Sommige ideeën die het werkboek aanreikt zal je moeilijk kunnen geloven en
andere kunnen misschien nogal schrikwekkend lijken. Dit doet er niet toe. Er wordt je enkel
gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Er wordt je
helemaal niet gevraagd ze te beoordelen. Er wordt je alleen gevraagd ze te
gebruiken. Het is hun toepassing die ze betekenis voor je zal laten hebben en
je zal tonen dat ze waar zijn.
De Cursus gaat over het herinterpreteren van de wereld en van wat jij jouw
leven noemt. Het draait om het opgeven van de betekenis die jij de wereld hebt
gegeven en het overschakelen op de betekenis die de Heilige Geest haar geeft …
de Heilige Geest helpt jou zachtjes uit de droom te ontwaken. Hoe kunnen we als
mensen dan denken dat het niet belangrijk is om precies te begrijpen wat de
Cursus bedoelt als je deze inleiding van het werkboek leest:
Een
theoretische fundering, zoals de tekst die verschaft, is nodig als raamwerk om
de oefeningen in dit werkboek zinvol te maken.Het is echter het
doen van de oefeningen dat het doel van de cursus mogelijk zal maken. Een
ongetrainde geest kan niets bereiken. Het is het doel van dit werkboek je geest
te trainen om te denken volgens de richtlijnen die de tekst uiteenzet.
Energie kan schijnbaar niet vernietigd worden op het niveau van de vorm,
omdat het niet echt energie is, het is een gedachteverschijnsel. Om precies te
zijn is het een waangedachte die uiteindelijk naar het eeuwige omgeschakeld zal
worden. De Cursus biedt je een uiterst eenvoudig criterium om het verschil te
zien tussen echt en onecht:
Al wat
waar is, is eeuwig en kan niet veranderen of veranderd worden. De geest is
daarom onveranderbaar omdat hij reeds volmaakt is, maar de denkgeest kan kiezen
wat hij dienen wil. De enige beperking opgelegd aan zijn keuze is dat hij geen
twee heren dienen kan.Als de denkgeest daarvoor kiest kan hij het
middel worden waardoor de geest volgens het patroon van zijn eigen schepping
schept. Als hij daar niet vrijelijk voor kiest behoudt hij zijn scheppende
aanleg, maar plaatst zichzelf onder tirannieke in plaats van Gezaghebbende
leiding. Bijgevolg neemt hij gevangen want zo luiden de decreten van tirannen.
Veranderen van denken wil zeggen: het aan ware Autoriteit ter beschikking
stellen.
Om te leren tijd te besparen zou het erg behulpzaam zijn als je de Cursus
benaderde als het originele denksysteem dat het is in plaats van het te zien
als een voortzetting van het christendom, wat hij niet is. Noem het alsjeblieft
niet het Derde Testament. Dat is het niet. Het is de Cursus. Je krijgt hier J
zonder godsdienst. Hij zal je een boel dingen vertellen die niet met de Bijbel
te rijmen vallen. Verspil je tijd niet mette proberen ze daar toch mee te rijmen. De Bijbel begint met je te
vertellen dat: ‘In den beginne schiep God hemel en aarde’. Dat deed Hij niet!
Als je wilt begrijpen wat J te vertellen heeft, dan kan je geen compromissen
sluiten ten aanzien van deze woorden van de Cursus:
De
wereld die jij ziet is een illusie van een wereld. God heeft die niet geschapen
want wat Hij schept kan alleen maar eeuwig zijn zoals Hijzelf. Maar in de
wereld die jij ziet is er niets dat eeuwig stand houdt. Sommige dingen
zullen in de tijd een poosje langer duren dan andere. Maar de tijd zal komen
dat aan al het zichtbare een einde komt.
Deze morgen hebben we het over het niet geloven van de
leugen. De zin ‘Geloof niet in de leugen’ of het concept hiervan komt eigenlijk
uit een gedicht van William Blake, maar het raakt de kern van datgene wat Jezus
op bijna elke pagina in Een Cursus in Wonderen zegt. Voortdurend stelt hij de leugens
van het denksysteem van het ego bloot en zegt ons, op verschillende manieren,
deze leugen niet te geloven: het ego liegt, hij is je vriend niet en alles wat
het ego jou vanaf het begin heeft verteld is niet waar.
Vanaf het begin heeft het ego ons gezegd dat de afscheiding
van God niet alleen mogelijk was, maar dat het ook is gebeurd en alles wat van
dat moment af is gebeurd en waar de Cursus ons om de zoveel tijd aan herinnert
dat het helemaal niet is gebeurd, maar alles wat sinds dat moment leek te zijn
gebeurd, maakt allemaal deel uit van dezelfde leugen.
Een fundamentele aanname van de Cursus en een die we in deze
praatjes reeds vaak hebben besproken is dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’. En wat dit wil zeggen is dat de
oorspronkelijke leugen nooit zijn bron heeft verlaten ongeacht hoeveel
verschillende omzettingen, combinaties en afsplitsingen deze leugen ook heeft
ondergaan, het blijft nog steeds hetzelfde wat het oorspronkelijk was.
In het begin van hoofdstuk 18 (T18.I.4) is er een passage
die hetzelfde zegt. Dat ook al lijkt het er op dat de oorspronkelijke
vergissing keer op keer verder in stukken verdeeld werd het toch bleef wat het
was: een vergissing of een leugen. En dus elk moment wanneer we in ons
dagelijkse leven geloven dat we afgescheiden zijn van een andere persoon (wat
een evenbeeld is of een schimmig fragment van het oorspronkelijke geloof dat we
afgescheiden zijn van onze Bron) is dit een leugen. De waarheid van deze
aangelegenheid, die een weerspiegeling is van de ultieme waarheid van de Eenheid
van de Hemel, is dat we allemaal hetzelfde zijn, ongeacht de leugens die onze
waarneming ons zegt omdat lichamen er inderdaad als afgescheiden uitzien en
verschillend zijn van elkaar.
-Iedereen
hier deelt dezelfde gespleten denkgeest, hetzelfde onjuist gerichte denksysteem
van afscheiding, zonde, schuld, angst, lijden, straf en dood.
-Iedereen hier deelt
hetzelfde juist gerichte denksysteem van correctie, vergeving, genezing, vrede
en gedeelde belangen en
-iedereen beschikt bovendien
over dezelfde kracht om te kiezen tussen het onjuist gerichte en het juiste
gerichte denken. Het denksysteem van het ego en het denksysteem van de Heilige
Geest en dat deel van de denkgeest die we nu de keuzemaker zijn gaan noemen.
Daarom is de waarheid in deze wereld van illusies, die in
feite de enige waarheid in deze wereld van illusies is, is dat we allemaal
hetzelfde zijn.
De leugen is dat we verschillend zijn, dat deze verschillen kenmerkend zijn en
belangrijk en het feit benadrukt dat we allemaal verschillend zijn.
En wanneer jij en ik afgescheiden zijn dan moet het ook zo
zijn dat ik en mijn Schepper afgescheiden zijn. En dit, nogmaals, is de oorsprong
van de wezenlijke leugen.
Dus wanneer Jezus ons in Een Cursus in Wonderen zegt om de
leugens niet te geloven dan zegt hij ons hiermee: geloof niet dat iets wat
iemand ooit doet, gelijk wat jij ook doet, denkt of voelt de kracht heeft om
jou af te scheiden van de waarheid. En de waarheid is dat wij allemaal hier in
deze wereld hetzelfde zijn. We hebben dezelfde problemen, hetzelfde gevoel van
verlies, dezelfde hoop, dezelfde angsten, hetzelfde geloof in de magische
kracht van speciaalheid, dat er iets buiten ons is, iets buiten onze denkgeest,
iets speciaals dat een speciaal iemand heeft, iemand heeft een of andere
speciale stof die de macht heeft ons gelukkig te maken. Of dat er in de
afwezigheid van dat speciaal iemand of dat speciaal voorwerp zij de macht
hebben om ons ongelukkig te maken of pijn te doen. Dat is een leugen. Het enige
wat ons in de wereld geluk kan brengen is door te kiezen voor de leraar van
geluk. En het enige ding dat ons doet lijden, pijn en ongeluk brengt in deze
wereld is door te kiezen voor de leraar van ongeluk en pijn. Uiteindelijk komt
het dus allemaal neer op mijn keuze voor ofwel de leugens van het ego of voor
de waarheid van Jezus of de Heilige Geest.
Keer op keer zegt Jezus ons hoe eenvoudig zijn cursus is en
het is eenvoudig omdat alles neerkomt op deze basale keuze: kies ik ervoor om
de leugen te geloven of kies ik ervoor de waarheid te geloven? En die leugen,
nogmaals, is dat ik en mijn broeder afgescheiden zijn. We hebben gescheiden
belangen, we hebben gescheiden doelstellingen en we zijn inderdaad verschillend
van elkaar.
De waarheid is dat jij en ik, mijn broeder en ik, iedereen in
deze wereld hetzelfde is en het is omdat we hetzelfde zijn dat we nu de
mogelijkheid hebben om iedereen als hetzelfde te zien. Het biedt ons de
mogelijkheid ons te herinneren dat we allemaal één zijn en dat de
oorspronkelijke leugen van het ego blijft wat het altijd is geweest: simpelweg
niet waar.
Eén van de interessante eigenschappen van het wonder is volgens de Cursus
een verschuiving van waarneming (het zien via het denksysteem van het ego) naar
visie (door te kiezen voor het denksysteem van vergeving van de Heilige Geest)
waardoor je veel sneller en verder vooruit geholpen wordt in je spirituele
ontwikkeling:
Het wonder brengt de noodzaak van tijd tot een minimum terug. In het
longitudinale of horizontale vlak schijnt de erkenning dat de leden van het
Zoonschap gelijk zijn een schier eindeloze tijd te vergen. Het wonder gaat
echter gepaard met een plotselinge omslag van horizontale naar verticale
waarneming. Dit voert een tijdsinterval in van waaruit zowel gever als
ontvanger verderop in de tijd uit komen dan waar ze anders zouden zijn geweest.
Zo heeft het wonder de unieke eigenschap de tijd op te heffen in de mate waarin
het de tijdsspanne die het overbrugt overbodig maakt. Er is geen verband tussen
de tijd die een wonder duurt en de tijd die het overspant. Het wonder vervangt een leerproces dat anders
misschien duizenden jaren in beslag zou hebben genomen. Het doet dit
door de fundamentele erkenning van de volmaakte gelijkheid van gever en
ontvanger waarop het wonder berust. Het wonder bekort de tijd door die samen te
vouwen, met als gevolg dat bepaalde tijdsspannen daarbinnen verdwijnen. Het
doet dit evenwel binnen het grotere verloop van tijd.
Een wonder is dus volgens de Cursus een verschuiving, in de waarneming,
naar de denkwijze van de Heilige Geest en niet enkel een wijziging van jouw
eigen gedachten, vormen of omstandigheden. De Cursus zegt trouwens ook dat het
wonder je veel verder en veel sneller vooruit kan helpen in je spirituele
ontwikkeling dan op enig andere wijze mogelijk zou zijn. Zoals bijvoorbeeld in
de tekst wordt omschreven:
Het
wonder is het enige middel dat jou ter beheersing van de tijd direct ter
beschikking staat.Alleen openbaring overstijgt dit, omdat ze
helemaal niets met tijd van doen heeft.
Het ligt in jouw vermogen deze tijd van het jaar heilig te maken, omdat het
in je vermogen ligt te zorgen dat de tijd van Christus nú is. Het is mogelijk
dit allemaal in één keer te doen omdat er maar één omslag in je waarneming
nodig is, want je hebt maar één vergissing begaan. Het lijken er
vele, maar het is almaar dezelfde. Want ook al neemt het ego vele vormen aan,
het is altijd hetzelfde idee. Wat geen liefde is, is altijd angst en niets
anders.
De verwijzing voor vandaag 25 januari is de 13e in het hoofdstuk ‘Het Wonder’ :
Het
gevoel van God afgescheiden te zijn is het enige gebrek dat je echt dient te
corrigeren.
Dit gevoel van afscheiding zou nooit zijn ontstaan als
jij je waarneming van de waarheid niet had vervormd en jezelf daardoor als
behoeftig was gaan zien. Het idee van een rangorde van behoeften is ontstaan
doordat jij, toen je eenmaal die fundamentele dwaling had begaan, jezelf al had
opgedeeld in niveaus met verschillende behoeften. Wanneer je integreert, word
je één en worden bijgevolg jouw behoeften één. Eenduidige behoeften leiden tot
eenduidige handeling omdat dit een afwezigheid van conflict bewerkstelligt.
In het
verdere verloop zal je misschien veel ‘lichtmomenten’ beleven. Ze kunnen vele
vormen aannemen waaronder nogal onverwachte. Laten ze je geen angst inboezemen.
Het zijn de tekenen dat je eindelijk je ogen opent. Ze zullen niet blijvend
zijn omdat ze louter een symbool voor ware waarneming vormen en met kennis geen
verband houden.Deze oefeningen zullen je geen kennis openbaren. Maar
ze zullen de weg daarheen bereiden.
Dit is een stukje uit Les 15 ‘mijn gedachten zijn beelden die ik heb
gemaakt’ en die spreekt van lichtrandjes die je ziet rond voorwerpen. De
verwijzingen naar het licht waren oorspronkelijk bedoeld voor een vriend van
Helen en Bill. Dit moet niet letterlijk genomen worden. Ze kunnen best begrepen
worden in de betekenis van inhoud,
wat wil zeggen dat we dingen anders leren zien. Deze nieuwe manier van kijken
wordt voorgesteld door licht. Alles in de wereld wordt nu liefdevol in onze met
licht gevulde waarneming omdat onze doelstelling veranderd is.
De Jezus van de Cursus is niet dezelfde als de versie van het christendom
en die twee denksystemen vallen niet met elkaar te rijmen.
Voor het christendom is het beeld van het lichaam van de lijdende Jezus heel
speciaal. Hij is anders dan jij in die zin dat hij alleen Gods eniggeboren Zoon
is.
Maar de Jezus van de Cursus laat je weten dat omdat jij en hij één zijn, jij
dus ook Gods eniggeboren Zoon, ofwel Christus bent, niet verschillend van hem
en, wat nog meer is, dat jij dit uiteindelijk ook kunt ervaren.
In de Cursus zegt Jezus het zo:
Ontzag is alleen op zijn plaats bij openbaring want hierop is het volmaakt
en met recht toepasbaar. Bij wonderen is het misplaatst omdat een toestand van
ontzag aanbidding in zich draagt en ervan uitgaat dat iemand van lagere orde
voor zijn Schepper staat. Jij bent een volmaakte schepping en hoort alleen
ontzag te voelen in Tegenwoordigheid van de Schepper van volmaaktheid. Het
wonder is dan ook een teken van liefde tussen gelijken. Gelijken behoren geen
ontzag voor elkaar te koesteren omdat ontzag ongelijkheid veronderstelt. Daarom
is het een misplaatste reactie tegenover mij. Een oudere broer verdient respect
vanwege zijn grotere ervaring en gehoorzaamheid vanwege zijn grotere wijsheid. Hem
komt ook liefde toe omdat hij een broer is en toewijding als hij is toegewijd.
Slechts op grond van mijn toewijding heb ik recht op de jouwe. Er is niets aan
mij wat jij niet kunt bereiken. Ik heb niets wat niet van God afkomstig is. Het
huidige verschil tussen ons is dat ik niets anders heb. Daardoor
verkeer ik in een toestand die in jou alleen potentieel aanwezig is.
Vandaag hebben we het over doelstelling. Dit is één van de hoofdthema’s
van Een Cursus in Wonderen. Keer op keer herinnert Jezus ons eraan dat het
enige wat we ons altijd moeten afvragen over gelijk wat, of het nu een
gebeurtenis is, een situatie of een relatie is: ‘Waar dient het voor?’
En het is in het begrijpen van wat de intentie van iets is dat we de betekenis
van die gebeurtenis, situatie of relatie zullen begrijpen.
Wanneer we het hebben over de inhoud dan hebben we het over
de denkgeest, omdat de betekenis enkel terug te brengen is naar de denkgeest.
Het lichaam bepaalt nooit het doel. Het lichaam volgt eenvoudig de richting die
de denkgeest maakt en is gebaseerd op het doel waarvoor de denkgeest gekozen
heeft.
In de wereld van de illusie zijn er maar twee doeleinden:
-het doel
van het ego die eruit bestaat het bestaan van het ego in stand te houden en de
schuld hiervoor toe te wijzen aan iemand anders. Het is het doel van het ego om
de droom te laten voortduren, om ons slapende te houden en er voor te zorgen
dat we nooit terug zullen keren naar de denkgeest om ons te herinneren Wie ze
zijn als de Zoon van God.
-het doel
van de Heilige Geest, die de correctie op het ego is, is om ons te doen
ontwaken uit de droom, om ons te laten herinneren dat we geest zijn en niet een
lichaam. Het is Zijn doel om ons bewust te maken in plaats van onbewust en ons
de betekenis te leren van wat vergeving is, de correctie die de Cursus ons
biedt voor onze gedachten van aanval en oordeel waarvan het denksysteem en de
wereld waarin we leven (of de wereld waarin we denken te leven) doordrongen is.
Het is in het begrijpen van het doeleinde dat ons bestaan in
deze wereld betekenis krijgt. Vanaf het ogenblik dat we wakker worden tot en
met de tijd dat we weer gaan slapen, dag in en dag uit, week in, maand in, jaar
in en jaar uit, tientallen jaren in en uit, moet ons enig doel zijn (bij het ’s
morgens wakker worden uit onze slaap) het herinneren dat alles wat er gedurende
die dag gebeurt is (dat wanneer het ons doel is wakker te worden uit de
wereldse droom) in te zien dat alles wat er gebeurt ons de kans biedt ons te
herinneren dat we denkgeest zijn en geen lichaam. En het is in de denkgeest dat
de oorsprong van het probleem terug te vinden is en in diezelfde denkgeest vind
je ook de oplossing terug.
Het probleem is altijd de keuze van de denkgeest voor het
denksysteem van afscheiding en afgescheiden belangen van het ego.
Een de oplossing is altijd de correctie van Jezus of de Heilige Geest en die is
dat we zouden herkennen dat we als kinderen van God allemaal gelijk zijn.
Terwijl we in de vorm en in het lichaam wel degelijk
verschillend zijn, zijn we als geest allemaal hetzelfde. We hebben allemaal het
onjuist gerichte denken, we hebben allemaal het juist gerichte denken en we
hebben allemaal de keuzemakende eigenschap.
En dus alles wat er gebeurt gedurende de dag (gezien vanuit
het juist gerichte denken) is gericht op het herinneren dat we geest zijn en
geen lichaam; dat we herkennen dat de wereld die we zien, het lichaam dat we
zien, de situatie, de gebeurtenis, de relatie wat we denken mee te maken, dat
dit allemaal uiterlijke beelden zijn van
een innerlijke toestand. (T21.Inl.1:5) We brengen dus de projectie terug
naar de innerlijke toestand, in de denkgeest (die de keuzemakende denkgeest is)
en we kiezen opnieuw.
Een manier om te begrijpen hoe de Cursus de doelstelling, in
ons dagelijks leven, ziet en begrijpt wordt in een prachtige passage omschreven
die zegt dat het lichaam niet door liefde gemaakt werd, maar dat de liefde het
lichaam niet veroordeeld, maar het op een liefdevolle manier kan gebruiken om
ons uit de illusie wakker te schudden. (T18.VI.4:7-8) Ik ben niet helemaal
zeker over het laatste gedeelte, maar het komt er wel op neer.
Het idee is dat het lichaam gemaakt werd om het doel van het ego te dienen, wat
is om ons onbewust te houden en ons daarom nooit de mogelijkheid te geven om
opnieuw te kiezen. Eens dat het lichaam op die manier gemaakt werd (zoals reeds
eerder in deze serie werd besproken) wordt het lichaam neutraal en dient op die
manier de bedoeling van het ego om het oorspronkelijke doel ervan (ons onbewust
en slapende te houden binnen de droom) te versterken.
Of het dient het doel van de Heilige Geest. Het lichaam wordt dus niet
veroordeeld omwille van het oorspronkelijke verkeerde gebruik ervan door de
denkgeest, maar dient nu eerder een liefdevol doel. Het wordt het instrument
voor vergeving, het wordt de leerschool voor het onderricht van Jezus in plaats
van de cipier van het ego waarbij het lichaam meer gezien wordt als een
gevangenis waarin we ons gevangen voelen en onnodig lijden tot we sterven of in
sommige gevallen als een speelplaats waarin we plezier hebben en denken dat de
wereld betekenis heeft en zelfs leuk is om er te zijn. Dit zijn slechts
verdedigingen om het onderliggende doel van het ego te verbergen.
Zoals de Cursus ons zegt dat de wereld en daarom ook het lichaam een dorre en
stofferige plaats is waar stervende en dorstige schepsels komen om te sterven.
(Wd2.13.5:1)
We veranderen dus ons doel van onze aanwezigheid in deze
wereld van het doel van lijden en bewijs dat alles en iedereen ons dit lijden
heeft toegebracht en het wordt nu een leerschool waarin we leren dat we niet
echt hier zijn, dat onze identiteit binnen de droom, binnen de illusie, niet
een lichaam is, maar een geest die droomt, een geest die ervoor gekozen heeft
om in slaap te blijven, maar dat diezelfde kracht in de geest die voor het ego
heeft gekozen nu opnieuw gestuurd kan worden en voor Jezus kiest als zijn
liefdevolle leraar.Dat de wereld het
doel dient om ons terug te brengen naar hem in onze geest zodat we opnieuw
zouden kiezen wakker te worden uit de droom en terugkeren naar huis.
Voor nu een opname met Nederlandstalige ondertiteling. De vertaling werd gedaan door iemand van de stichting Miracles in Contact. Mijn werk heeft de stichting ertoe aangezet om ook deze opnames te vertalen. Hoe meer hoe beter toch? De stichting kent echter wel de manier om de opname met ondertiteling te voorzien. Het voordeel met mijn vertalingen is dat je ze achteraf ook nog eens rustig kunt doorlezen. Geniet van deze opname.
In het hoofdstuk 'Het wonder' vind je op pagina 126 van de Verdwijning van het Universum de verwijzing nr. 8. In de Cursus vind je deze terug op pagina 91 van de Verklaring van termen:
En wat de Cursus uitlegt over de
Heilige Geest:
Jezus is de manifestatie van de
Heilige Geest die hij op aarde liet neerdalen nadat hij was opgestegen ten
Hemel of anders gezegd tot volmaakte vereenzelviging kwam met de Christus, de
Zoon van God zoals Hij die heeft geschapen. De Heilige Geest, die een schepping
is van de ene Schepper en met Hem schept naar Zijn gelijkenis of geest, is eeuwig
en is nooit veranderd. Hij was ‘op de aarde neergedaald’ in die zin dat het nu
mogelijk was Hem te aanvaarden en Zijn Stem te horen. Zijn Stem is de Stem namens God en heeft
daarom vorm aangenomen. Deze vorm is niet zijn werkelijkheid, die alleen God
kent, samen met Christus, Zijn werkelijke Zoon die deel is van Hem.
Deze morgen bespreken we genezing. Andere thema’s die we
reeds besproken hebben en die vergelijkbaar zijn, zijn vergeving en het wonder
en genezing behoort tot dezelfde categorie, zijnde een correctie.
Een van de belangrijkste zaken die we ons moeten herinneren
wanneer we over genezing beginnen te spreken is dat ongeacht wat onze belevenis
ook mag zijn, ongeacht hoe sommige passages in de Cursus ook schijnen te zijn,
genezing gaat niet over het lichaam. Genezing kan alleen maar over de denkgeest
gaan want er is niets anders dan de denkgeest.
Niettegenstaande onze ervaring van fysieke en/of psychische
symptomen is het enige echte ziekteverschijnsel, het enige echte probleem de
keuze van de denkgeest voor schuld.
Er is een passage in hoofdstuk 27 (T27.VII.7:4) waar Jezus
zegt dat van de vele oorzaken van onze pijn en lijden we nooit gedacht hebben
dat schuld hier ook bij hoorde en dat we er allemaal heel goed in zijn, als
individu en als gemeenschap, om de schijnbare oorzaken van ons lijden toe te
schrijven aan fysieke, psychische, genetische, biologische, fysiologische,
economische, sociale oorzaken, enz.. Maar we herkenden nooit, omdat we zo
geïdentificeerd zijn met het lichaam, dat het probleem altijd in de denkgeest
is en altijd ligt in de keuze van de denkgeest om het denksysteem van schuld en
afscheiding van het ego werkelijk te maken. Dat is de ziekte.
In hoofdstuk 2, waar Jezus het specifiek heeft over
genezing, waarschuwt hij ons voor een niveauverwarring. En de niveauverwarring
waar hij het over heeft, en waar ook in de eerdere principes van wonderen in
het begin van de tekst over gesproken wordt, is dat de niveauverwarring de begripsverwarring is van het niveau van
denkgeest en lichaam waar we denken dat het het lichaam is dat ziek is en dit daarom
ook wil zeggen dat het het lichaam is dat genezen moet worden. Het probleem is
echter dat het nooit het lichaam is dat ziek wordt want er is geen lichaam.
Op geen enkel ogenblik, zegt de Cursus, heeft het lichaam
bestaan (T18.VII.3:1). Wat wil zeggen dat in het heilig ogenblik het lichaam
niet bestaat omdat er geen afscheidingsgedachte is in het heilig ogenblik en wat
de correctie vormt op het onheilige ogenblik waarin we geloven dat de
afscheiding van God wel degelijk is gebeurd.
Het ego zorgt er dus heel goed voor dat
- we onbewust blijven,
- het zichzelf projecteert (wat een gedachte in de denkgeest is) op het lichaam
en
- dat er een sluier van vergetelheid valt over de denkgeest zodat we geen
enkele herinnering meer hebben dat we denkgeest zijn en het enige waar we ons
bewust van zijn is dat er een lichaam is.
En het is het lichaam dat problemen heeft en het is het
probleem van het lichaam dat moet genezen worden. En het is duidelijk dat vele
religies en spiritualiteiten zich richten op het hele idee van genezing. Mensen
spreken helende woorden uit. Er zijn boeken over genezing, helende
eigenschappen van water, genezende handen. En niets hiervan is wat de Cursus
bedoelt met genezing.
De waarde die een storing op het gebied van het lichaam
heeft, of dit nu emotioneel is of fysiek, is dat het onze aandacht vraagt voor
een probleem dat zich voordoet. En waar Jezus ons mee helpt om te herkennen is
dat de wereld die we zien, het lichaam dat we voelen, het lijden dat we ervaren
‘een uiterlijk beeld is van een innerlijke toestand’ (T21.Inl.1:5).
Met andere woorden dat we het fysieke symptoom gebruiken als een middel om
terug te keren naar het symptoom in de denkgeest. De wereld is ‘een uiterlijk
beeld van een innerlijke toestand’, de innerlijke toestand die de verkeerde
keuze is van de denkgeest voor het ego. Dat is de ziekte.
In het pamflet ‘Psychotherapie’ spreekt Jezus over ziekte en
hij zegt hier dat een ziek lichaam de misvorming imiteert van een misvormde
gedachte, die schuld is. (P.2.IV.2:6) Wanneer de denkgeest voor schuld kiest
worden wij misvormd. Worden we onnatuurlijk. Dat is het probleem en dat is het
symptoom.
Maar het ego was zo slim om dat symptoom te nemen, het te onderdrukken of het
te ontkennen en heeft het dan naar buiten geprojecteerd zodat het nu in een
lichaam zonder geest lijkt te zijn. En wanneer we onbewust zijn, dan is er geen
enkele manier waarop wij kunnen oefenen om de kracht van de denkgeest om te
kiezen te gebruiken en hierbij onschuld te kiezen boven schuld, de Heilige Geest
boven het ego, vergeving boven aanval. De genezing betreft dus altijd de
denkgeest en een andere genezing bestaat er niet.
Dus net zoals we kunnen zeggen dat er ‘geen rangorde naar
moeilijkheid is bij wonderen’ kunnen we ook zoals de Cursus, zeggen dat er
‘geen rangorde in moeilijkheid bij genezing’ is want het zijn niet de talrijke
symptomen die het lichaam schijnt te hebben die het probleem vormen en die om
genezing vragen. Het is altijd en alleen de ene vergissing die we allemaal
samen gemaakt hebben en die we individueel blijven maken door voor het ego te
kiezen in plaats van voor de Heilige Geest.
Eens we het probleem definiëren als de beslissing van de denkgeest voor de
schuld dan is de oplossing helder. Dit is de keuze van de denkgeest voor
vergeving.
Maar zolang als we het probleem blijven zien op het niveau van het lichaam en
dit niveauverwarring blijft geven zoals ik zonet heb besproken, dan is er geen
hoop en zal er niets ooit genezen worden. Van zodra een probleem is genezen
komt er weer een ander voor in de plaats. De ene ziekte is nog maar uitgeroeid
op aarde of een andere steekt al weer de kop op. Er zullen in de wereld altijd
problemen zijn zolang we blijven vasthouden aan ons geloof in schuld. Maken we
ons geloof in schuld ongedaan dan blijft er niets langer over om te projecteren
en daarom, zoals de Cursus zegt, is het lichaam genezen, niet zozeer omdat de
symptomen verdwenen zijn, maar omdat onze beleving van de ziekte verdwijnt.
Wanneer er geen schuld is, is er ook geen ziekte en is er alleen de vrede van
God.
Deze morgen zullen we het hebben over God. In andere opnames
in deze serie heb ik het gehad over de Heilige Geest, over Jezus en ik dacht
dat het wenselijk zou zijn wanneer we aan God Zelf ook de mogelijkheid geven
om, als het ware, Zijn opinie te geven.
In feite zegt de Cursus vrij weinig over God ook al
verschijnt het woord bijna op elke bladzijde, zo niet in elk deel van een
hoofdstuk.
De belangrijkste uitspraak over God vind je terug in het
werkboek waar Jezus zegt: Je zegt de woorden ‘God is’ en doet er dan het
zwijgen toe.’ (W.d1.169.5:4), want uiteindelijk, wat is er dat je over God kan
zeggen? Wanneer je zegt dat God iets is of wanneer je zijn eigenschappen of
hoedanigheden begint te omschrijven, dan verlaag je Hem reeds omdat wanneer men
God zou moeten definiëren dan zou je Hem moeten definiëren als perfecte Eenheid
of Hij is perfecte Liefde of Hij is complete Heelheid. Maar dit zijn
non-dualistische concepten en van zodra je zegt dag God iets is, dan is er een
voorwerp en een eigenschap en dan verlaag je deze non-dualistische Eenheid,
deze perfecte Eenheid, die de werkelijkheid is van God.
In feite het enige dat een Cursus in Wonderen over God zegt
is: ‘God is’. Met andere woorden God is volmaakt ‘Zijn’. Al het overige in de
Cursus wordt ons aangeboden als een correctie voor de fout genomen gedachten
van het ego en, in de context over datgene waar we het deze morgen over hebben,
onze onjuiste gedachten over God.
Er is dit mooie gebed in les 189 waar Jezus zegt om stil te
zijn en alle gedachten die we hebben over iedereen en alles, inclusief God, ter
zijde te leggen en eindigt met deze woorden: ‘vergeet deze wereld, vergeet deze
cursus en kom met volkomen legen handen tot jouw God.’
De manier waarop we onze Schepper en Bron herinneren, de
manier waarop we ons herinneren dat wij de liefdevolle verlenging zijn van Hem
en van Zijn ene Wil is door het ongedaan maken van onze onjuiste opvattingen en
in het benoemen van God hebben we er vele.
Wanneer we kijken naar officiële religies en in het
bijzonder naar de typische Westerse religies zoals het Jodendom en Christendom,
wanneer we denken aan de Bijbelse religies, dan zien we dat deze vol staan met
onjuiste opvattingen over God. En in feite is het hele concept van God, de
persoon God die men in de Bijbel terugvindt, niets meer dan een projectie van
het onbewuste denksysteem in de denkgeesten van de schrijvers van de Bijbelse
geschriften en natuurlijk ook alle mensen, door de eeuwen heen, die ze
geschreven hebben en zich ermee hebben geïdentificeerd.
Er is een regel in de tekst (T18.VIII.1:5) waar Jezus zegt
dat wij zelfs niet kunnen denken aan God zonder lichaam of in één of andere
vorm die we denken te kunnen herkennen. En daarom, omdat we ons identificeren
als lichamen denken we aan Hem als aan een lichaam of één of andere vorm van
lichaam anders dan het onze, maar niettemin als een lichaam, een persoon en de
Cursus neemt de Bijbelse taal over door te spreken over God als een Vader,
Iemand die ons kent, Die van ons houdt, Die een plan heeft voor ons, maar dit
is een beeldspraak die op symbolische wijze, in een vorm die voor ons makkelijk
te begrijpen is, probeert de werkelijkheid van God uit te drukken en zeker wanneer
we het hebben over God, de Vader, is dit een duidelijke verwijzing naar het
feit dat we allemaal een vader hebben ook al is onze vader overleden of heeft
onze vader ons verlaten, er is nog steeds een vader. We begrijpen dus het
denkbeeld van ouder en kind en dus maakt de Cursus hier gebruik van om onze
relatie tussen de Schepper en het Geschapene te begrijpen ook al is er
uiteindelijk in de Hemel geen Schepper en Geschapene. (Je kan in een perfecte
staat van Eenheid geen dualiteit hebben.)
Het idee dus aan God als Vader en Christus als Zijn Zoon,
als Schepper en het Geschapene, als eerste Oorzaak en Gevolg, zijn allemaal
symbolen die proberen een relatie te begrijpen die niet begrepen kan worden in
ons dualistisch universum.
De manier dus waarop we beginnen te begrijpen Wie en Wat God
is, is door het ongedaan maken van al deze belemmeringen in dit bewustzijn.
Met andere woorden, we praten hier over hetzelfde proces van
de cursus dat we gebruiken en toepassen bij elke andere kwestie, de manier
waarop we leren wat vergeving is, is door te herkennen wat vergeving niet is.
De manier waarop we herkennen dat er een wereld voorbij deze wereld is, is door
ons te realiseren dat hier niets is die we waarde kunnen verlenen en wat we
willen.
Dus nogmaals, wanneer we het hebben over God dan hebben we
het over een Werkelijkheid, onze Werkelijkheid van perfectie Liefde. Een
werkelijkheid die niets te maken heeft met wat dan ook hier in deze wereld. Ze
is onveranderlijk, kan niet veranderd worden , is eeuwig, maar uiteindelijk is
dit allemaal waar het werkboek op het einde naar refereert als zinloze overpeinzingen
en of we nu zinloos mijmeren over een denksysteem van het ego dat we niet echt
kunnen begrijpen of een wereld die we niet echt kunnen begrijpen of een God die
voorbij ons begrip ligt is allemaal een zinloze overpeinzing van iets wat we
niet kunnen begrijpen.
Maar wat we wel kunnen begrijpen en wat Jezus regelmatig
herhaalt in de Cursus is hoe we deze blokkades voor de aanwezigheid van liefde
ongedaan kunnen maken, zoals in de inleiding wordt gezegd.
Wanneer deze blokkades van speciaalheid en schuld ongedaan
zijn gemaakt is wat er overblijft deze perfecte Liefde en die perfecte Liefde
is God.
Een interessant
fenomeen van Een Cursus in Wonderen is dat bij het opschrijven van de Cursus
door Helen het op verschillende momenten de periode was van een feestdag en dan
in het bijzonder rond Kerst, Nieuwjaar en Pasen. En wanneer die tijd naderde en
Helen aan het schrijven was , wanneer deze periode dichterbij kwam, dan betrok
Jezus dit, onafhankelijk van welk belangrijk thema hij toen behandelde en dit
zowel in het Werkboek als in de tekst, en voegde dit samen met het symbolische
van deze periode.
Zoals
bijvoorbeeld in het begin van hoofdstuk 20 waar je verwijzingen terugvindt naar
Pasen (de eerste paragraaf van dit hoofdstuk noemt ‘De Goede Week’) en tegen
Kerstmistijd zijn er twee plaatsen waar dit gebeurt. Eén keer in het Werkboek,
les 303: ‘De heilige Christus is vandaag in mij geboren’ en bijna op het einde
van hoofdstuk 15.
Ik wou nu één van deze prachtige passage lezen die gerelateerd is aan Kerstmis.
Het is hoofdstuk 15, paragraaf XI, alinea 2:
‘Het teken van Kerstmis is een ster, een
licht in de duisternis. Zie het niet buiten jezelf, maar stralend in de Hemel
van binnen en neem het aan als teken dat de tijd van Christus is gekomen.’
Dit
past heel mooi bij het thema van die paragraaf en dat hoofdstuk, dat de tijd
van Christus werkelijk het heilig ogenblik is waarin geen offer is, waarin we
tegen het ego kiezen en voor Jezus als onze leraar. En een belangrijk onderdeel
van die keuze is herkennen dat er niets buiten ons is dat ons op één of andere
manier zou kunnen raken; dat het licht van Christus niet iets is van buiten
uit, dat de komst van Jezus in de wereld niet gezien moet worden als iets dat
te maken heeft met de vorm of met de geboorte van een lichaam, maar dat de
verschijningsvorm van dit grote symbool van de Liefde van de Hemel in wezen
aanwezig is in onze denkgeest. Het is niet iets dat verschijnt en dan weer
verdwijnt, maar de tijd van Kerstmis biedt ons de mogelijkheid ons te
herinneren dat de tijd van Christus altijd aanwezig is. Het is er altijd, hier en nu.
Een
belangrijk onderwerp van de Cursus is dat lineaire tijd een illusie is, er
bestaat geen verleden en geen toekomst. Kerstmis is dus niet iets wat één keer,
2100 jaar geleden, heeft plaatsgevonden. Kerstmis is niet iets dat elk jaar
weer komt als een tijd voor pakjes om te geven en te krijgen. Het staat echter
als symbool voor het feit dat dit licht altijd schijnt in de duisternis van ons
door het ego gevoede denken en de schaduw van de schuld die we werkelijk
gemaakt hebben en die we projecteren op de wereld en op alle relaties in de
wereld. Dat dit licht altijd straalt, dat de aanwezigheid van de Heilige Geest
in onze denkgeest nooit weggegaan is.
En het is dus dit licht dat schijnt in de duisternis waar deze tijd ons doet
aan herinneren. En naarmate we deze periode dus naderen - en alle drukte van
Kerstmis en al het commerciële er omheen waar we allemaal nogal een afkeer van
hebben - toch kunnen we deze Kersttijd gebruiken als een symbool voor de
herinnering en als geheugensteuntje voor onszelf dat ondanks wat er zich in
onze persoonlijke wereld afspeelt of in de wereld in het algemeen, dat dit
licht altijd schijnt.
En er
is niets, en dit is wellicht het belangrijkste aspect aan dit symbool, er is
absoluut niets in deze wereld die dit licht van ons kan afnemen, behalve onze
eigen keuze, onze eigen angst die denkt dat er een macht is groter dan de
Hemel, dat er een macht is die groter is dan liefde en dat wij die macht zijn.
Dat is de oorsprong van het geloof in de afscheiding, dit is het geloof in
schuld, maar dit maakt allemaal deel uit van het bedrog van het ego.
De
waarheid van deze kwestie is dat dit licht voor altijd blijft en nooit gedoofd
kan worden door gelijk welke verkeerd genomen keuze.
Herhaaldelijk
zegt de Cursus ons dat ons leven hier een droom is en dromen zijn geen
werkelijkheid. En dus is het licht van Kerstmis, dat in onze denkgeest schijnt,
het licht dat voorbij de droom ligt, het is de liefde die voorbij alle angst
ligt, alle schuld, haat, pijn, lijden en dood die zo kenmerkend is voor onze
wereld.
Deze
tijd biedt ons dus een herinnering voor onszelf aan, ongeacht wat er ook
gebeurt in onze persoonlijke wereld, dat we steeds die liefde, vrede en hoop
van Kerstmis kunnen vinden. Het is de hoop die werkelijk een einde maakt aan de
realiteit van ons wezen. Het is de hoop die ons zegt dat, ongeacht wat er
gebeurd, er is altijd licht op het einde van de tunnel, er is altijd een licht
die schijnt in de duisternis en het is dit licht die de ware betekenis is van
Kerstmis.
Het onderwerp van deze morgen is ‘ideeën verlaten hun bron
niet’ (o.a. T26.VII.4:7)
Dit is een van de belangrijkste principes van Een Cursus in
Wonderen. Het kan op twee niveaus begrepen worden. Het eerste niveau van
‘ideeën verlaten hun bron niet’ geeft de waarheid weer van de Verzoening, nl.
dat de gedachte, zijnde de Zoon van God, nooit zijn Bron in de Hemel kan
verlaten, wat wil zeggen dat de afscheiding van God nooit is gebeurd. Het is
slechts een illusie of een nare droom.
‘Ideeën verlaten hun bron niet’ is ook van toepassing op de
afgescheiden denkgeest. In de afgescheiden denkgeest verlaat elke gedachte die
we hebben, zoals schuld of vergeving, de denkgeest niet al lijkt het erop dat
zij de wereld in gaan, wat projectie (van de schuld)is of de uitbreiding (van
de vergeving) uitdrukt.
Voor de doelstelling van deze bespreking hou ik mij nu enkel
bezig met het denksysteem van het ego voor wat projectie betreft. ‘Uitbreiding’
is de term die de Cursus gebruikt voor het juist gerichte denken of voor het
juiste gebruik van projectie.
Het ego vertelt ons dat de schuld in onze denkgeest
werkelijk is, dat zij buitengewoon weerzinwekkend is en de enige manier waarop
we vrede kunnen vinden is door te ontsnappen aan deze schuld door ons ervan te
bevrijden door middel van projectie; dat we de schuld nemen die in onze denkgeest
is, die naar buiten projecteren en haar op iemand anders plaatsen, met andere
woorden: ideeën verlaten hun bron. De schuld in onze denkgeest kan zich naar
buiten verplaatsen, terechtkomen op het lichaam van iemand anders waardoor onze
aanvallen, oordelen of kritiek op hen gerechtvaardigd zijn. De schuld is dus in
hen en niet in mij.
De waarheid echter is dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’.
Dat wat er ook in de denkgeest is, in de denkgeest blijft want er is niets
buiten de denkgeest. De stellingname dus dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’ is
op het niveau van de gespleten denkgeest een andere manier om te zeggen dat er
geen wereld is. Les 132 zegt immers: ‘Ik bevrijd de wereld van al wat ik haar
heb toegedacht.’, waarmee Jezus verwijst naar dit belangrijke principe dat
‘ideeën hun bron niet verlaten’ en vervolgt door te zeggen: ‘Er is geen wereld!
Dit is de kerngedachte die de Cursus probeert te onderwijzen.’ (Wd1.132.6:2-3)
En, nogmaals, er is geen wereld omdat de gedachte van schuld, de afscheidingsgedachte
in de denkgeest nooit zijn bron heeft verlaten en niet kan verlaten; eenvoudig
dus: projectie werkt niet. Dit is een andere manier om een heel belangrijk
verschil te begrijpen die we in de Cursus terugvinden – tussen de Cursus en
andere disciplines en denksystemen van de huidige tijd, die het hebben over de
eenmaking van geest, lichaam en ziel.
De denkgeest is niet in het lichaam.
Het lichaam is in de denkgeest, want, nogmaals: ‘ideeën verlaten hun bron
niet’. De geest zit niet gevangen in het lichaam, de geest komt bij de dood
niet los van het lichaam, zoals vele mensen denken, omdat, nogmaals de
denkgeest zich niet in het lichaam bevindt want ‘ideeën verlaten hun bron
niet’. Dit principe kan niet genoeg herhaald worden. Het vormt de complete
basis van het denksysteem waarop de Cursus is gesteund.
Het denksysteem van het ego is echter gesteund op het
tegenovergestelde van dit principe, d.w.z. ideeën verlaten hun bron. De
gedachte, zijnde de Zoon van God, kan zijn Bron in de Hemel verlaten en een
zelf maken, een identiteit, een wereld en een vorm van liefde die tegengesteld
is aan de Hemel. We hebben nu een begrensd, afgescheiden zelf in plaats van het
ene Zelf als Christus. We kennen nu speciale liefde in plaats van de Liefde van
God. We hebben afscheiding in plaats van eenheid en we hebben een wereld van
lijden, pijn en dood in plaats van de eeuwigheid in de Hemel. Het ego zegt dus
dat ideeën wel degelijk hun bron verlaten, de Heilige Geest spreekt dit tegen
door middel van het Verzoeningsprincipe dat zegt: ‘ideeën verlaten hun bron
niet.’
Gezien het ego gelooft dat de Zoon de Hemel heeft verlaten
(en dat is uiteindelijk wat het ego is) beschermen we als het ware datgene wat
we verworven hebben. We beschermen onze identificatie met het ego door het
vanuit de denkgeest in het lichaam te plaatsen.
In het begin van hoofdstuk 18 heeft Jezus het over de eerste
projectie van de vergissing, die de projectie is, de wereld in, van een
afscheidingsgedachte en hiermee een wereld heeft gemaakt. Op een andere plek
zegt Jezus dat de wereld een waansysteem is gemaakt door hen die gek geworden
zijn van schuld. (T13.Inl.2:2).
Het enige wat de wereld is, is een projectie van een
gedachte van schuld in de denkgeest, maar gezien die gedachte van schuld zich
niet echt heeft voorgedaan (omdat ideeën hun bron niet verlaten) is er daarom
niet alleen geen schuld, maar is er geen wereld.
In die herkenning en in die aanvaarding van dit heuglijke
feit vinden we de basis voor de vergeving. Daarom leert Jezus ons in de Cursus
dat we vergeven wat nooit is gebeurd.
Er is niemand buiten mij. Niet alleen is er niemand die mij gekwetst heeft door
de vrede van God van mij af te nemen, er is niemand buiten mij die mij kan
kwetsen want ‘ideeën verlaten hun bron niet’. En in die gedachte wordt
verlossing gevonden en door het toepassen van deze gedachte in ons dagelijks
leven is het dat Een Cursus in Wonderen wordt geleerd, toegepast en onderwezen.
Het thema voor deze morgen is ‘de grabbelton van schuld’.
Dit is een concept dat ik gedurig aan bespreek in diverse workshops en ik denk
dat het een bruikbaar concept is in de zin van het in praktijk brengen van
vergeving.
Waar dit beeld voor staat, de grabbelton van schuld, is dat
we hier rondlopen met deze enorme tas over onze schouder, als een ego-kerstman.
En in deze tas, deze grabbelton, zitten een hele hoop dingen waar we ons
schuldig over voelen en dit zolang we ons kunnen herinneren tot de dag van
vandaag.
Dit zijn zaken waar we naar grijpen, telkens we ervoor kiezen om ons te
verdedigen tegen de waarheid van onze werkelijkheid, telkens we er voor kiezen
om meer en meer juist gericht te denken en dat het deel, van ons ego, steeds
banger wordt voor deze beslissing om niet langer dit individuele, afgescheiden,
speciale zelf te zijn, we grijpen naar iets dat ons er doet aan herinneren dat
het ego onze vriend is, dat het denksysteem van het ego onze identiteit is en aan
al die verschillende speeltjes die het ego gebruikt, al die verschillende vormen
in ons fysieke, lichamelijke leven hier in de wereld die dit denksysteem
vertegenwoordigt en dit alles is ondergebracht in de grabbelton en wordt datgene
waar we ons toe wenden voor hulp.
Op het einde van de laatste blokkade voor de vrede, bijna op
het einde van hoofdstuk 19, wanneer we er bijna klaar voor zijn om door deze
laatste sluier, de angst voor God, te gaan en te verdwijnen in de Aanwezigheid
voorbij deze sluier, zegt Jezus ons dat dit het ogenblik is dat we bang worden en zelfs doodsangst
uitstaan (T19.D.6:2) en dat we onze ogen neerslaan bij de herinnering aan wat wij
onze ‘vrienden’ hebben beloofd. En deze ‘vrienden’ zijn in wezen: zonde,
schuld, angst en dood.
Wat in de grabbelton zit zijn alle uiterlijke verschijnselen
van het denksysteem van zonde, schuld, angst en dood, het geloof dat onze
afscheiding van onze Schepper en Bron wel degelijk is gebeurd. En daar grijpen
we naar.
Het probleem nu, en dit is de moeilijkheid in het
vergevings- en genezingsproces, is dat we ons wenden tot deze grabbelton
wanneer we hulp nodig hebben, nogmaals om ons te verdedigen tegen dat wat we in
werkelijkheid zijn: geest.
Wat zich in de grabbelton bevindt is niet zozeer van belang. Het is zelfs zo
dat alles in deze grabbelton niet alleen een illusie is, maar het is een
illusie die afleidt. Want nogmaals, het doel ervan is om ons weg te houden van
de herinnering dat we geest zijn en dat we opnieuw kunnen kiezen.
De kwestie is dus niet wat er zich in de grabbelton bevindt, is niet datgene
waarvan we denken dat het onze vrede verstoort. De kwestie is: waarom we ons tot deze grabbelton
wenden.
In de paragraaf in de tekst die gaat over dissociatie
(T10.II.1:5), direct in het begin van deze paragraaf, zegt Jezus ons dat het
probleem niet ligt in wat we hebben gedissocieerd, maar in het feit dat we gedissocieerd,
afgescheiden zijn. Wanneer we dit veralgemenen kunnen we zeggen dat het probleem
zich niet bevindt in de grabbelton van schuld. Nogmaals alle verschillende
gebeurtenissen waarover we ons schuldig voelen, waarom we ons afgescheiden
voelen van liefde, waarom we boos zijn, we pijn lijden, we gelukkig zijn, alles
dat ruikt naar onze speciale liefdes- of speciale haatrelaties. Het probleem is
niet de vorm die de schuld aanneemt. Het probleem is waarom we in eerste instantie
voor schuld kiezen, waarom we er weer voor kiezen om in de grabbelton te
grijpen en, nogmaals, niet voor wat er in de grabbelton zit.
Een andere manier om hetzelfde te zeggen is: het probleem is
nooit de vorm, het is altijd de betekenis.
Vorm heeft altijd te maken met gedrag, met iets uiterlijks.
Inhoud, betekenis heeft altijd te maken met de denkgeest. En in die gespleten
denkgeest zijn er steeds twee kerngedachten:
-het onjuist gerichte
denksysteem van het ego: zonde, schuld, angst, oordeel, lijden, pijn, aanval en
dood
-en het
juist gerichte denken of de juiste kerngedachte van de Heilige Geest:
vergeving, het wonder, genezing, vrede en de terugkeer naar liefde.
En het probleem is de keuze die ons keuzemakend gedeelte in
onze denkgeest maakt en niet de vorm die deze keuze aanneemt.
Wanneer we dus van streek zijn dan moeten we terugdenken aan
les 5 van het werkboek die zegt: Ik voel
nooit onvrede om de reden die ik denk. Ik denk dat ik van streek ben
omwille van datgene wat zich in de grabbelton bevindt, voor hetgene wat jij mij
gisteren hebt aangedaan, wat je vijf minuten geleden hebt gedaan, wat je mij
vijftig jaar geleden hebt aangedaan, wat je mij zeventig jaar geleden hebt aangedaan,
wat ik denk dat jij mij hebt aangedaan, wat ik denk dat je mij mogelijks zult
aandoen.
Alles wat ik in deze wereld een oorzakelijke waarde geef, alles wat ik in de
wereld zie als iets wat de macht heeft oorzaak te zijn van mijn onvrede of mijn
geluk. Het probleem is dus niet wat ik denk dat mij onvrede geeft. Het probleem
is waarom ik ervoor kies niet in vrede te zijn.
Alles komt dus neer op het doel, wat voortdurend het centrale thema is van Een
Cursus in Wonderen: ‘waartoe dient het?’ (T24.VII.6:1)
Jezus zegt ons om voor alles in de wereld te vragen ‘Waartoe dient het?’ en te
begrijpen dat het doel van iets ons zal helpen om te herkennen wat het probleem
is.
Het doel is dus waarom ik mij tot de grabbelton wend, waarom ik ervoor kies dat
er dingen in de wereld zijn die mij boos maken. Dat is de kwestie.
En ik grijp naar deze dingen zodat ik mij kan verstoppen achter het feit dat ik
de verscholen zondaar ben. Ik ben degene die stiekem gekozen heeft tegen de
liefde en ervoor gekozen heeft afgescheiden te zijn. En dus ga ik naar de
grabbelton en verschuif ik de verantwoordelijkheid voor wat ik geloof dat ik
gedaan heb naar dat wat de wereld mij aandoet en hoef ik hierbij geen rekening te
houden met de vergissing die het keuzemakend gedeelte in mijn denkgeest heeft
gemaakt, wat dus betekent dat ik het nooit kan corrigeren.
En wanneer ik het niet corrigeer is het niet mogelijk ooit
uit deze hel te ontsnappen en terug te keren naar de Hemel.
Het thema voor deze morgen is ‘projectie maakt waarneming’.
Dit is één van de meest essentiële principes in de Cursus.
Het is zelfs zo belangrijk dat het herhaald wordt in de tekst. (T12V.3:5;
T21.Inl.1:1) In zekere zin behelst het de kern van de poging van wat het ego
ons laat doen en het begrijpen ervan brengt ons naar de kern van hoe de Heilige
Geest deze poging van het ego ongedaan maakt.
Eén van de manieren om de kenmerken van de strategie van het
ego duidelijk te maken of uit te leggen, is dat het ego probeert om ons
onbewust te maken. De schrik van het ego is dat wanneer we terugkeren naar onze
denkgeest, wanneer we ons bewust worden, we ons denken zouden veranderen en dat
we onze oorspronkelijke keuze voor het ego, die het denksysteem is van het zijn
van een individueel, speciaal en uniek wezen, een denksysteem waarmee we ons
identificeren; (we zijn in die zin dus het ego geworden), dat dit denksysteem
dus ongedaan wordt gemaakt eenvoudig door het veranderen van ons denken. En om
er dus zeker van te zijn dat we ons denken niet zouden veranderen onderwijst
het ego ons dat we onbewust (geesteloos, onbezield) zijn door het
gedachtesysteem van het ego aan te nemen (afscheiding, zonde, schuld, angst of
straf, lijden en dood), dit naar buiten projecteren en ons dan doet vergeten
dat we dit geprojecteerd hebben. Het is zoals een sluier van vergetelheid of
een ijzeren gordijn, een gordijn van geheugenverlies dat voor onze denkgeest
neervalt en we hebben niet langer de herinneringdat wat we buiten ons waarnemen iets is wat
we binnen in ons hebben waargenomen. We denken dus dat wat we buiten ons
waarnemen daar ook is en dit komt omdat we vergeten zijn dat projectie de
waarneming maakt, dat we in eerste instantie, op het niveau van de denkgeest,
kiezen welk denksysteem we zullen aanhangen: het denksysteem van afscheiding
(afgescheiden belangen, schuld, aanval, oordeel) of het denksysteem van de
correctie (het denksysteem van de gedeelde belangen, van vergeving, van het
wonder). En datgene waarvoor we, in onze denkgeest, gekozen hebben om werkelijk
te maken projecteren we en nemen dit dan buiten ons waar.
Ervan uitgaande dat ik gekozen heb voor het ego kies ik dus
eerst voor dit denksysteem van schuld , projecteer ik dit naar buiten en zie
daarom overal om me heen zonde en schuld, maar ik neem het buiten mij waar
omdat ik het daar geprojecteerd heb, ik heb het daar geplaatst. Maar gezien ik
vergeten ben dat ik het geprojecteerd heb, lijkt het nu, nogmaals, dat wat ik
buiten mij zie er ook werkelijk is en heb ik niet langer de herinnering dat ik
(een denk)geest ben.
En gezien we die herinnering dat we denkgeest zijn niet meer
hebben, kunnen we dit, nogmaals, niet veranderen en wanneer we ons denken niet
kunnen veranderen dan blijft de oorspronkelijke keuze van het ego voor altijd
behouden, of schijnbaar voor altijd, en alle hoop is verdwenen.
De hoop die Jezus ons in de Cursus biedt ligt in de gedachte
dat projectie waarneming maakt. Er is ontsnapping mogelijk aan de wereld die ik
waarneem. Er is een uitweg voor het lichaam dat ik waarneem en ervaar, het
lichaam dat altijd gekweld wordt door pijn, dat oud wordt en uiteindelijk
sterft, een lichaam dat lijdt onder de verwondingen en aanvallen door anderen.
Hier is geen ontsnappen aan omdat we niet echt controle
hebben over de wereld. We hebben wel de illusie dat we bepaalde dingen onder
controle kunnen houden, maar het is duidelijk dat we niet de controle over
alles hebben en we weten dat we in ieder geval geen controle hebben over de
natuurwetten, over de wetten van het lichaam en de wetten van de dood.
Maar er is hoop wanneer we herkennen dat dit alles
plaatsvindt in de denkgeest en dat dit nooit zijn bron verlaten heeft (dit is
een logische gevolgtrekking in de Cursus die we op een andere keer zullen
bespreken, nl. dat ideeën hun bron niet verlaten – T26.VII.4:7). Maar we
herkennen nu dat, gezien projectie de waarneming maakt, wanneer ik mijn
identiteit in mijn denkgeest verander dan zal dit ook mijn waarneming van de
wereld veranderen. En in plaats van de wereld als een koude en wrede, vijandige
plek te zien waarin ik kwetsbaar ben en, zoals de Cursus het zegt, overgeleverd
ben aan krachten voorbij mijn controle (T19.IV.D.7:4) word ik er mij nu bewust
van dat ik er wel degelijk controle over heb. Ik kan dan wel geen controle
hebben over jouw lichaam of over mijn lichaam, maar ik heb wel degelijk
controle over mijn denken, want nogmaals gezien projectie waarneming maakt is
er nu iets aan te doen. In feite, hoofdstuk 21 die begint met de reeds
aangehaalde regel ‘projectie maakt waarneming.’ zegt een paar regels verder in
de eerste alinea, dat de wereld die je
ziet een uiterlijke weergave is van een innerlijke toestand (T21.Inl.1:5) De wereld die je ziet is een uiterlijke
weergave van een innerlijke toestand. En die innerlijke toestand is de
keuze van je denkgeest en wanneer ik gekozen heb voor het ego dan is de wereld
die ik buiten mij zie (de wereld die ik waarneem) een wereld van ego’s, aanval,
afscheiding, zonde, schuld, angst, oordeel en uiteindelijk dood. Maar dit is zo
omdat ik het daar geplaatst heb. Projectie maakt waarneming. Maar omdat ik het
naar buiten heb geprojecteerd en in jou alle oordelen over mijzelf zie, al mijn
gedachten van zonde en schuld, wat een afschuwelijk iemand ik ben omdat ik
degene ben die mij afgescheiden heb van God en Zijn Liefde heb verraden en Zijn
Aanwezigheid heb verlaten. En in plaats van jou hiervan te beschuldigen herken
ik nu dat dit een projectie is van dat wat ik geloof en werkelijk heb gemaakt
in mijn denkgeest.
Les 134 in het werkboek zegt wanneer je geneigd bent om
iemand van iets te beschuldigen je moet stoppen en jezelf eerst afvragen: “Wil
ik mezelf hiervan beschuldigen?”
Gezien projectie waarneming maakt beschuldig ik jou van dat waar ik heimelijk
mezelf van beschuldig. Maar wanneer ik die projectie kan omkeren(wat de functie is van het wonder), ik breng
die projectie terug naar mijn denken (denkgeest) dan is wat ik naar buiten had
gebracht op jouw lichaam of op dat van mijzelf en ik breng dit terug naar mijn
denkgeest, dan herinner ik mij opnieuw dat ik een denkgeest heb. Ik wordt
bewust in plaats van onbewust en ik kan dus nu mijn denken veranderen. Daar is
het waar de hoop ligt en ‘projectie maakt waarneming’ is de manier waarop ik
die keuze kan maken omdat dit mij helpt begrijpen wat mijn ego gedaan heeft.
Het wonder neemt datgene wat ik buiten mij heb geplaatst,
brengt het opnieuw terug naar binnen in mijn denkgeest waar ik er nu naar kijk
en vanwaar ik het nu kan beoordelen door de ogen van Jezus in plaats van door
de ogen van het ego en het daardoor kan laten gaan.
Deze morgen verlaten we even de metafysische kwesties die we
anders bespreken in deze opnames en richten ons nu meer op de praktische
toepassing van wat het betekent om student te zijn van Een Cursus in Wonderen
en wat het betekent om in ons dagelijks leven de principes van vergeving toe te
passen.
Ieder van ons wordt geconfronteerd met ontelbare dingen en
van sommige denken we dat ze groot zijn, andere zijn dan weer klein, maar
dingen die ons gedurende de dag, om nog maar niet te spreken van de dingen in ons
leven, ten top drijven of die ons in de war brengen en die onze vrede
verstoren. En dit kan gaan van onbelangrijke dingen, zoals bijvoorbeeld op de
snelweg rijden en iemand snijdt je de pas af of we staan aan de expreskassa
waar je 10 artikelen mag afrekenen, degene voor je heeft dertien en een halve
artikelen en we merken dat dit ons boos maakt.
Of het gaat om dingen die aangrijpender zijn; we raken onze baan kwijt en
hebben hier geen fout aan; wij moeten de hypotheek afkorten of de auto
afbetalen; van een geliefde hebben we zo juist gehoord dat hij of zij kanker
heeft of er is ons gezegd dat wijzelf kanker hebben; we luisteren naar het
nieuws en horen dat een derde wereldoorlog om de hoek schuilt of we horen van
de ineenstorting van de financiële markt wat de financiële ondergang betekent
voor onze families.
Al dit soort dingen waarmee we geconfronteerd worden, gezondheidskwesties,
gezondheidskwesties van onszelf of zij nu groot zijn, als kanker, zoals ik zo
juist vernoemd heb of ik ben niet blij met hoe ik eruit zie; ik ben niet blij
met deze extra rimpel; ik vind het niet fijn dat ik een aantal kilo’s ben aangekomen.
Wat het ook mag zijn doet er niet toe.
Wanneer Jezus ons zegt dat een lichte steek van ergernis
hetzelfde is als een intense woede dan zegt hij hiermee dat er geen rangorde is
in illusies, wat de eerste wet van de chaos tegenspreekt. (Hij legt hiermee ook
uit waarom er geen rangorde in moeilijkheid is bij wonderen, wat het eerste
principe van wonderen is.) Het is omdat elk probleem hetzelfde is, wat betekent
dat elk probleem op dezelfde manier moet opgelost worden.
En wat Jezus, als meester-psycholoog, in deze Cursus doet
(en zijn onderricht leunt sterk aan tegen de leringen, en dan vooral van het
ego, van het grote genie Freud) is dat hij ons helpt te begrijpen wat motivatie
is, wat een andere manier is van praten van een doel.
Met andere woorden waarom wij van streek raken daar is een reden voor. Ongeacht
of ik nu net gehoord heb dat ik kanker heb of ik heb een splinter in mijn
vinger of iemand snijdt mij de pas af op de weg. Ongeacht de schijnbare omvang
of kleinheid van het probleem dat zich voordoet, er is nog steeds een keuze in
mijn denkgeest die mij beïnvloedt hierdoor geraakt te worden. En dat is het sleutelbegrip.
Wat er ook maar rondom mij gebeurt is, nog steeds, geen reden om de liefde en
de vrede van God, die in mijn denkgeest is, op te offeren. Zoals in les 34
staat: ik kan altijd in plaats hiervan vrede zien. (Wd1.34) Ik kan, ongeacht
wat er in mijn leven gebeurt, ongeacht wat er omgaat in de wereld, in vrede
zijn en dit is het wat helpt.
Eens ik dit principe begrijp, wat de kern vormt voor vergeving, kan ik het
oefenen en het telkens en elke keer dat ik van streek raak, toepassen.
We zijn echter geneigd om sommige problemen ernstiger dan
andere te nemen, problematischer dan andere, minder makkelijk op te lossen dan
andere. En inderdaad, wanneer je naar de wereld kijkt, maar dan wel vanuit het
perspectief van de wereld, lijkt dat inderdaad zo te zijn.
Maar wat betekent dit voor een denkgeest die de macht heeft
om te kiezen, die de macht heeft om te kiezen voor het oordeel van het ego of
voor de visie van de Heilige Geest (de Cursus zegt: of visie of oordeel is jouw
keuze, maar nooit beide, (T20.V.4:7)je
moet het ene of het andere kiezen).
Dus wat betekent dit voor ons, die weten dat we een
denkgeest zijn - want daar gaat het om -wanneer ik door iets in de wereld van
streek geraak dan komt dit alleen omdat ik in mijn denkgeest ervoor gekozen heb om dat iets, die
persoon, die situatie de macht te geven om mij van streek te maken.
Gezien de Cursus onderwijst, en hier sluit de metafysische
fundering aan bij de praktische toepassing, dat er letterlijk niets is wat
buiten onze denkgeest bestaat – ideeën
verlaten hun bron niet (een thema waar in een ander praatje dieper zal
worden op ingegaan). En wanneer ideeën
hun bron niet verlaten is er ook geen uiterlijke wereld. De
afscheidingsgedachte, en het denksysteem dat eruit is voortgekomen, heeft de
denkgeest nooit verlaten, wat betekent dat er niets ‘buiten’ mijn denkgeest is
dat mij in de war kan brengen. Maar er is wel een keuzemakend deel in mijn
denkgeest die ervoor kan kiezen om
van streek te zijn.
En als we ervoor
kiezen om van streek te zijn – hier heb je opnieuw de kwestie van de
motivatie – kiezen we om van streek te zijn omdat dit de Liefde van God voor
ons weghoudt.
Dat is hetgene wat het bewustzijn, de ervaring van de herinnering aan Gods
Liefde weghoudt en die in ons juist gerichte denken bijgehouden wordt door de
Heilige Geest. En wanneer ik mij niet bewust ben van die Liefde en mij er niet
mee identificeer dan blijft mijn individuele, speciale, unieke zelf intact.
Het is dus het verlangen om dit zelf te behouden, dit individuele, speciale
zelf, tegen de indringing, de indringing van de Liefde van God waarin geen ‘ik’
bestaat en waarin geen bestaan is van een afgescheiden zelf, het is dit
verlangen dat mij ertoe leidt alles te doen om die liefde van mij af te houden.
Ik heb er dus in eerste instantie voor gekozen om het probleem van de schuld in
mijn denkgeest te hebben, om dit vervolgens naar buiten te projecteren en dan
ervoor te kiezen een wereld te maken, zowel collectief als individueel, een
wereld waarin continu een bron voor problemen is die mij voortdurend raken en
mijn vrede treffen. En ik geloof, gezien ik niet weet dat ik hiervoor een
denkgeest heb, dat het dit is wat mij van streek maakt of dat dit hetgene is
wat mij gelukkig maakt.
De praktische manier dus om met problemen om te gaan is door
er bewust van te worden dat het probleem is dat
ik geloof dat er een probleem is. Dat is het probleem en niet de vorm van
het probleem, maar dat ik geloof, dat
mijn denkgeest gelooft dat er een probleem is.
Het is in die herkenning dat verlossing komt en het is deze
herkenning, die het heilig ogenblik is, die het doel vormt van Een Cursus in
Wonderen.
Een belangrijk thema van Een Cursus in Wonderen, in verband
met de toepassing ervan, is het vragen om hulp aan de Heilige Geest.
In een andere opname heb ik besproken wie de Heilige Geest
is, namelijk dat Hij symbool staat voor ons juist gerichte denken.
In de Cursus wordt Hij omschreven als ‘de Stem namens God’.
Hij wordt ook omschreven als zijnde onze Leraar, degene naar Wie wij ons kunnen
richten wanneer we gevangen zitten in ons ego. Daarom dacht ik dat het
belangrijk is te bespreken wat het voor Een Cursus in Wonderen betekent om de
Heilige Geest om hulp te vragen. Wat betekent het om tot Hem te bidden.
Zoals velen onder ons wellicht weten is het tweede pamflet
dat Helen Schucman neergeschreven heeft ‘Het Lied van het Gebed’. Het eerste
was ‘Psychotherapie’. En Het Lied van het Gebed is eigenlijk een jaar na de
publicatie van de Cursus door Helen geschreven. De Cursus is in 1976 gepubliceerd,
het pamflet werd geschreven in de herfst van 1977. Aanvankelijk is het
geschreven door Helen, of neergeschreven door Helen, als een reactie op wat
reeds was gebeurd in kringen rond Een Cursus in Wonderen, namelijk dat
studenten in de war waren omtrent drie essentiële vlakken van het onderricht
van de Cursus met name:gebed, vergeving
en genezing.
In deze opname bespreek ik enkel het gebed.
Eén van de hoofdthema’s van het eerste hoofdstuk van Het
Lied van het Gebed gaat, nogmaals, over wat het betekent om tot de Heilige
Geest te bidden voor hulp. Wat lijkt te gebeuren met studenten van Een Cursus
in Wonderen, en meestal in het begin van hun studie van de Cursus (ook al kan
die eerste fase maar blijven doorgaan …), is dat zij de Heilige Geest om
specifieke hulp vragen zoals welke job zal ik nemen, moet ik deze relatie wel
aangaan, moet ik deze relatie veranderen, moet ik uit deze relatie stappen,
moet ik stoppen met deze relatie. Het gaat zelfs zo ver dat men vraagt waar men
zijn auto zal parkeren, wat zal ik vandaag aantrekken, welk gerecht zal ik
bestellen in het restaurant, enz., enz. .
Het doel van dit pamflet was Jezus’ manier om deze
misvatting, van dat wat de Cursus bedoelt met ‘vragen aan de Heilige Geest’, te
corrigeren.
In het tweede hoofdstuk van Het Lied van het Gebed heeft
Jezus het over het misverstand omtrent vergeving en noemt dit
‘vergeving-ter-vernietiging’.
En alhoewel hij deze specifieke term, om hulp te vragen of te bidden, niet
gebruikt, kan men toch zeggen dat er op de eerste bladzijden van het pamflet
duidelijk gewezen wordt dat de Heilige Geest om hulp vragen, of Jezus om hulp
vragen, is ‘vragen-om-vernietiging’
of ‘bidden-om-vernietiging’, wat wil
zeggen dat het hele idee om iets specifieks te vragen betekent dat we hiermee
het egodenksysteem juist versterken, terwijl we in feite proberen het ongedaan
te maken door om hulp te vragen.
Met andere woorden, wanneer wij denken dat we een specifiek probleem hebben en
dat we daarvoor een specifiek antwoord nodig hebben van de Heilige Geest is wat
we eigenlijk aan het doen zijn op een arrogante manier denken te weten wat het
probleem is, iets wat altijd één of andere uitdrukking is van de fysieke wereld
en onze fysieke of psychische ervaringen in de fysieke wereld, en dan vragen
dat de Heilige Geest ons antwoord geeft in die vorm die wij nu juist gemaakt
hebben of bedacht.
Zoals Jezus eens in een persoonlijke boodschap tegen Helen zei dat een
dergelijke vraagstelling is proberen om zijn liefde inschikkelijker te maken,
zijn liefde naar de hand zetten door het een specifieke vorm te geven.
Wat de Cursus dus echt bedoelt met de Heilige Geest om hulp
vragen is dat we Hem vragen te helpen om het werkelijke probleem ongedaan te
maken. Het echte probleem die de keuze was van onze (denk)geest om ons te
verbinden met het ego in plaats van met Hem. De beslissing van de denkgeest om
ons te identificeren met het denksysteem van afscheiding, schuld en aanval van
het ego in plaats van met het denksysteem van vergeving, het wonder en de
genezing van de Heilige Geest.
Dus wat het vragen werkelijk wil zeggen is dat wanneer we
ons bewust worden van onze oordelende gedachten, wanneer we ons bewust worden
van, of angstig worden van gelijk wat in deze wereld, of we zijn opnieuw in de
val getrapt van het ego-web van speciaalheid, dat we dan zo snel mogelijk ons
opnieuw wenden tot het keuzemakende gedeelte in onze denkgeest, herkennen dat
onze gevoelens van ongemak en onrust afkomstig zijn van onze onjuist gerichte
keuze en dat we opnieuw kiezen.
De Heilige Geest of Jezus om hulp vragen wil dus zeggen:
vragen om ons te helpen dat we ons herinneren wie we zijn, dat we ons
herinneren wie de echte Leraar is, dat we ons herinneren welk denksysteem ons
verlost in plaats van ons steeds dieper te vestigen in het denksysteem van de
hel van het ego.
Met andere woorden, zoals vroeg in de tekst, in verband met
gebed, waar Jezus zegt dat het enige betekenisvolle gebed het gebed voor vergeving
is, omdat we alles hebben. (T3.V.6:3) Waar hij dus naar verwijst is dat we niet
moeten vragen om iets. We hoeven zelfs niet te vragen voor specifieke hulp voor
specifieke problemen want we hebben reeds alles wat we nodig hebben, we hebben
immers de Liefde van God.
Vragen om hulp is dus vragen om herinnerd te worden aan dit alles wat we hebben
en beroep te doen op de Leraar Die ons leert dat er verder niets te vragen is
omdat Zijn Liefde alles is wat we ooit willen of nodig hebben of verlangen.