Het thema voor deze morgen is ‘projectie maakt waarneming’.
Dit is één van de meest essentiële principes in de Cursus.
Het is zelfs zo belangrijk dat het herhaald wordt in de tekst. (T12V.3:5;
T21.Inl.1:1) In zekere zin behelst het de kern van de poging van wat het ego
ons laat doen en het begrijpen ervan brengt ons naar de kern van hoe de Heilige
Geest deze poging van het ego ongedaan maakt.
Eén van de manieren om de kenmerken van de strategie van het
ego duidelijk te maken of uit te leggen, is dat het ego probeert om ons
onbewust te maken. De schrik van het ego is dat wanneer we terugkeren naar onze
denkgeest, wanneer we ons bewust worden, we ons denken zouden veranderen en dat
we onze oorspronkelijke keuze voor het ego, die het denksysteem is van het zijn
van een individueel, speciaal en uniek wezen, een denksysteem waarmee we ons
identificeren; (we zijn in die zin dus het ego geworden), dat dit denksysteem
dus ongedaan wordt gemaakt eenvoudig door het veranderen van ons denken. En om
er dus zeker van te zijn dat we ons denken niet zouden veranderen onderwijst
het ego ons dat we onbewust (geesteloos, onbezield) zijn door het
gedachtesysteem van het ego aan te nemen (afscheiding, zonde, schuld, angst of
straf, lijden en dood), dit naar buiten projecteren en ons dan doet vergeten
dat we dit geprojecteerd hebben. Het is zoals een sluier van vergetelheid of
een ijzeren gordijn, een gordijn van geheugenverlies dat voor onze denkgeest
neervalt en we hebben niet langer de herinnering dat wat we buiten ons waarnemen iets is wat
we binnen in ons hebben waargenomen. We denken dus dat wat we buiten ons
waarnemen daar ook is en dit komt omdat we vergeten zijn dat projectie de
waarneming maakt, dat we in eerste instantie, op het niveau van de denkgeest,
kiezen welk denksysteem we zullen aanhangen: het denksysteem van afscheiding
(afgescheiden belangen, schuld, aanval, oordeel) of het denksysteem van de
correctie (het denksysteem van de gedeelde belangen, van vergeving, van het
wonder). En datgene waarvoor we, in onze denkgeest, gekozen hebben om werkelijk
te maken projecteren we en nemen dit dan buiten ons waar.
Ervan uitgaande dat ik gekozen heb voor het ego kies ik dus
eerst voor dit denksysteem van schuld , projecteer ik dit naar buiten en zie
daarom overal om me heen zonde en schuld, maar ik neem het buiten mij waar
omdat ik het daar geprojecteerd heb, ik heb het daar geplaatst. Maar gezien ik
vergeten ben dat ik het geprojecteerd heb, lijkt het nu, nogmaals, dat wat ik
buiten mij zie er ook werkelijk is en heb ik niet langer de herinnering dat ik
(een denk)geest ben.
En gezien we die herinnering dat we denkgeest zijn niet meer
hebben, kunnen we dit, nogmaals, niet veranderen en wanneer we ons denken niet
kunnen veranderen dan blijft de oorspronkelijke keuze van het ego voor altijd
behouden, of schijnbaar voor altijd, en alle hoop is verdwenen.
De hoop die Jezus ons in de Cursus biedt ligt in de gedachte
dat projectie waarneming maakt. Er is ontsnapping mogelijk aan de wereld die ik
waarneem. Er is een uitweg voor het lichaam dat ik waarneem en ervaar, het
lichaam dat altijd gekweld wordt door pijn, dat oud wordt en uiteindelijk
sterft, een lichaam dat lijdt onder de verwondingen en aanvallen door anderen.
Hier is geen ontsnappen aan omdat we niet echt controle
hebben over de wereld. We hebben wel de illusie dat we bepaalde dingen onder
controle kunnen houden, maar het is duidelijk dat we niet de controle over
alles hebben en we weten dat we in ieder geval geen controle hebben over de
natuurwetten, over de wetten van het lichaam en de wetten van de dood.
Maar er is hoop wanneer we herkennen dat dit alles
plaatsvindt in de denkgeest en dat dit nooit zijn bron verlaten heeft (dit is
een logische gevolgtrekking in de Cursus die we op een andere keer zullen
bespreken, nl. dat ideeën hun bron niet verlaten – T26.VII.4:7). Maar we
herkennen nu dat, gezien projectie de waarneming maakt, wanneer ik mijn
identiteit in mijn denkgeest verander dan zal dit ook mijn waarneming van de
wereld veranderen. En in plaats van de wereld als een koude en wrede, vijandige
plek te zien waarin ik kwetsbaar ben en, zoals de Cursus het zegt, overgeleverd
ben aan krachten voorbij mijn controle (T19.IV.D.7:4) word ik er mij nu bewust
van dat ik er wel degelijk controle over heb. Ik kan dan wel geen controle
hebben over jouw lichaam of over mijn lichaam, maar ik heb wel degelijk
controle over mijn denken, want nogmaals gezien projectie waarneming maakt is
er nu iets aan te doen. In feite, hoofdstuk 21 die begint met de reeds
aangehaalde regel ‘projectie maakt waarneming.’ zegt een paar regels verder in
de eerste alinea, dat de wereld die je
ziet een uiterlijke weergave is van een innerlijke toestand (T21.Inl.1:5) De wereld die je ziet is een uiterlijke
weergave van een innerlijke toestand. En die innerlijke toestand is de
keuze van je denkgeest en wanneer ik gekozen heb voor het ego dan is de wereld
die ik buiten mij zie (de wereld die ik waarneem) een wereld van ego’s, aanval,
afscheiding, zonde, schuld, angst, oordeel en uiteindelijk dood. Maar dit is zo
omdat ik het daar geplaatst heb. Projectie maakt waarneming. Maar omdat ik het
naar buiten heb geprojecteerd en in jou alle oordelen over mijzelf zie, al mijn
gedachten van zonde en schuld, wat een afschuwelijk iemand ik ben omdat ik
degene ben die mij afgescheiden heb van God en Zijn Liefde heb verraden en Zijn
Aanwezigheid heb verlaten. En in plaats van jou hiervan te beschuldigen herken
ik nu dat dit een projectie is van dat wat ik geloof en werkelijk heb gemaakt
in mijn denkgeest.
Les 134 in het werkboek zegt wanneer je geneigd bent om
iemand van iets te beschuldigen je moet stoppen en jezelf eerst afvragen: “Wil
ik mezelf hiervan beschuldigen?”
Gezien projectie waarneming maakt beschuldig ik jou van dat waar ik heimelijk mezelf van beschuldig. Maar wanneer ik die projectie kan omkeren (wat de functie is van het wonder), ik breng die projectie terug naar mijn denken (denkgeest) dan is wat ik naar buiten had gebracht op jouw lichaam of op dat van mijzelf en ik breng dit terug naar mijn denkgeest, dan herinner ik mij opnieuw dat ik een denkgeest heb. Ik wordt bewust in plaats van onbewust en ik kan dus nu mijn denken veranderen. Daar is het waar de hoop ligt en ‘projectie maakt waarneming’ is de manier waarop ik die keuze kan maken omdat dit mij helpt begrijpen wat mijn ego gedaan heeft.
Gezien projectie waarneming maakt beschuldig ik jou van dat waar ik heimelijk mezelf van beschuldig. Maar wanneer ik die projectie kan omkeren (wat de functie is van het wonder), ik breng die projectie terug naar mijn denken (denkgeest) dan is wat ik naar buiten had gebracht op jouw lichaam of op dat van mijzelf en ik breng dit terug naar mijn denkgeest, dan herinner ik mij opnieuw dat ik een denkgeest heb. Ik wordt bewust in plaats van onbewust en ik kan dus nu mijn denken veranderen. Daar is het waar de hoop ligt en ‘projectie maakt waarneming’ is de manier waarop ik die keuze kan maken omdat dit mij helpt begrijpen wat mijn ego gedaan heeft.
Het wonder neemt datgene wat ik buiten mij heb geplaatst,
brengt het opnieuw terug naar binnen in mijn denkgeest waar ik er nu naar kijk
en vanwaar ik het nu kan beoordelen door de ogen van Jezus in plaats van door
de ogen van het ego en het daardoor kan laten gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten