Jezus helpt ons om bewust te worden dat niet alleen wat we
zien geen betekenis heeft, maar dat zelfs onze gedachten over wat we zien geen
enkele betekenis hebben. In volgende lessen legt hij uit dat onze gedachten
niet verschillen van dat wat we waarnemen. Het innerlijke en het uiterlijke
zijn een en hetzelfde.
(1) In tegenstelling
tot de vorige oefeningen, beginnen deze niet met het idee van de dag. Begin
deze oefenperioden met ongeveer een minuut lang te letten op de gedachten die
door je denkgeest heengaan. Pas dan het idee erop toe. Als je je nu al bewust
bent van ongelukkige gedachten, gebruik ze dan als onderwerp voor het idee.
Selecteer echter niet alleen de gedachten die je ‘slecht’ vindt. Als je jezelf
traint naar je gedachten te kijken, zal je merken dat ze zo’n mengeling
weergeven, dat in zekere zin geen enkele ‘goed’ of ‘slecht’ genoemd kan worden.
Dat is waarom ze niets betekenen.
Zowel onze waarneming als ons denken is veranderlijk. En wat
variabel is, is per definitie niet onveranderlijk en wat niet onveranderlijk is
kan niet van God zijn. Deze toelichting geeft een van de kernargumenten waar de
logica van Een Cursus in Wonderen op gebaseerd is, weer. Alles wat van God is
deelt dezelfde eigenschappen van Hem. Wanneer dat niet het geval is, kan het
niet van Hem zijn en is daarom onwerkelijk en dus illusoir. Wanneer iets kan
veranderen kan het niet afkomstig zijn van de Onveranderlijke en bestaat daarom
niet en is inherent hieraan zonder betekenis door afgescheiden te zijn van Dat met
de enige betekenis die er is. Als we aandacht geven aan onze gedachten kunnen
we vaststellen dat ze lukraak zijn, afwisselend en vergankelijk en dus hun
betekenisloosheid bewijst. Gezien ze afwisselend zijn moeten ze daarom wel van
het ego zijn die, als gevolg van zijn oorsprong, altijd over verandering gaat.
Het ego, een schijnbare verandering van de Ene Onveranderlijke.
Deze eerste lessen, met hun zogenaamde makkelijke oefeningen,
wijzen ons geleidelijk naar het herkennen van hun ware betekenis wanneer we ze
in ons dagelijkse leven gaan toepassen.
(2) Bij het kiezen
van onderwerpen voor de toepassing van het idee van vandaag wordt de
gebruikelijke nauwkeurigheid vereist. Wees niet bang zowel ‘goede’ als
‘slechte’ gedachten te gebruiken. Geen enkele ervan geeft jouw werkelijke
gedachten weer, die door hen worden bedekt. De ‘goede’ zijn slechts schaduwen
van wat erachter ligt en schaduwen hinderen het zicht. De ‘slechte’ zijn
blokkades voor het zicht en maken het zien onmogelijk. Je wilt geen van beide.
Onze werkelijke gedachten zijn gedachten van liefde en
eenheid en zijn non-specifiek, de definitie van Een Cursus in Wonderen voor
‘abstract’. Deze abstracte gedachten zijn verborgen door de eigenschappen van
de wereld van het ego. Wat we willen is de waarheid en niet een schaduw of een
blokkade. Zoals elke goede ‘Plato-nist’ willen we het goede dat voorbij het
begrip van goedheid ligt. Goed en slecht zijn begrippen zoals we op het einde
van de tekst geleerd hebben:
Verlossing kan worden gezien als
niets meer dan de uitweg uit concepten. Ze houdt zich niet bezig met de inhoud
van de denkgeest, maar met de eenvoudige vaststelling dat hij denkt. (T. 31. V.
14:3-4)
Op zijn best zijn onze juist gerichte gedachten (de ‘goede’)
de correctie van onze onjuist gerichte gedachten (de ‘slechte’) , maar
uiteindelijk moet dat wat zo kenmerkend is voor deze respectievelijke gedachten
ook verdwijnen in het abstracte of de non-specifieke Liefde van de Bron.
(3) Dit is een
belangrijke oefening, die van tijd tot tijd in een iets andere vorm herhaald
zal worden. Hier is het streven je te trainen in de eerste stappen naar het
doel het betekenisloze van het betekenisvolle te scheiden. Het is een eerste
poging in het leerdoel op lange termijn om het betekenisloze als buiten je en
het betekenisvolle in je te zien. Het is tevens het begin van de training van
je geest om te herkennen wat hetzelfde en wat verschillend is.
Dit is een veelbetekenende gedachte – het betekenisloze buiten je – omdat wat buiten is, onwerkelijk is.
Het ‘betekenisvolle binnen’ zijn de
gedachten van de Heilige Geest in onze denkgeest. Alles wat we buiten ons
waarnemen en waarvan we geloven dat het echt is dient het doel van het ego om
ons te laten geloven dat wat betekenisloos is toch waar is. Op die manier wordt
dit alles een dekmantel voor alles wat echt betekenisvol is. De Heilige Geest
daarentegen leert ons in te zien dat wat buiten ons is het doel dient ons te
leren dat er geen wereld is. Daarin ligt Zijn bedoeling. Op zichzelf zijn de
voorwerpen zonder betekenis, maar het doel van de Heilige Geest voorziet ze van
hun betekenis.
Het ego geeft waarde aan wat er in de wereld is zodat wij
geloven in de werkelijkheid van het denksysteem van afscheiding waarvan de
wereld een weerspiegeling is. De Heilige Geest biedt ons een waarneming waarmee
we uiteindelijk beseffen dat er geen wereld is.
Wat daarom dus ‘hetzelfde
is’ is alles binnen het denksysteem van het ego is en alles binnen het
denksysteem van de Heilige Geest: schuld is schuld, ongeacht de vorm ervan,
liefde is liefde, ongeacht de vorm ervan. Maar deze twee systemen verschillen
van elkaar omdat het denksysteem van het ego ons verder de hel invoert, terwijl
de Heilige Geest ons terug naar Huis brengt. Op die manier leren we dus de
inherente gelijkheid van alle gedachten binnen deze twee denksystemen en het
wezenlijk verschil ertussen.
(4) Identificeer elke
gedachte die je voor de toepassing van het idee van vandaag gebruikt door
middel van de hoofdpersoon of de centrale gebeurtenis erin, bijvoorbeeld:
Deze gedachte over ……. betekent
niets.
Het is net als de dingen die ik in deze kamer [in deze straat, enz.] zie.
Het is net als de dingen die ik in deze kamer [in deze straat, enz.] zie.
Merk deze eerdere beklemtoning, die gedurig aan zal herhaald
worden, op de noodzaak op om bij de toepassing van het dagelijkse idee heel
specifiek te zijn. Zonder een dergelijke toepassing zijn deze oefeningen totaal
zinloos voor ons.
(5) Je kunt het idee
ook gebruiken voor een bepaalde gedachte die je als schadelijk herkent. Deze
toepassing is nuttig, maar is geen vervanging voor de meer willekeurige
procedures die voor de oefeningen dienen te worden gevolgd. Onderzoek je geest
echter niet langer dan ongeveer een minuut. Je bent nog te onervaren om een
neiging te vermijden tot doelloos gepreoccupeerd zijn.
Dit maakt deel uit van het doel van Jezus om nederig te
zijn. Tot nu toe kennen we het verschil nog niet tussen wat schadelijk of wat
onschadelijk is. Dit staat gelijk aan de instructie in de tekst waarbij gezegd
wordt dat wij het verschil niet kennen tussen pijn en vreugde (T. 7. X) en
gevangenschap en vrijheid (T. 8. II). En daarom blijven wij ons zinloos
bezighouden met het najagen van datgene wat ons pijn doet in plaats van enkel te
leren wat ons vreugde en vrede zal brengen.
(6) Omdat deze
oefeningen de eerste in hun soort zijn, kun je het opschorten van elk oordeel
met betrekking tot gedachten als bijzonder moeilijk ervaren. Herhaal deze
oefeningen niet vaker dan drie of vier keer gedurende de dag. We zullen later
naar ze terugkeren.
Jezus wil niet dat jij je schuldig voelt omdat je de
oefeningen niet kunt doen, maar hij wil wel dat jij je bewust wordt dat je
problemen ondervindt bij het doen van de oefeningen. Dit houdt de volgende
toelichting in: ik ondervind problemen bij het doen van de oefeningen omdat ik
mijn geloof niet wil opgeven, niet alleen van het feit dat de voorwerpen in
mijn leven belangrijk zijn, net zoals mijn gedachten belangrijk zijn, maar dat
ik belangrijk ben. Ik, een individu, ben als een speciaal, bijzonder wezen
betekenisvol. Daarom zijn deze lessen ‘bijzonder moeilijk’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten