(6:2) Dit zal je
helpen de ideeën te generaliseren voor elke situatie waarin je je bevindt en
naar alles en iedereen daarin.
Wanneer ik kan leren dat ik deze stoel of deze tafel de betekenis geef die ze heeft dan kan ik beginnen begrijpen dat ik dit ook met
alles gedaan heb. Verderop gebruikt Jezus het voorbeeld van een kopje, wanneer
ik ’s morgens een kop koffie of thee heb dan begin ik mij er bewust van te
worden dat ik naar dit kopje kijk via de ogen van mijn verleden want als ik er
totaal nieuw zou naar kijken dan zou ik helemaal niet weten wat er mee te doen. Jezus bedoelt echter niet dat wij dit letterlijk moeten doen. We zouden niet
meer in staat zijn om het huis te verlaten, laat staan het bed uit te komen want we zouden niet weten wat we met al de gewone dingen in onze omgeving zouden
moeten aanvangen. De voorbeelden gebruikt hij om ons te helpen
bewust te worden hoe alles wat we zien bepaald wordt door het verleden.
De wereld van tijd, de wereld van het ego, de wereld van onze ervaring
van verleden, heden en toekomst, is niets meer dan een projectie, in de vorm, van
het denksysteem van het ego van zonde, schuld en angst. We beginnen met de gedachte van zonde, schuld en angst
in onze denkgeest en wanneer we die naar buiten hebben geprojecteerd en de wereld
gemaakt hebben werd zonde het verleden (in het verleden heb ik gezondigd), is
schuld in de versie van het ego het heden (ik voel mij nu zo miserabel) en is
angst de toekomst (ik ben bang voor de straf waarvan ik denk dat ik die
verdien).
Wanneer we daarom zeggen dat we in dit kopje enkel het
verleden zien dan zeggen we hier in feite mee dat we geloven in de
werkelijkheid van de zonde omdat zonde gelijkstaat met het verleden, het begin van de afscheiding. Het is echter niet zo dat wij ons schuldig moeten voelen
wanneer we ons realiseren dat door het vastnemen van een kopje we zonde
werkelijk hebben gemaakt. Maar het helpt ons wel om te begrijpen dat het uiteindelijk dit is wat we doen. We moeten het denksysteem van het ego in zijn geheel
geloven anders kunnen we het doel van het kopje niet begrijpen.
(6:3) Ten tweede,
zorg dat je niet voor jezelf beslist dat er een aantal mensen, situaties of
zaken zijn waarop de ideeën niet toepasbaar zijn.
Wat het veralgemenen in de weg staat is geloven dat deze gedachte op
een of andere manier niet van toepassing is op een situatie of een relatie of een voorwerp. Een heel goed voorbeeld van deze
behoefte om bepaalde dingen bij ons oefenen uit te sluiten werd aangetoond door
een kloosterzuster die ik ken en die Een Cursus in Wonderen bestudeerde en de
lessen van het werkboek oefende. Ze woonde in een klooster, wat dus wil zeggen
dat zij en haar medezusters een groot deel van hun tijd in de kapel
doorbrachten. En de katholieken onder jullie weten wel dat er in elke
katholieke kerk er een tabernakel is waarin het Heilig Sacrament bewaard wordt
en waarvan geloofd wordt dat dit het lichaam van Jezus
vertegenwoordigd door de hostie. Voor Katholieken is dit het meest heilige
voorwerp dat er bestaat in de wereld omdat dit voor hen Jezus is. Deze
kloosterzuster was vroeg in de ochtend altijd graag even alleen in de kapel. Toen zij echter begon met de de oefeningen van de eerste lessen en dus zei ‘niets in
deze wereld betekent iets’ ‘of niets in deze kamer heeft enige betekenis’
ontweek zij bewust dit Heilig Sacrament. Want hoe zou zij, een kloosterzuster, kunnen blijven en toch geloven dat dit helemaal niets te betekenen had? Het is
echter precies dat wat Jezus ons leert. Het is misschien een extreem
voorbeeld, maar iedereen heeft wel een bepaald iets, een situatie of iemand die
men van deze principes wil uitsluiten of dit nu bewust of onbewust gebeurt. En dit is nu precies wat Jezus bedoelt. We komen later
nog terug op dit zo belangrijk thema van vorm en inhoud.
(6:4-6) Dit zal de
overdracht van de training hinderen. De ware aard van ware waarneming is dat ze
geen begrenzingen heeft. Ze is het tegengestelde van de manier waarop je nu ziet.
Zelfs hier in het begin herhaalt Jezus hetzelfde opnieuw en opnieuw, precies zoals hij dit ook in de tekst doet. Hij herhaalt zijn thema’s binnen hetzelfde hoofdstuk, deel, paragraaf en soms zelfs binnen een alinea. De reden hiervoor is dat we, door onze identificatie met het ego, niet willen horen wat hij ons vertelt. Om er zeker van te zijn van dat wij
deze ommekeer of deze veralgemening via deze training begrijpen, herhaalt hij dit
belangrijk punt voortdurend.
(7:1). Het algemene
doel van de oefeningen is jouw vermogen te vergroten om de ideeën uit te
breiden zodat ze alles omvatten.
Wanneer jouw oefenen niet
alles en iedereen insluit dan mist het zijn doel en doe je niet wat Jezus van
jou verlangt. Wanneer hij zou geloven
dat al zijn studenten dit gelijk zouden doen dan zou hij hier geen werkboek
voor nodig hebben en zou de tekst niet de huidige vorm hebben. Het komt er
op neer dat jij je er bewust van bent hoezeer je bepaalde delen van je leven
voor hem wil uitsluiten; bepaalde dingen waarbij je zijn hulp wel wil inroepen,
maar andere dingen waarbij je dit niet doet. Jezus vraagt jou om eerlijk te
zijn met jezelf zodat jij je er bewust begint van te worden hoe je in jouw vergevingsoefeningen sommige delen probeert uit te sluiten om je er dan bewust
van te worden waarom je dit doet.
(7:2-3) Dit zal van
jouw kant geen inspanning vereisen. De oefeningen zelf voldoen aan de
voorwaarden die noodzakelijk zijn voor deze vorm van overdracht.
Dit kan op twee manieren begrepen worden. In de eerste
plaats zegt Jezus dat het werkboek niet veel tijd en werk van je
vraagt. Want mocht dit wel zo zijn dan doe je het niet op de correcte manier.
Wanneer je problemen hebt om iets te leren of af te leren dan is het duidelijk
dat je dit werkelijk hebt gemaakt wat betekent dat je dit nooit ongedaan zult
maken. Daarom zegt hij in de ‘eerste regel voor beslissingen’ in het begin van
hoofdstuk 30 in de tekst: ‘Vecht niet tegen jezelf’ (T. 30. I. 1:7) Vergeving
moet geen strijd worden. Je moet je er enkel bewust van zijn hoezeer je
weerstand biedt tegen dat wat Jezus jou hier leert en dit zonder verzet aanvaarden. En het is zeker niet zo dat er van jou verwacht
wordt dat je deze lessen perfect doet.
Dat de oefeningen niet echt een inspanning van jou verlangen
is omdat het niet de oefeningen zijn die dingen ongedaan maken of
vergeven. Dat is de functie van Jezus. Voor ons is alleen maar een klein beetje
bereidwilligheid nodig om zijn hulp in te roepen om op een andere manier naar
de wereld te kijken. Om het met de woorden uit de tekst te zeggen 'het is onze taak de ontkenning van de waarheid te ontkennen' (T. 12. II
.1:5), iets wat bereikt wordt door met Jezus naar het probleem te kijken ‘zoals
het is in de denkgeest en niet op de manier zoals wij het hebben zien, het naar buiten projecteren de wereld in. Dat is de reden waarom het proces zo weinig inspanning vraagt; onze functie bestaat er alleen maar in
om te kijken, niet om te doen. In les 23 komen we terug op dit belangrijk
punt en later nog vele, vele keren.
(8-9) Sommige ideeën
die het werkboek aanreikt zal je moeilijk kunnen geloven en andere kunnen
misschien nogal schrikwekkend lijken. Dit doet er niet toe. Er wordt je enkel
gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Er wordt je
helemaal niet gevraagd ze te beoordelen. Er wordt je alleen gevraagd ze te
gebruiken. Het is hun toepassing die ze betekenis voor je zal laten hebben en
je zal tonen dat ze waar zijn.
Onthoud slechts dit:
je hoeft de ideeën niet te geloven, je hoeft ze niet te accepteren en je hoeft
ze niet eens te verwelkomen. Tegen een aantal ervan bied je misschien heftige
weerstand. Dit zal niets uitmaken en zal hun werkzaamheid niet verminderen.
Maar sta jezelf niet toe uitzonderingen te maken in de toepassing van de ideeën
die het werkboek bevat; en wat je reacties op de ideeën ook mogen zijn, gebruik
ze. Meer dan dat is niet nodig.
Het is belangrijk te weten dat Jezus deze uitspraken in
het werkboek doet en niet in de tekst. Zijn standpunt is dat het niet zozeer nodig is te
begrijpen wat hij in het werkboek naar voren brengt, maar dat we dat wat
hij van ons vraagt doen en vooral dat we hem vertrouwen. Anderzijds wil hij wel
dat we de tekst begrijpen, die bestuderen en zorgvuldig nadenken over zijn
onderricht. Gezien de tekst voorziet in de theorie van Een Cursus in
Wonderen en het werkboek een training van het denken is, is het aandringen op een studie niet nodig. Dus zegt hij ons: loop niet vast in allerlei
argumentatie. Je hoeft niet akkoord te gaan met alles wat ik zeg of het te
geloven, neem het gewoon van mij aan en doe eenvoudig wat ik je vraag te doen. En nogmaals dat is geen vereiste, maar wel een zeer behulpzaam voorstel.
Dit is de manier waarop Jezus stiekem weer langs de
achterdeur binnenglipt. Hij weet dat van zodra we doen wat hij van ons vraagt,
we ons zullen realiseren dat hij gelijk heeft en we zullen ophouden met
argumenteren of debatteren. In feite zegt hij ons: ‘Ik veronderstel dat, gezien
je een student bent van mijn cursus, je bereid bent om de waarheid van mij
te leren. Wanneer je het niet leuk vindt kan jij je tot iets anders wenden.
Maar probeer als mijn student, geen uitzonderingen te maken want zo stel je mij
in staat jou te leren dat al deze principes absoluut voor alles gelden in deze
wereld, zonder een enkele uitzondering.’
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten