Dit volgt direct op
‘Ik heb geen neutrale gedachten.’ We vinden hier hetzelfde patroon terug dat we
in de eerste lessen gezien hebben waar Jezus vooruit en achteruit gaat tussen
onze gedachten en dat wat we waarnemen en ons zo probeert te helpen in het begrijpen
dat beide hetzelfde zijn. Zijn doel is dat wij een waakzaamheid ontwikkelen ten
opzichte van hoe we denken, ons hierbij realiserend dat niets van wat we
denken, waarnemen of interpreteren juist is. Dit vraagt om een grote
nederigheid. De arrogantie van het ego probeert de angst te bedekken wanneer we
ons zouden realiseren dat we verkeerd zijn met alles, wat uiteindelijk ook
onszelf inhoudt.
Telkens je een
vijand ‘buiten je’ ziet of je gelooft dat iemand de macht heeft om jou tot
slachtoffer te maken, om je te verraden of te kwetsen, zeg je dat jij het bij
het rechte eind hebt en dat Jezus verkeerd is, dat jij kan aantonen dat je
gelijk hebt omdat de aanval die je kan zien en voelen hiervan het bewijs is. Je
bent je er echter niet van bewust dat jij het bewijs daar geplaatst hebt zodat
je het kon vinden. Wat je ziet is wat je wil zien en daarom heb je het bewijs
daar geplaatst waarop je dan zegt: ‘Kijk! Mijn gedachten zijn niet het
probleem. In feite zijn mijn gedachten niets. Het probleem ligt buiten mij. Dat
is het probleem.’ En in de meeste gevallen is het een speciaal iemand die aan
de basis ligt van jouw probleem.
Deze lessen zijn
speciaal bedoeld om je denkgeest zo te trainen dat je altijd op deze manier zou
denken zodat je automatisch datgene wat je buiten je waarneemt vertaald naar
een gedachte in je. Het is niet zo belangrijk wanneer het gaat om kleerhangers
of papiermanden maar het doet er wel zeker toe wanneer het om belangrijke
relaties in je leven gaat. Het doet er evengoed toe bij minder belangrijke of
onbelangrijke relaties want ook hierin staat de speciale mens centraal.
Herinner je dat wat
je buiten je ziet is dat wat jij daar geplaatst hebt want je wil het in een lichaam
zien en niet in de denkgeest, terwijl je hierbij zegt: ‘Mijn gedachten zijn
niet belangrijk omdat dat wat ik zie de werkelijkheid is.’ Het is dus zo dat
jij je in de eerste plaats moet realiseren dat het werkelijkheid is wat je denkt. En wanneer je met Jezus naar de
gedachte kan kijken zal je je realiseren dat hierin helemaal geen werkelijkheid
is. Zoals de tekst zegt: God is het enige Feit. (T. 3. I.8:2)
(1:1) Dit idee
(‘Ik zie geen neutrale dingen.’) is een volgende stap in de richting van het
herkennen hoe oorzaak en gevolg werkelijk in de wereld opereren.
De gedachten in onze
denkgeest zijn de oorzaak en onze
percepties zijn het gevolg. Dit is
een andere omschrijving van het belangrijk principe dat we in de eerste alinea
van het commentaar op les 8 hebben aangehaald: projectie maakt perceptie. Ik
kies eerst mijn leraar, het ego of de Heilige Geest en die keuze bepaalt het
denksysteem waarmee ik mij vereenzelvig: afscheiding of vergeving. En dit heb
ik voor echt gemaakt omdat dit is wat ik binnenin mij waarneem (de oorzaak) en,
eens het geprojecteerd is, neem ik overal om me heen de manifestaties ervan
waar (het gevolg).
(1:2-3) Je ziet geen neutrale dingen omdat je geen
neutrale gedachten hebt. Het is altijd de gedachte die eerst komt, ondanks de verleiding
te geloven dat het precies omgekeerd is.
We moeten wellicht
toegeven dat we dit feit in ons dagelijks leven niet weerspiegeld zien, ook al
lezen we deze woorden hier en in de tekst en geloven we op zeker niveau dat dit
waar is. We reageren op wat uiterlijk is en vergeten hierbij wat we aan het
doen zijn, namelijk Jezus weer van ons afduwen en ons identificeren met het
schuld-denksysteem van het ego. We vergeten dit ‘feit’ snel, projecteren de
schuld uit onze denkgeest en zien haar in andere mensen, gebeurtenissen en
dingen, allemaal dreigementen die ons willen kwetsen en onze innerlijke vrede
van ons wegnemen.
Het doel van deze
lessen en het in praktijk brengen ervan is dat we leren inzien hoe we niet op
deze manier leven; hoe we reageren op wat buiten ons is. Herinner je ook dat
‘wat buiten je is’ niet enkel gaat over andere menselijke lichamen, maar ook
over je eigen lichaam aangezien buiten
verwijst naar wat buiten onze denkgeest
is, niet naar wat buiten ons lichaam is. Het punt nogmaals is dat we niet op de
wereld reageren maar op de keuze van onze denkgeest. Bovendien is het
belangrijk ons te herinneren aan de keuze voor het ego, dat wij reageren op het
illusoir denksysteem van het ego dat ons zegt hoe waardeloos, zondig en
ellendig we wel zijn, ‘de woning van slechtheid, duisternis en zonde’ zoals in
les 93 staat (1:1). Dit is de waanzin die we voor waar aanzien en waar we nooit
stil bij staan om dit uit te dagen. We leren aldus dat het niet alleen de
wereld is die een verdediging is, maar dat onze afscheidingsgedachten dat ook
zijn. De werkelijkheid voorbij beide, de wereld en de gedachten die de wereld
gemaakt hebben, is de Liefde van God, de enige waarheid.
(1:4) Dit is niet de manier waarop de wereld denkt, maar
je moet leren dat het de manier is waarop jij denkt.
Jezus maakt het hier
onmiskenbaar duidelijk dat we deze verbinding tussen geest en lichaam moeten
leren zoals hij dit ook in de andere lessen duidelijk heeft gemaakt en dat dit
een enorme waakzaamheid en doorzetting vereist omdat onze manier van leven
precies het tegenovergestelde is. We zijn geprogrammeerd dat het de wereld is
die afbreuk doet aan ons en dat de ‘slechteriken’ buiten in de wereld zijn.
Nochtans zegt Jezus ons hier: ‘Dit is niet iets wat je onmiddellijk zal
begrijpen. Ik introduceer het hier nu voor de eerste keer aan je, maar we
zullen hier telkens opnieuw op terugkomen.’ Jezus benadrukt hierbij dat wij de
leerlingen zijn en hij de leraar en telkens we moeilijkheden ondervinden met
zowel de tekst, het werkboek of het handboek dat eenvoudig komt omdat we bang
zijn voor wat hij ons leert.
(1:5) Als dit niet zo was, zou waarneming geen oorzaak
hebben en zelf de oorzaak van realiteit zijn.
Als het waar zou
zijn dat de wereld bepaald wat we denken, dan zou perceptie werkelijkheid zijn,
namelijk dat de voorwerpen van onze perceptie ons ertoe leiden op een bepaalde
manier te denken en te voelen. De waarheid is echter dat waarneming het gevolg
is, veroorzaakt door onze gedachten.
Hou steeds in gedachten dat projectie de perceptie maakt. Wanneer
waarneming geen oorzaak zou hebben, maar een realiteit zou zijn die
onafhankelijk is van onze gedachten, dan zou waarneming eenvoudig bestaan en
zouden we hier niets aan kunnen doen. En dit beschrijft natuurlijk de toestand
van bijna iedereen in de wereld. Daarom is er, eens wij ons hebben laten
omkopen door het egodenksysteem, geen enkele hoop meer: we kunnen wat er is
niet veranderen. Wanneer onze percepties niet het gevolg zijn veroorzaakt door
onze gedachten dan moeten ze wel werkelijk zijn. Zo werd dood, kwaad,
oorlog en lijden werkelijkheid en er is niets wat wij hieraan kunnen doen
behalve er zo goed als we kunnen het beste van maken. Jezus leert ons daarom
dat wat buiten ons is – de wereld en het lichaam, lijden en dood – een gevolg
is en dat de oorzaak ervan in onze denkgeest verblijft. Van zodra we de oorzaak
hiervan erkennen kunnen we er ook iets aan doen. Zo niet, nogmaals, is het een
hopeloze situatie.
Hier dan het laatste
commentaar over perceptie:
(1:6) Gezien haar hoogst veranderlijke aard is dit
allerminst waarschijnlijk.
Het is duidelijk dat
perceptie hoogst veranderlijk is. Dat kunnen we zelfs bij onszelf vaststellen.
Een waarneming die we ooit van iemand gehad hebben kan, wanneer we deze kunnen
vergeven, de volgende dag totaal anders zijn. Afhankelijk van onze innerlijke
staat – kiezend of voor het ego of voor de Heilige Geest als onze leraar –
zullen we de wereld of door de ogen van oordeel en haat waarnemen of door de
ogen van vergeving.
De volgende
oefeningen zetten nu onze denkgeesttraining verder om de relatie tussen onze
gedachten en onze percepties te begrijpen:
(2) Wanneer je het idee van vandaag toepast, zeg dan
tegen jezelf, met open ogen:
Ik zie geen neutrale
dingen, want ik heb geen neutrale gedachten.
Kijk dan om je heen en laat je blik lang genoeg op elk
ding dat je opmerkt rusten om te zeggen:
Ik zie geen neutrale
________ , want mijn gedachten over _________zijn niet neutraal.
Zo kun je bijvoorbeeld zeggen:
Ik zie geen neutrale muur,
want mijn gedachten over muren zijn niet neutraal.
Ik zie geen neutraal lichaam, want mijn gedachten over lichamen zijn niet neutraal.
Ik zie geen neutraal lichaam, want mijn gedachten over lichamen zijn niet neutraal.
Jezus’ instructies
voor deze oefeningen nu zijn voortdurend gericht op het omverwerpen van de
eerste wet van de chaos van het ego: de rangorde in illusies.
(3) Zoals gewoonlijk is het van wezenlijk belang dat je
geen onderscheid maakt tussen wat jij als levendig of levenloos, als plezierig
dan wel onplezierig beschouwt. Wat jij ook mag geloven, je ziet niets wat
werkelijk levend of wat werkelijk verheugend is. Dat komt omdat jij je
vooralsnog niet bewust bent van enige gedachte die werkelijk waar en dus
werkelijk vreugdevol is.
Er is niets levendig
of levenloos, omdat niets hier levend is. Als we terugdenken aan een van de
basislessen die we geleerd hebben op de middelbare school dan is het dat er
levende dingen zijn die ondergebracht kunnen worden als bezield en deel
uitmaken van het grote levende geheel en de niet-levende dingen zoals hout,
metaal, enz., die ondergebracht worden als levenloos. Nochtans zijn beide
categorieën illusoir, zoals we kunnen zien in het deel ‘De wetten van de chaos’
waar consequent vermeld staat dat ‘er buiten de Hemel geen leven is’ (T. 23. II.
19:1). En Jezus bedoelt dit hier echt letterlijk.
Het echte leven en
echte vreugde worden enkel gevonden door Jezus’ hand te nemen en te
identificeren met het denksysteem van vergeving. Het is vreugdevol omdat het
ons naar ons echte leven laat terugkeren, dat een deel is van God en de enige
vreugde die er is. Nu moeten we echter leren hoe we dit leven en deze vreugde
kunnen bereiken aan de hand van de zachtaardige instructie die we in de
volgende alinea terugvinden, het middel dat Jezus aanwendt om zijn pedagogisch
doel te realiseren:
(4) Drie of vier speciale oefenperioden zijn
aanbevelenswaard en minimaal drie zijn er nodig voor maximaal profijt, ook al
voel je weerstand. Maar als dat zo is, kun je de lengte van de oefenperiode
terugbrengen tot minder dan ongeveer de minuut die anders aanbevolen wordt.
Ons herinneren aan
onze weerstand is Jezus’ behulpzame manier om ons eraan te herinneren dat wij
ons niet schuldig moeten voelen. Hij zou dit niet zo vaak als hij doet naar
voren brengen wanneer hij niet zou verwachten dat we angstig zijn voor zijn
lering en we er dus weerstand tegen bieden. Deze weerstand leren aanvaarden is
een essentiële stap voorwaarts om ze los te laten.