Deze morgen bespreken we het ego. Er is in de Cursus
waarschijnlijk geen ander woord dat meer dan het woord God, lijkt voort te
komen. Het ego in de Cursus vertegenwoordigt niet het ego van de psychoanalyse
(*) die in deze analyse slechts één deel uitmaakt van de driedelige beoordeling
van de geest, maar het ego wordt eerder gebruikt volgens de Oosterse betekenis,
zijnde de vertegenwoordiging van het valse zelf. Het ego is het zelf waarvan
wij geloven dat het afgescheiden is van onze Bron. Het is een zelf waarvan wij
geloven dat het onafhankelijk bestaat van God, het is autonoom, uniek,
speciaal, op zichzelf en het heeft zijn eigen bestaan. Het ego is schepper van
zichzelf. De Cursus spreekt over het geloof van het ego dat het zelfscheppend
is in plaats van Godgeschapen en uiteraard, wanneer de Cursus het heeft over
het ego dan wordt de onjuiste schepping bedoeld.
Het ego is het onware zelf waarvan wij geloven waarvan wij
geloven dat we het gestolen hebben van de Hemel en waarvan we nu aantonen dat
dit het tegenovergestelde is van ons ware Zelf, met hoofletter geschreven, het
Zelf dat door God werd geschapen. Maar het belangrijkste bij het overdenken van
het ego is te erkennen dat het ego van nature niets is.
Gezien de afscheiding van God nooit heeft plaatsgevonden,
waar de Cursus naar verwijst als het Verzoeningsprincipe, gezien de afscheiding
van God dus niet heeft plaatsgevonden kan er ook geen afgescheiden Zelf zijn.
Wanneer er geen afgescheiden Zelf kan zijn, kan er ook geen ego zijn.
Wat is het ego dan wel? Het ego is niets meer of minder dan
het geloof van de Zoon van God, een geloof dat hij afgescheiden is. Hij is
niet afgescheiden, maar in zijn droom, binnen de illusie, is hij vrij alles te
geloven waar hij voor kiest. Daarom is het probleem niet het ego. Het probleem
is niet het denksysteem van het ego van afscheiding, schuld, zonde, angst,
aanval, lijden en dood. Het probleem is niet de wereld die voortgekomen is uit
het ego, de wereld die ‘het waansysteem geworden is van hen die gek geworden
zijn van schuld’ en de schuld die het eten en drinken vormt van het ego. En, even
terzijde, schuld die zegt dat wij gezondigd hebben, zonde die zegt dat wij ins
afgescheiden hebben van God en daardoor de werkelijkheid van het ego. Schuld is
dus één van de hoekstenen van het denksysteem van het ego die het geloof, dat
er inderdaad een ego is, in stand houdt. Dat er inderdaad een afgescheiden zelf
is: zondig, schuldig en bang voor de straf van God en dus de behoefte heeft om
zichzelf te beschermen en dit doet door het denksysteem naar buiten te
projecteren en hierdoor een wereld en een lichaam heeft gemaakt.
Maar dit alles is slechts een camouflage. Wat, nogmaals,
betekent dat het probleem niet het denksysteem van het ego is, het probleem is
niet het afgescheiden zelf, het probleem is niet de wereld die eruit is
voortgekomen. Het probleem is het geloof van
de Zoon van God dat er een ego is. En wanneer we op deze manier spreken (over
de Zoon van God) dan hebben we het over het keuzemakende gedeelte in de
denkgeest.
De Cursus zelf gebruikt nooit het woord ‘keuzemaker’,
behalve van in één verwijzing in het Handboek voor Leraren waar Jezus zegt dat
het lichaam niet de keuzemaker is, maar doorheen de hele Cursus doet Jezus een
beroep op de kracht van ons denken, de mogelijkheid een keuze te maken, om deze
kracht te gebruiken. Telkens en telkens weer wordt ons gezegd dat we moeten
kiezen tussen het denksysteem van Jezus en dat van het ego, tussen God en het
ego, tussen de kruisiging en de opstanding, tussen verlossing en verdoemenis.
Waar Jezus dus in Een Cursus in Wonderen een beroep op doet is
dit keuzemakende deel in de denkgeest dat kiest tussen deze twee elkaar
uitsluitende denksystemen. Het probleem zit dus niet in de keuze die de
keuzemaker maakt, maar zit in de keuze die de keuzemaker gemaakt heeft. En dit onderscheid is enorm belangrijk want het
verschuift de klemtoon, die gelegd wordt op de wereld, naar de denkgeest, naar
de keuzemaker want daar zit de bron van het probleem en daar is (ook) de bron
voor de oplossing
In de lessen 79 en 80 heeft Jezus het over het enige
probleem en de enige oplossing. Het enige probleem: de afscheiding; de enige
oplossing: de Verzoening.
We kunnen dit verder verduidelijken door te zeggen dat het
enige probleem dat er is is de keuze van de denkgeest voor het ego en de enige
oplossing hiervoor is de keuze van de denkgeest voor de Heilige Geest. Er is
niets anders.
Het doel dus, de focus van Een Cursus in Wonderen is om de
focus die op de wereld ligt te verplaatsen naar de keuzemakende denkgeest die
de verkeerde keuze heeft gemaakt, die voor de verkeerde leraar heeft gekozen.
Dit wil dus zeggen dat we niet moeten vechten tegen het ego, dat we niet moeten
worstelen met het ego, we begaan geen zonde (de Cursus benoemd het zeker niet
als zijnde een zonde , maar het is wel de meest flagrante vergissing van alle)
wanneer we die vergissing werkelijk maken.
Wanneer we tegen het ego vechten, wanneer we denken dat het
ego een probleem is, wanneer we er tegenstand tegen bieden, wanneer we het
onder controle houden, wanneer we het ontkennen, wanneer we het projecteren, dan
zeggen we eenvoudig dat er wel degelijk een ego is. En dat is het probleem en
het is dit probleem dat aangepakt moet worden. Want het is precies dat wat ons
ego, ons valse zelf, geweldig vindt, want dat maakt het werkelijk en op die
manier kan het nooit ongedaan worden gemaakt.
De enige manier waarop het ego ongedaan kan gemaakt worden
is door te (h)erkennen dat er geen ego is, dat er enkel een denksysteem van het
ego is en door dit denksysteem te veranderen en te corrigeren vinden we ware
verlossing en redding.
(*)de manier waarop Freud de werking van de menselijke geest
beschreef. Freud bedacht dat de menselijke geest uit 3 delen bestond, met name
het ‘id’, het ‘ego’ en het ‘superego’ – meer uitleg over de driedelige visie
van de werking van de geest kan je vinden op: http://droominfo.nl/artikelen/hoofdstuk/3/)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten