Herh. III.2; 3)
Jezus zegt ons hier opnieuw dat hij weet dat we niet in
staat zijn om precies datgene te doen wat hij zegt. Het zou kunnen zijn dat men
voor een jaar lang familie en baan achter zich laat zodat de oefenperiodes niet
gestoord worden door wereldse en onbenullige dingen waar men elke dag mee te
maken krijgt en daardoor denken dat men zo het werkboek op een perfecte manier
kan doorwerken. Wat men hierbij echter vergeet is dat het dagelijkse leven en de
verantwoordelijkheden de perfecte plek is, de volmaakte leerschool waarin de
dagelijkse vergevingslessen beoefend kunnen worden.
Het is belangrijk in gedachten te houden dat Jezus absoluut
geen interesse heeft in cijfers; hij telt niet op hoeveel keren we tekortschieten
in ons oefenen. Ook is het niet nodig om speciale tijdstippen vast te zetten om
het werkboek te doen of te zorgen voor een speciale omgeving. Herinner je onze
eerdere besprekingen dat dit geen cursus is in het traditionele mediteren. We
worden zelfs niet gevraagd onze aandacht op God te richten. We worden eerder
gevraagd om te leren hoe we de hele tijd aan God kunnen denken, wat inhoudt dat
we ons ten diepste bewust worden over hoe weinig we maar aan Hem denken of
zelfs maar willen aan denken. Het is nodig dat we ons bewust worden van deze
storingen en dit niet te veroordelen. Dit wordt dan het begin van het wegvallen
van oordelen.
Jaren geleden werkte ik met kloosterzusters die elke dag op
regelmatige tijdstippen gebedstijd hadden. En het gebeurde dat er dagen waren
dat er omwille van verantwoordelijkheden of dringende zaken zij hier niet
konden aan voldoen. Ze vertelden mij dat ze vlak voor het slapen gaan al de
gemiste gebedsmomenten probeerden in te halen. Wel dit is nu waar Jezus het
over heeft behalve dat hij het niet heeft over gebedsgetrouwe nonnen. Hij sluit
hen zeker ook niet uit want het is inderdaad zo dat sommige van zijn beste
vrienden nonnen zijn en zelfs ex-nonnen! Wat hij bedoelt is dat we niet moeten
inhalen waar we niet aan toe zijn gekomen alsof hij boven in de Hemel op de
uitkijk staat met een scorebord bij de hand. Hij vraagt ons alleen maar dat we
eerlijk zouden zijn met onszelf waarbij zijn oproep uit de tekst weergalmt:
‘Wees heel eerlijk met jezelf … wij mogen niets voor elkaar te verbergen
hebben.’ (T4. III. 8:2)
Bovendien vraagt hij ook om eerlijk te zijn tegenover hem:
‘Laat je niet misleiden door het feit dat je vaak een oefenperiode overslaat,
niet omdat je iets dringends moest doen die je tijd een aandacht opeist, maar
omdat je er geen zin in had om tijd met mij door te brengen. Wees hierin
eerlijk tegenover jezelf. Want natuurlijk wil je met mij geen tijd doorbrengen
omdat dit jouw ego zou buitensluiten. En gezien ik dit niet persoonlijk opneem
en er ook niet over oordeel, zou jij dat ook niet moeten doen.’ We moeten leren
onderscheid te maken of we de lessen werkelijk niet kunnen doen of dat we ze
gewoon niet willen doen en alleen maar doen alsof we het niet kunnen. De
bedoeling is om deze instructies algemeen te maken voor alle oefenperioden.
Nog een reden waarom het behulpzaam is voor ons om werkelijk
te aanvaarden dat Jezus en de Heilige Geest geen dingen doen in de wereld, noch
dat Zij enige interesse hebben in wat er in de wereld omgaat. Betrokken raken
bij de wereld zou betekenen dat de wereld werkelijk wordt gemaakt en zou ook
verwarring geven tussen vorm en inhoud. Hun enige zorg is onze keuze om ons te
identificeren met de liefde die in onze denkgeest is. Wanneer we zonder oordeel
kunnen kijken naar hoeveel we ons geïdentificeerd hebben met de schuld, angst
en aanvalsgedachten in onze denkgeest, dan kan en zal dit verdwijnen. Wat dan
overblijft is de liefde die op eigen kracht door ons heen stroomt. Dat is wat
het betekent om een leraar van God te zijn en wat ons naar het laatste thema
brengt voor deze voorbespreking van het werkboek.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten