
Wat jij jezelf geleerd hebt is zo’n
geweldig staaltje leerwerk dat het inderdaad ongelooflijk is. Maar je hebt het
voor elkaar gekregen omdat je dat wilde en je was niet te stuiten in je ijver
om het te beoordelen als iets wat lastig te leren is of te ingewikkeld om te
vatten.
Niemand die begrijpt wat je geleerd
hebt, hoe zorgvuldig je dat hebt gedaan en welke moeite jij je hebt getroost
die lessen eindeloos te oefenen en te herhalen in elke jou denkbare vorm, kan
ooit de kracht van jouw leervaardigheid in twijfel trekken. Er is in de wereld
geen grotere kracht. De wereld werd erdoor gemaakt en ook nu nog is ze op niets
anders aangewezen. De lessen die jij jezelf hebt onderwezen, zijn zo
uit-en-te-na geleerd en zo star, dat ze als zware gordijnen oprijzen om
eenvoudige en voor de hand liggende zaken aan het oog te onttrekken. Zeg niet
dat jij die niet kunt leren. Want jouw vermogen om te leren is sterk genoeg om
je te onderwijzen dat jouw wil niet de jouwe is, je gedachten jou niet
toebehoren en zelfs dat jij iemand anders bent.
Wie kan er nu beweren dat lessen zoals
deze makkelijk zijn? Toch heb je meer dan dit geleerd. Je bent doorgegaan en
hebt zonder morren iedere stap gezet, hoe moeilijk die ook was, tot er een
wereld was opgebouwd die jou paste. En elke les waardoor de wereld wordt
samengesteld, komt voort uit die eerste leerprestatie, een enormiteit zo groot
dat de Stem van de Heilige Geest voor de grootheid daarvan nietig en stil
lijkt. De wereld nam een aanvang met één enkele zonderlinge les, krachtig
genoeg om ervoor te zorgen dat God vergeten werd en dat Zijn Zoon van zichzelf
vervreemdde, verbannen uit het huis waarin God Zelf hem gevestigd heeft. Jij,
die jezelf geleerd hebt dat de Zoon van God schuldig is, zeg niet dat je de
eenvoudige zaken die de verlossing jou onderwijst niet leren kunt! (T. 31. I. 2:7
– 4:6).

(1:1-2)
Het idee van vandaag is een eerste stap in het ontmantelen van de overtuiging
dat je gedachten geen gevolgen hebben. Alles wat jij ziet is het resultaat van
je gedachten.

Op een ander niveau dat ten behoeve van Een Cursus in Wonderen en
de werkboeklessen in het bijzonder, nog belangrijker is, is dat we begrijpen
dat het niet alleen gaat om wat we
zien, maar hoe we het zien. Jezus
maakt het in de tekst en ook in het Handboek voor Leraren heel duidelijk dat ‘perceptie
interpretatie is’ (vb. T. 3. III. 2:3; T. 11. VI. 2:5-6; T. 21. Inl. 1-2; HvL. 17.
4:1-2). We kunnen onze waarneming van onze ‘objectieve realiteit’ niet scheiden
van onze interpretatie erover, want ze zijn een en hetzelfde. Nogmaals, het is
niet alleen wat we zien, maar hoe we het zien.
Zoals Jezus op verschillende plaatsen, vooral in de tekst, uitlegt
dat wanneer je start met gedachten van schuld - en schuld is geworteld in jouw
geloof dat je de Hemel hebt verraden en dat je Gods Scheppingsplan hebt
gesaboteerd, wat dus om straf vraagt - dat dit de gedachten zijn waarmee we
naar alles kijken. We zien daarom niet alleen een afgescheiden wereld, maar
tevens een wereld die ons zal straffen en verraden, een wereld waarin geen hoop
is, enkel de wanhoop van een dood die zeker zal volgen. We kunnen daarom o.a.
lezen:
Het vaststaand resultaat van de les
dat Gods Zoon schuldig is, is de wereld die jij ziet. Het is een wereld van
verschrikking en vertwijfeling. En ze biedt geen enkele hoop op geluk. Er is
geen plan dat jij ten behoeve van jouw veiligheid kunt opstellen dat ooit
werken zal. (T. 31. 7:4-8)
Als we kijken naar onze percepties en we nemen onszelf waar als
boos, bang of depressief, dan ligt de oorzaak van deze emotie altijd bij de
interpretatie van iets wat buiten ons is. Deze interpretatie is een
onmiddellijk gevolg van onze onbewuste gedachten en aangezien we onszelf ervan
beschuldigen dat we God hebben verraden, wat het geheim is van iedereen, dan zullen we enkel verraad
rondom ons zien.
(1:3-7) Er
bestaat geen uitzondering op dit feit. Gedachten zijn niet groot of klein,
sterk of zwak. Ze zijn alleen waar of onwaar. Welke waar zijn scheppen hun
eigen evenbeeld. Welke onwaar zijn maken het hunne.

Naarmate we verder gaan met deze eerste lessen zal het ons in
toenemende mate duidelijk worden hoe Jezus probeert dat we het oorzakelijk
verband tussen onze gedachten en dat wat we waarnemen vaststellen: dat onze
gedachten de wereld die we zien bepalen; onze gedachten zijn dus de oorzaak en
de wereld is het gevolg.
(2:1) Geen
enkel begrip is zozeer met zichzelf in tegenspraak als ‘loze gedachten’.
We hebben geen ‘ijdele (zinloze)’ gedachten, zoals in een
veelgebruikte uitdrukking wordt gezegd aangezien ze de kracht hebben om ofwel
een werkelijkheid te creëren, onze functie in de Hemel of illusies te maken,
tenminste binnen onze droom. Inherent aan de kracht illusies te maken is de
kracht te vergeten dat wij dit gedaan hebben, dat we geloven dat wat buiten ons
is een feit is. Dat is de reden waarom we nooit zullen dulden dat iemand ons
verteld dat wat we waarnemen niet is
wat we waarnemen. We zijn er zo zeker van dat we gelijk hebben in wat we in
deze wereld waarnemen omdat we er zo zeker van zijn dat we bestaan. Gezien de
wereld ontstaan is uit de gedachte van een afgescheiden bestaan, zijn we op een
gelijkaardige manier ervan overtuigd dat de wereld bestaat zoals we haar
gemaakt hebben en zoals we haar zien. Bijgevolg neigen we er zelfs niet toe ons
onze waarnemingen van onszelf in vraag te stellen.
(2:2-4)
Wat aanleiding geeft tot de waarneming van een gehele wereld kan bepaald niet
loos worden genoemd. Elke gedachte die jij hebt draagt bij tot waarheid of illusie;
ze breidt ofwel de waarheid uit, of vermenigvuldigt de illusie. Je kunt niets
inderdaad vermenigvuldigen, maar je zult het zodoende niet uitbreiden.
Wat hier van belang is, is dat Jezus het specifiek heeft over de waarneming van de wereld. Hij maakt hier
het onderscheid dat gedachten niet de wereld hebben doen ontstaan, maar de
waarneming van een wereld. Hij maakt niet altijd dergelijk onderscheid, maar
doet het hier wel. Hij bedoelt hiermee dat er buiten ons geen wereld is, dat er
geen uiterlijke wereld is.
Binnen in onze droom zijn we vrij te zien wat we maar wensen te
zien en zoveel keer als we het willen zien. Maar dat maakt het daarom nog niet
werkelijk. Uitbreiding is een term in
Een Cursus in Wonderen die bijna altijd geassocieerd wordt met de Heilige Geest
en de Heilige Geest kan niet niets uitbreiden. In onze waanzin, nochtans,
geloven wij dat we dat wel kunnen en vermenigvuldigen dus ook onze illusies.
Maar in waarheid zijn ze allemaal niets. Een keer nul is evenveel als duizend
keer nul.
(3:1-2) Naast je erkenning
dat gedachten nooit loos zijn, is het voor verlossing ook nodig dat je erkent
dat iedere gedachte die je hebt je hetzij vrede hetzij oorlog, hetzij liefde
hetzij angst bezorgt. Een neutraal resultaat is onmogelijk, omdat een neutrale
gedachte onmogelijk is.

Daarom zegt Jezus ons in de eerste plaats dat onze gedachten niet
loos en niet neutraal zijn. En dan zegt hij dat er slechts twee gedachten zijn.
Dat maakt het dus heel eenvoudig, omdat onze waarnemingen en interpretaties
vrij ingewikkeld kunnen worden. Bijvoorbeeld, zoals we zullen zien, dat er
niveaus zijn van boosheid, zoals ‘een lichte steek van ergernis’ of ‘een
intense woede’ (Wd1. 21.2:5). In werkelijkheid zijn ze gelijk omdat ze
afkomstig zijn van de ene afscheidingsgedachte. En dat is het wat het allemaal
eenvoudig maakt, niet makkelijk maar eenvoudig omdat alles als hetzelfde dient
herkend te worden.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten