(2:1) De enige
volledig ware gedachte die men over het verleden kan hebben, is dat het niet
hier is.
Dit is weer een van die regels die, wanneer je er aandachtig
naar kijkt, jou uit het raam laten springen. Wanneer jij een maaksel uit het
verleden bent en er helemaal geen verleden is dan betekent dit ook dat er geen jij is.
In het ‘nu-geheugen’ waar hoofdstuk 28 van de tekst mee
begint staat de volgende regel:
‘deze wereld was lang geleden al
voorbij’ (T. 28. I. 1:6)

Met andere woorden, ons bestaan is letterlijk uit de duim
gezogen en wanneer je aan deze gedachte aandacht geeft dan zou je wel eens doodsbang
kunnen worden. Als dit niet zo is komt dit omdat je er niet die aandacht aan
geschonken hebt. Want deze uitspraak zegt letterlijk, net zoals de uitspraak in
les 8, dat jij niet bestaat. Dit verklaart ook, wat we reeds eerder hebben
aangehaald, dat terwijl je dit werkboek zorgvuldig en ijverig doet, dit jou
bijzonder angstig maakt al ben je niet helemaal zeker van waar deze angst komt.
Er is in jou een deel dat wat hier gezegd wordt herkend ook al is de taal
eenvoudig en lijkt ze op het gewichtige, metafysische taalgebruik van de tekst.
Dit is ook de reden waarom je de lessen vergeet, waarom je ze niet wil doen, waarom
je ze wil verdoezelen en je enkel wil richten op meer oppervlakkige aspecten.
(2:2) Er alleen al
over denken is daarom denken over illusies.
Over het verleden denken is denken over illusies. Stop een
ogenblik terwijl je deze oefening doet en overweeg eens hoe bijna elke gedachte
die je gedurende de dag hebt zijn basis vindt in het verleden of dat nu een
alledaags iets is zoals een kopje koffie nemen of iets dat belangrijker lijkt
te zijn. Gedachten over een situatie, een relatie, jouw lichaam of gelijk wat
kunnen allemaal aan het verleden toegekend worden. En dat zijn ze ook want het
verleden is niets meer dan de schaduw van de zonde en zonde is afscheiding. Zo
lang je gelooft dat je een afgescheiden entiteit bent moet je in de
werkelijkheid van zonde geloven en daarom in tijd.

Deze toelichting vormt de basis voor een andere opmerking
die in workshops en klassen vaak aangehaald wordt: ‘de gedachten die we denken
te denken zijn niet onze eigen gedachten.’ Wanneer zij onze echte gedachten
niet zijn dan bestaan ze ook niet echt.
‘De denkgeest is in feite blanco omdat hij in wezen niet
over iets aan het denken is’. Niet alleen ons bestaan is een illusie. Inderdaad
alle bestaan is een illusie omdat het
tegengesteld is aan de werkelijkheid van zijn.
Een bespreking over dit verschil is terug te vinden in de tekst T. 4. VII. 4-5.
(3:1) Het doel van de
oefeningen voor vandaag is een begin te maken je geest erin te trainen om te
herkennen wanneer hij in feite helemaal niet aan het denken is.
Zoals uit deze opmerking blijkt, net als uit vele andere, is
Jezus’ doel met deze lessen om onze denkgeest te trainen. De focus ligt hier
meer bepaald op het idee van het denken – ons te realiseren dat we in het
geheel niet denken. We zullen ons hiervan bewust worden door te herkennen
hoezeer onze gedachten hun oorsprong vinden in het verleden of, alhoewel dit
niet de kern van deze les vormt, hoeveel ze gevoed worden door angst voor de
toekomst. We zijn geheel in beslag genomen met wat er staat te gebeuren of we
het nu hebben over de volgende 5 minuten of over de volgende 5 jaar, omdat
toekomstgedachten voortkomen uit onze bezorgde gedachten uit het verleden.
(3:2) Zolang
gedachteloze ideeën je geest in beslag nemen, wordt de waarheid geblokkeerd.

(3:3) Erkennen dat je
geest slechts leeg is geweest, in plaats van te geloven dat hij met werkelijke
ideeën is gevuld, is de eerste stap om de weg naar visie te openen.
Zoals in de drie boeken van Een Cursus in Wonderen het geval
is, is de focus van Jezus het wegnemen van de blokkades voor het bewustzijn van
de aanwezigheid van liefde’ (T. Inl. 1:7). Het zijn deze blokkades die het
probleem vormen. We hoeven ons geen zorgen te maken over wat Jezus of de
waarheid doen, maar we moeten wel waakzaam zijn over wat het ego doet. Het is
daarom zeer behulpzaam te begrijpen dat, wanneer we blijven vasthouden aan
betekenisloze ideeën onze denkgeest blanco is omdat deze ideeën allemaal vanuit
het verleden komen. Hier begint het proces die de deur voor ware waarneming
opent, de visie van ware vergeving die ons naar de waarheid leidt.

Sommige van de vorige oefeningen vroegen om de ogen open te
houden. Het punt hier en ook verder is dat er geen verschil is tussen wat we
zien en wat we denken. Dit is een en hetzelfde. Hier heeft Jezus het niet over
wat we buiten ons zien, maar ligt de focus op wat wij denken. We zien hier
opnieuw de belangrijke nadruk die gelegd wordt om de ene gedachte niet als specialer
te zien dan de andere.
(4:4-5:3) Benoem elk
naar de hoofdfiguur of het centrale thema dat het bevat en ga door naar de
volgende. Begin de oefenperioden door te zeggen:
Ik schijn te denken aan……. . Benoem
dan elk van je gedachten specifiek, bijvoorbeeld:
Ik schijn te denken aan [naam van een persoon],
aan [naam van een voorwerp],
aan [naam van een emotie],
enzovoort en eindig de periode van het onderzoek van je geest met:
Maar mijn geest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.
Ik schijn te denken aan [naam van een persoon],
aan [naam van een voorwerp],
aan [naam van een emotie],
enzovoort en eindig de periode van het onderzoek van je geest met:
Maar mijn geest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.
Hier worden we dus gevraagd om het centrale aspect van het
vergevingsproces in praktijk te brengen, nl. het specifieke van onze illusies
te brengen naar het non-specifieke van de Heilige Geest zoals in deze
toelichting naar voren komt ‘maar mijn denkgeest is voortdurend bezig met
voorbije gedachten.’
(6) Dit kan in de
loop van de dag vier of vijf keer worden gedaan, tenzij je merkt dat het je
irriteert. Als je het lastig vindt, is drie of vier keer voldoende. Maar
misschien vind je het nuttig om je irritatie, of welke emotie het idee van
vandaag dan ook opwekt, bij het onderzoek van je geest te betrekken.
Dit hier is opnieuw een prachtig voorbeeld van hoe Jezus,
terwijl hij ons op een zachte en geduldige manier inspireert, onze weerstand
gebruikt als deel voor onze genezing. Zoals het tekstboek in de context van
speciaalheid zegt:
Dat is de manier waarop de
Heilige Geest vriendelijk naar speciaalheid kijkt waarop Hij wat jij gemaakt
hebt aanwendt om te genezen in plaats van de schaden. (T. 25. VI. 4:1)
Als wij de Heilige Geest toestaan om ons te helpen kan zelfs
onze irritatie Zijn vergevingsdoel dienen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten