(1:1) Juist doordat
de gedachten die jij denkt te denken als beelden verschijnen, herken je ze niet
als niets.
De ‘beelden’ zijn wat we in de wereld buiten ons waarnemen.
Het ego neemt onze afscheidingsgedachten – zonde, schuld en angst – en
projecteert dit zodat we ze in de wereld kunnen ‘zien’ in plaats van te
aanvaarden dat hun aanwezigheid binnen in ons is. Op die manier nemen we deze
gedachten waar als beelden van een persoon, een kamer, een kleerhanger, klok,
enz. We kunnen een beeld hebben van een wraakzuchtige of van een welwillende
God, van een gelukkige of van een ellendige wereld, maar alle beelden of
specifieke vormen zijn een projectie van onze afgescheiden gedachten. Omdat we
iets buiten ons zien geloven we dat wat we zien werkelijk is.
Dit proces is nu de ultieme verdedigingsregel geworden van
het ego. Gezien we geloven dat de wereld buiten ons werkelijk is, staan we er
nooit bij stil dat de beelden die we buiten ons zien afkomstig zijn van onze
innerlijke gedachten en wanneer we niet weten dat ze van onze gedachten
afkomstig zijn is het ook niet mogelijk bewust te worden dat de gedachten zelf
ook niet werkelijk zijn. Het hele denksysteem van het ego en alle specifieke
gedachten die er mee samengaan zijn niets,
ze zijn een verdediging tegen de werkelijkheid van Wie we zijn, onze ware
Christusidentiteit.
De zin ‘de gedachten die jij denkt te denken’ is een zeer
belangrijke zin. We denken werkelijk dat we denken, zoals in eerdere lessen
reeds is besproken. In feite kunnen we zeggen dat het fundamentele probleem van
het ego is dat we denken – niet zozeer wat we denken, maar het feit dat we
denken dat we kunnen denken (zie hiervoor weer naar T. 31. V. 14:3-4)
We geloven dat onze gedachten onze gedachten zijn. Met andere woorden, we geloven dat
ze ons toebehoren en we realiseren ons niet dat de enige echte Gedachte, de
Gedachte van onze ware Identiteit als Christus is die één is met de Gedachte
van God.
Het feit dus dat we geloven dat we kunnen denken,
veronderstelt dat wij een autonome geest en zelf hebben die buiten en
onafhankelijk van God is. Eens te meer kan je zien dat alhoewel de taal van
deze eerste lessen vrij simpel lijkt, achter deze zogezegde eenvoud de
metafysische basis van de Cursus blootgelegd wordt.
(1:2-6) Je denkt dat
je ze denkt en dus denk je dat je ze ziet. Zo kwam jouw ‘zien’ tot stand. Dit
is de functie die jij aan de ogen van je lichaam gegeven hebt. Dit is geen
zien. Dit is beelden maken.
Jezus plaatst ‘zien’ tussen aanhalingstekens omdat dit niet
echt zien is. Aangezien we letterlijk niets zien hoe kunnen we dan überhaupt
iets zien? Het ego geeft ons als vervanging van de belangrijkheid van onze
Identiteit als Christus de nietigheid van een individualiteit die we boven
alles koesteren. En om deze individualiteit intact te kunnen houden heeft het
ego ons geïdentificeerd met de zonde door ons van God af te scheiden. Dit leidt
tot schuld wat verder leidt tot het verdienen van straf. Dit is de strijd met
God waar we in les 13 over gesproken hebben. Deze toestand van afscheiding en
zonde is zo angstwekkend dat wij, om het te kunnen vergeten, het projecteren of
het ontkennen wat op zijn beurt de gedachte beschermd individueel te zijn. We
blijven dus achter met de beelden die we gemaakt hebben, maar zonder
herinnering hoe we deze beelden gemaakt hebben. Vanuit dit standpunt gezien is
er absoluut geen hoop op correctie. Nogmaals, met ‘beelden maken’ bedoelt Jezus
dat we letterlijk een beeld maken van onze eigen gedachten. En aangezien onze
gedachten niets zijn, zijn de beelden die er uit voorkomen ook niets.
(1:7) Het neemt de
plaats in van zien en vervangt visie door illusies.
Eerder dan het delen van de visie van Christus of de Heilige
Geest, visie die gebaseerd is op de Verzoeningsgedachte die zegt dat de
afscheiding nooit gebeurd is, vervangt het ego deze. We maken deze egogedachten
in onze denkgeest eerst waar, projecteren ze dan en ‘zien’ ze als echte dingen
buiten ons. Jezus leert ons hier in deze les dat de beelden die we buiten ons
waarnemen slechts de weerspiegeling zijn van de schaduwen van onze gedachten
die we binnen in ons voor waar hebben aangenomen. Hij heeft het hier natuurlijk
niet over beelden van een klok, een papierbak of een potlood. Zijn ultieme doel
is dat wij ons realiseren dat het meest beangstigende aspect van dit proces is
de beelden die wij van onszelf gemaakt hebben – afgescheiden, autonome wezens -
die de controle over ons leven hebben. Dit zelfbeeld is afkomstig van een
gedachte, de wens om afgescheiden te zijn en het is daarom, zoals ik reeds
eerder gezegd heb, dat wanneer je echt diep ingaat op deze lessen dat zij angst
veroorzaken in het diepste van jezelf omdat zij letterlijk zeggen dat je niet
bestaat. Je zal dus meer en meer moeten onderzoeken hoe beangstigend deze
gedachten zijn en proberen te achterhalen hoe jij je hiertegen verzet. Dit is
uitermate belangrijk: gadeslaan hoe jij je verzet tegen dat wat deze lessen je
leren.
(2:1) Dit inleidende
idee over het proces van beelden maken dat jij zien noemt, zal niet veel
betekenis voor je hebben.
Opnieuw is Jezus hier vrij mild in zijn vaststelling. Het
idee betekent niet echt veel voor ons gezien wij niet echt willen accepteren
wat er nu precies bedoeld wordt. Een van de belangrijke verzetsregels die het
ego gebruikt is te voorkomen dat we werkelijk zouden begrijpen wat Jezus ons
hier zegt. Daarom ook zegt jij dat dit waarschijnlijk niet veel voor ons zal
betekenen. Hij heeft het zelfs niet over ‘waarschijnlijk’. Hij zegt: het zal niet veel betekenen voor
jou’ en dat komt omdat we ons tegen deze betekenis verdedigen als een middel om
onze individuele identiteit te verdedigen.
(2:2-4) Je zult het
gaan begrijpen als je lichtrandjes hebt gezien rond dezelfde vertrouwde
voorwerpen die je nu ziet. Dat is het begin van ware visie. Je kunt er zeker
van zijn dat ware visie spoedig zal volgen wanneer zich dit heeft voorgedaan.
In een eerdere uitgave ‘Het werkboek van Een Cursus in
Wonderen – de plaats ervan in het leerplan - theorie en praktijk’ ben ik hier
dieper op ingegaan. In plaats van het hier te herhalen wil ik het er kort over
hebben dat Jezus het niet heeft over het letterlijk zien van lichtranden rondom
voorwerpen. Oorspronkelijk was dit bedoeld voor een vriend van Helen en Bill.
Je doet er beter aan om deze toelichting te begrijpen in de zin van de inhoud. Wanneer Jezus zegt dat je
lichtrandjes rond voorwerpen zult zien heeft hij het hier over het licht van
het begrijpen, m.a.w. de visie die naar je toekomt. Je zal begrijpen dat de
voorwerpen of de beelden die jij gemaakt hebt als projecties van de
afscheidingsgedachte dingen zijn waar jij in je denkgeest niet wou naar kijken.
Wanneer je dit echter letterlijk wil nemen dan zal jij jezelf ervan
beschuldigen te falen wanneer je die lichtrandjes rond de voorwerpen niet ziet
om maar niet te spreken van degenen die glorievol zeggen dat zij ze wel zien.
(3:1-4) In het
verdere verloop zal je misschien veel ‘lichtmomenten’ beleven. Ze kunnen vele
vormen aannemen, waaronder nogal onverwachte. Laten ze je geen angst inboezemen.
Het zijn de tekenen dat je eindelijk je ogen opent.
Er is niets verkeerd aan om wel of niet lichtrandjes te
zien. Jezus bedoelt dat wat je echt angst kan inboezemen is jouw plotselinge
herkenning dat dit ding waar je nu naar kijkt hier helemaal niet is. Wanneer er
plotseling licht opgaat in je denken en jij je realiseert: oh, mijn God! Wanneer
jij je realiseert dat als deze papierbak hier helemaal niet is omdat het een
projectie is van je gedachte, wat of wie is het dan die gelooft dat hij of zij
een papierbak waarneemt. Want, nogmaals, deze herkenning is de bron voor angst.
Niemand is echt bezorgd of deze papierbak hier wel of niet is, maar je bent wel
bezorgd over het feit dat jij hier al dan niet bent.
(3:5-7) Ze zullen
niet blijvend zijn, omdat ze louter een symbool voor ware waarneming vormen en
met kennis geen verband houden. Deze oefeningen zullen je geen kennis
openbaren. Maar ze zullen de weg daarheen bereiden.
Op verschillende plaatsen, vooral in de tekst, maakt Jezus
duidelijk dat het doel van Een Cursus in Wonderen niet de Hemel, kennis of
Liefde is (T. Inl. 1:6-7, T. 8. Inl. 1:1-2), maar de correctie van het onjuiste
waarnemen van het ego, een werkelijke perceptie of visie, de vrede die
vergeving of het wonder met zich meebrengt.
In de tekst neemt Jezus hetzelfde standpunt in als hier in
3:5: ‘… visioenen, hoe heilig ook, zijn niet blijvend’ (T. 3. III. 4:6). Dit is
omdat alle vormen, hoe heilig de inhoud ervan ook mag zijn, nog steeds deel
uitmaken van de afscheidingsillusie. Daarom weerspiegelen ze de waarheid, maar
zijn ze de waarheid zelf niet.
De resterende alinea’s herhalen de noodzaak om niet
selectief te zijn noch gedwongen en benadrukken ook het cruciale idee in verband
met het specifiek toepassen telkens we geneigd zijn om in onvrede te raken.
Deze benadrukking vormt
de inhoud van de oefeningen.
(4 5) Herhaal, bij
het beoefenen van het idee van vandaag, het idee eerst voor jezelf en pas het
dan toe op alles wat je om je heen ziet, waarbij je dit bij name noemt en je
ogen erop laat rusten, terwijl je zegt:
Deze/Dit ………. is een beeld dat ik
heb gemaakt.
Die/Dit ………. is een beeld dat ik heb gemaakt.
Die/Dit ………. is een beeld dat ik heb gemaakt.
Het is niet nodig een
groot aantal specifieke onderwerpen in de toepassing van het idee van vandaag
te betrekken. Het is echter wel noodzakelijk naar elk onderwerp te blijven
kijken terwijl je het idee voor jezelf herhaalt. Het idee moet elke keer vrij
langzaam herhaald worden.
Hoewel je in deze
oefening van bij voorkeur een minuut het idee natuurlijk niet op heel veel
dingen zult kunnen toepassen, moet je toch proberen je keuze zo willekeurig
mogelijk te laten zijn. Als je je ongemakkelijk begint te voelen, is een
oefenperiode van minder dan een minuut ook goed. Houd niet meer dan drie
oefenperioden waarin je het idee van vandaag toepast, tenzij je je er volkomen
mee op je gemak voelt en ga niet verder dan vier. Het idee kan echter op elk
moment van de dag naar behoefte worden toegepast.
Trouw zijn aan de details van de dagelijkse lessen laat ons
toe om de les, in verband met de inherente gelijkheid van alle dingen, naar
iedereen en naar elke ervaring in ons dagelijks leven te veralgemenen. Een
dergelijke veralgemening is de kern voor vergeving en de sleutel om vrede te
bereiken, wat het doel van Jezus is voor ons.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten