Laat ons dan nu beginnen met de inleiding. En hou in
gedachten dat het doel van deze reis is jou een duwtje in de rug te geven om te weten waar je dient op te letten wanneer je de lessen leest, ze bestudeert
en hopelijk ook toepast.
De openingszinnen zijn gericht op de relatie werkboek - tekstboek:
(1) Een theoretische fundering zoals de tekst die verschaft, is nodig als raamwerk om de oefeningen in dit werkboek zinvol te maken. Het is echter het doen van de oefeningen dat het doel van de cursus mogelijk zal maken. Een ongetrainde geest kan niets bereiken. Het is het doel van dit werkboek je geest te trainen om te denken volgens de richtlijnen die de tekst uiteenzet.

Zoals je misschien weet zegt Jezus in het nawoord van het werkboek dat ‘deze cursus een begin is en niet een einde’. (W. d. 2. Nawoord. 1:1)
Het doel van het werkboek is onze denkgeest te trainen om het proces voor de terugkeer naar huis te starten om dan voor de rest van ons leven door te brengen met Jezus of de Heilige Geest door te vragen ons te helpen de specifieke lessen die wij op ons pad nog tegenkomen te leren. Maar zonder de tekst is het werkboek in essentie betekenisloos.
Wat de oefeningen van het werkboek betekenis geven is de theoretische fundering van de tekst. Er is dus niets in het werkboek dat als vervanging genomen mag worden voor wat de tekst ons leert.
Anderzijds is het ook zo dat de tekst je zonder het werkboek, bij manier van spreken, enkel in je hoofd houdt. Nogmaals het is het doel van het werkboek om met het proces van de training van de denkgeest te starten, een training van de denkgeest die uit twee componenten bestaat:
1) in ons zijn er twee leraren – niet één – tussen wie wij moeten kiezen;
2) wat het betekent om hulp te vragen aan de juiste leraar - de Heilige Geest - in tegenstelling tot de onjuiste leraar - het ego - en te herkennen, om het met de woorden uit les 193 te zeggen, dat ‘alle dingen lessen zijn (in vergeving) die God (d.w.z. de Heilige Geest) wil dat ik leer.’ Een Cursus in Wonderen traint ons om in te zien dat alles wat er in de wereld gebeurt een mogelijkheid van leren biedt. Dat is ook de betekenis van het veralgemenen van de lessen.
(2) De oefeningen zijn heel eenvoudig. Ze vereisen niet veel tijd en het maakt niet uit waar je ze doet. Ze hebben geen voorbereiding nodig. De trainingsperiode is één jaar. De oefeningen zijn genummerd van 1 tot 365. Doe niet meer dan één reeks oefeningen per dag.

Mijn vrouw Gloria en ik herinneren ons nog steeds de jonge vrouw die, jaren en jaren terug, in een groep waarmee wij toen werkten heel fier aankondigde dat zij een manier ontwikkeld had om het hele werkboek in een periode van vierentwintig uur te doen en dat zij dit nog gedaan had ook!!!
Deze duidelijk overdreven ijverige en toegewijde studente kende een zodanige drang om verlossing te bereiken dat ze niet de tijd genomen had om de regel ‘doe niet meer dan één les per dag’ te lezen.
Tevens zet Jezus hier ook de grenzen van dit eenjarig programma uiteen, met name dat het de bedoeling is een metgezel te zijn bij het begin van onze studie van de tekst.
Ik herinner mij dat Helen me vertelde hoezeer zij onder de indruk was van het feit dat Jezus haar (en ieder van ons) vertelde wat hij van plan was en dit vervolgens precies zo deed.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten