Deze morgen hebben we het over vergeving en ik verdeel mijn
toelichting in twee delen. Het eerste deel gaat over
‘vergeving-ter-vernietiging’, komt voor in het pamflet ‘Het Lied van het Gebed’
en behandelt wat vergeving niet is en in een volgende opname zal ik het hebben
over wat vergeving dan wel is.
Ook al komt de term ‘vergeving-ter-vernietiging’ niet voor
in de Cursus zelf toch wordt er over gesproken, zowel in het tekstboek als in
het werkboek. Maar in het pamflet ‘Het Lied van het Gebed’ wordt de term wel
gebruikt en vormt zelfs de titel van een hoofdstuk.
Vergeving-ter-vernietiging is de vertaling, door het ego,
wat vergeving is en heeft allemaal te maken met het werkelijk maken van de
vergissing van de afscheiding. Wat we dus werkelijk doen wanneer we iemand
vergeven, gezien vanuit het standpunt van het ego, is het feit benadrukken en
versterken dat ik en de andere persoon verschillend en afgescheiden zijn van
elkaar. Dit neemt dus de vorm aan, zoals je vaak terug vindt in het
traditionele christendom, dat jij de ellendige zondaar bent, maar omdat ik goed
van hart ben en dus mijn goedhartigheid laat spreken, ik jou vergeef. Ik ben
verschillend van jou. Ik ben heiliger dan jou, maar ik beschik over de macht om
jou te vergeven. In de katholieke kerk heb je zelfs het sacrament van boete of
de biecht waarbij men zich tot een priester wendt die de macht heeft om te
vergeven, maar met een duidelijke afbakening van deze functie. Je hebt de priester,
die de door God of door Jezus gekozen boodschapper is of de plaatsvervanger van
Hen, en je hebt de arme berouwvolle zondaar.
Nogmaals, wat dit alles doet is alleen maar het versterken
van de fundamentele gedachte van het ego dat we afgescheiden en verschillend
zijn van de ander. Dit is geen ware vergeving want het maakt de vergissing niet
ongedaan.
En, zoals ik al zei, het maakt alleen de afscheiding nog
meer waar en versterkt op die manier de schuld. Degene die dus zegt dat hij of
zij vergeven is bekrachtigt dus alleen maar de oorspronkelijke vergissing van
het werkelijk maken van de afscheiding en de verschillen. En gezien dit is wat
het ego benoemt als zonde, en wat ironisch genoeg niet bedoeld is om vergeven
te worden, wordt de gedachte aan zonde en degene die vergeeft werkelijk
gemaakt, wat automatisch leidt tot schuld, waardoor schuld onderdrukt en
geprojecteerd moet worden wat betekent dat, onder het mom van vergeving, we
simpel verder blijven aanvallen.
Het is dit waar de Cursus naar verwijst als ‘de
schuld/aanval-cyclus’ en omschrijft dat hoe schuldiger ik mij voel, hoe groter
mijn behoefte om te projecteren wordt en, om er op een ziekelijke of een magische
manier van af te geraken, jou aan te wijzen als de schuldige wat dus een aanval
vormt die op zijn beurt de eigen schuld weer versterkt. En zo blijven we maar
ronddraaien in een vicieuze cirkel. Dit is dus vergeving-ter-vernietiging. Om
in andere woorden te zeggen wat vergeving-ter-vernietiging is, is dat het eerst
zonde werkelijk maakt en dan doet alsof het de zonde vergeeft.
Maar hoe kan je iets wat je eerst werkelijk hebt gemaakt en
aangeduid hebt als zijnde gebeurd, vergeven? Dit is het soort vergeving die
door het ego goedgekeurd wordt en als een zegen wordt gezien in deze wereld.
Het is ook dit wat de Anti-Laster-Liga placht te zeggen over de holocaust: dat
we zullen vergeven, maar niet vergeten. Met andere woorden de slechte jongens,
de Nazi’s en alle mensen die hen ondersteunen hebben een verschrikkelijk,
gewetenloos iets gedaan en wij zullen ze hiervoor vergeven, maar we zullen
nooit vergeten wat ze gedaan hebben. Opgegroeid in een Joods huishouden kan ik
mij dit nog goed herinneren. Het was de strijdkreet van alle Joden. Dit is geen
ware vergeving. Want, nogmaals, het enige wat het doet is de schuld versterken.
En wanneer er sprake is van schuld, dan zal deze schuld altijd geprojecteerd
worden en zal je anderen aandoen waarvan je gelooft dat het jou werd aangedaan.
Dit is zowel op grote schaal waar als op individueel vlak. Vergeving-ter-vernietiging
past dus perfect in het denksysteem van het ego.
In de tekst is er een regel die zegt: ‘verdedigingen zijn
een verdediging van datgene wat verdedigt moet worden’ (T20.III.1). Een
verdediging die verondersteld wordt ons te beschermen, in dit geval van de
schuld, versterkt deze. En dus, nogmaals, we draaien allemaal, zowel op
individueel als op collectief vlak, als ras, politieke, nationale, religieuze
groep, rond in dezelfde vicieuze cirkel die het denksysteem van het ego
werkelijk maakt en dan probeert de ontsnappen aan de verschrikkelijke gevolgen
ervan, wat onze eigen straf betekent, door iemand anders te vinden die we als
zondaar kunnen bestempelen.
En wanneer we dit binnen een spirituele of religieuze
context willen doen dan lijkt het erop dat wij de goede jongens zijn en de
andere de slechteriken. En dit zal natuurlijk nooit werken, behalve dan gezien
vanuit het standpunt van het ego.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten