Zoals ik reeds eerder vermeld heb
zijn er plaatsen in het werkboek waarbij de lessen zich richten op een
specifiek thema. De volgende lessen zijn gericht op de rol van aanval – het
vasthouden van grieven en oordelen – in het plan van het ego om onze
individualiteit te bewaren en de Liefde van God van ons weg te houden. Deze bespreking
over aanval en over het vasthouden aan grieven vindt haar basis in de dynamiek
van de speciale haatrelaties.
(1:1-2) Jij die door liefde werd geschapen als zichzelf, kunt er geen
grieven op nahouden en je Zelf kennen. Een grief koesteren is vergeten wie jij
bent.
Deze twee zinnen wijzen
onmiskenbaar op het feit waarom wij blijven vasthouden aan grieven. Het doel
van het denksysteem van het ego is om er zeker van te zijn dat wij nooit ons
ware Zelf zouden kennen en we dus vergeten Wie we zijn. De Heilige Geest vertegenwoordigt
het Verzoeningsprincipe en wanneer we kiezen voor zijn raad in plaats van voor het
ego dan zal Hij ons herinneren aan onze Identiteit als Christus, aan de Zoon
van God die volmaakt een is met Zijn Vader. Wanneer we ons dus tot de Heilige
Geest richten herinneren wij ons dit automatisch. Wanneer de Zoon van God volmaakt
een is en gezien onze Identiteit als de Zoon van God liefde is, is het enige
wat we moeten doen om deze Identiteit buiten ons bewustzijn te houden het
benadrukken van verschillen binnen het Zoonschap. Aanval, grieven of oordelen
realiseren dit doel door anderen te zien als verschillend en afgescheiden van
ons. Vanuit dat standpunt gezien is er geen sprake van liefde. Speciale liefde
wordt wel verwelkomd, maar de Liefde van God zit diep in onze denkgeest
verborgen.
Het verbergen van deze liefde is het
basisprincipe van het ego. Het verklaart waarom bijna iedereen problemen heeft
met het echt vertrouwen, vriendschap en liefde. Heilige relaties kennen geen
grenzen of beperkingen: geen speciale belangen, behoeften of verwachtingen maar
enkel een ervaring van een eenheid van het gedeeld doel. Daarom, zijn we
angstig voor die eenheid omdat dit weerspiegelt Wie we zijn. Het ego zal alles
doen wat mogelijk is om dit van ons weg te houden.
Deze lessen belichten aanval en grieven.
(1:3) Een grief koesteren is jezelf zien als een lichaam.
Dit klinkt volkomen logisch wanneer
je je realiseert dat het lichaam vorm geeft aan de gedachte van afscheiding.
Wanneer het lichaam werkelijk is dan moet de oorsprong van het lichaam, de
gedachte afgescheiden te zijn van God, ook waar zijn. In les 161 heeft Jezus
het over onze behoefte om specifieke dingen te hebben. Wanneer we haten dan
moeten we iets hebben zoals bijvoorbeeld een lichaam dat we kunnen haten. De
identificatie met het lichaam vormt de basis voor aanval en grieven.
(1:4) Een grief koesteren is het ego laten heersen over je denkgeest en
het lichaam ter dood veroordelen.
Ik kan in mijn bewuste geest wel
denken dat het jouw lichaam is dat ik veroordeel maar in werkelijkheid, gezien ideeën hun bron niet verlaten, veroordeel
ik mezelf. Vanaf het ogenblik dat aan het denksysteem van afscheiding van het
ego waarheid wordt verleend wordt aan dit denksysteem in zijn geheel waarheid
verleend. En dood, die het hoogtepunt van het denksysteem van zonde, schuld en
angst is, is dus onvermijdelijk.
(1:5) Misschien besef je nog niet ten volle wat het vasthouden aan
grieven je denkgeest precies aandoet.
Telkens we boos zijn of wanneer we
er gedachten van irritatie of oordeel op nahouden zijn wij ons niet bewust van
de gevolgen ervan. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat het doel van Een
Cursus in Wonderen is om ons het vernietigend gevolg te laten zien van het
vasthouden aan grieven. Herinner je dat dit een cursus is in het helpen ons de
relatie tussen oorzaak en gevolg te herinneren.
De oorzaak het vasthouden aan
grieven en het gevolg is ellende en lijden. Niettemin, wanneer wij ons niet
bewust zijn van het oorzakelijk verband tussen onze aanvalgedachten en ons
lijden zal er ook geen enkele motivatie zijn om grieven los te laten. Een van
Jezus’ doelen als onze leraar is dat wij ons de consequenties van het
vasthouden aan deze grieven zouden realiseren.
(1:6) Het lijkt je af te splitsen van je Bron en je anders te maken dan
Hij.
Merk op dat Jezus hier zegt ‘lijkt je af te splitsen’. Blijven
vasthouden aan grieven lijkt ons af
te splitsen want in werkelijkheid heeft de afscheiding nooit plaatsgevonden. In
onze illusionaire nachtmerrie van angst zijn we niet alleen afgescheiden van de
persoon waar we boos op zijn, maar ook van God. En gezien in onze afgescheiden
denkgeest alles één is, is wat we aan één iemand doen ook aan de ander gedaan.
(1:7) Het doet je geloven dat Hij is zoals jij denkt dat jij geworden
bent, want niemand kan zich zijn Schepper voorstellen als anders dan zichzelf.
Dit is een heel belangrijk concept.
In feite zullen we het binnenkort in les 72 herhaald zien. De betekenis is
deze: ik geloof dat ik aangevallen heb met de oorspronkelijke aanvalsgedachte
tegen God. Ik projecteer deze aanvalsgedachte en geloof nu dat God mij wil
aanvallen. Maar aangezien ideeën hun bron
niet verlaten, blijft deze gedachte van aanval en schuld in mij. Door die
projectie ben ik hier echter niet bewust van projectie en zie de schuld in
iemand anders. De volgende passage uit de tekst drukt deze dynamiek mooi uit.
Het is de dynamiek die onvermijdelijk uitmondt in de afscheiding van onszelf en
die ons tegelijkertijd afscheidt van iedereen. Het perfecte resultaat voor het
ego:
Wat je
projecteert verstoot je en daarom geloof je niet dat het van jou is. Je sluit
jezelf uit juist door het oordeel dat jij anders bent dan degene op wie je
projecteert. Aangezien je tevens veroordeeld hebt wat je projecteert, blijf je
het aanvallen omdat je het afgescheiden blijft houden. Door dit onbewust te
doen, probeer je het feit dat jij jezelf hebt aangevallen buiten je bewustzijn
te houden en zo verbeeld jij je dat jij jezelf veilig hebt gesteld.
Maar projectie zal altijd jou kwetsen. Ze versterkt je geloof in je eigen gespleten denkgeest, en haar enige doel is de afscheiding gaande te houden. … Projectie en aanval zijn onlosmakelijk verbonden, omdat projectie altijd het middel is waarmee een aanval wordt gerechtvaardigd. Woede zonder projectie is onmogelijk. Het ego gebruikt projectie alleen om jouw waarneming zowel van jouzelf als van je broeders te verwoesten. Het proces begint met het uitsluiten van iets wat in jou bestaat maar wat jij niet wilt, en leidt er regelrecht toe jou van je broeders uit te sluiten. (T. 6. II. 2; 3:1-2,5-8)
Maar projectie zal altijd jou kwetsen. Ze versterkt je geloof in je eigen gespleten denkgeest, en haar enige doel is de afscheiding gaande te houden. … Projectie en aanval zijn onlosmakelijk verbonden, omdat projectie altijd het middel is waarmee een aanval wordt gerechtvaardigd. Woede zonder projectie is onmogelijk. Het ego gebruikt projectie alleen om jouw waarneming zowel van jouzelf als van je broeders te verwoesten. Het proces begint met het uitsluiten van iets wat in jou bestaat maar wat jij niet wilt, en leidt er regelrecht toe jou van je broeders uit te sluiten. (T. 6. II. 2; 3:1-2,5-8)
Dit belicht het belang om de
onderliggende metafysica van Een Cursus in Wonderen nooit te vergeten. Wanneer
er niemand buiten ons is en wanneer de wereld niets anders is dan een projectie
van dat wat ik geloof dat in mij is, dan is alles wat ik buiten mij zie
afkomstig van mezelf. Wanneer we ’s nachts dromen zijn de karakters,
gebeurtenissen, plaatsen verschillende aspecten van een persoonlijkheid die we
nu buiten ons in de droom waarnemen. Met onze dromen in wakkere toestand
gebeurt precies hetzelfde.
Dus is het onmogelijk dat ik iemand
anders dan mezelf zie, want iedereen is gemaakt zoals ik, of dat nu God is of
Jezus, de Heilige Geest of mensen in mijn alledaagse leven. Daarom, wanneer ik
mezelf als afgescheiden zie van jou dan heb ik mijn afscheiding werkelijk
gemaakt en dat maakt mijn afscheiding van God ook werkelijk. Dit is oorsprong
van mijn zelfbeschuldiging dat ik een zondaar ben. En wanneer ik dat naar
buiten projecteer dan is God automatisch ook een zondaar. Dit is de figuur van
God uit de Bijbel die we kennen en ‘liefhebben’, die even waanzinnig is als wij
zijn en ook vervuld met onze speciaalheid.
(2:1) Afgesloten van Zichzelf,
dat zich bewust blijft van Zijn gelijkenis met Zijn Schepper, schijnt je Zelf
te slapen, terwijl dat deel van je denkgeest dat in zijn slaap illusies weeft,
wakker lijkt.
Jezus stelt hier het beeld van
Christus die lijkt te slapen naast een ego-zelf dat slaapt en droomt dat het
wakker is. Dit afgesplitste zelf lijkt wakker te zijn gezien het geloof van het
in leven zijn. Christus, ons Zelf kan in werkelijkheid nooit in slaap vallen.
Het lijkt erop dat Hij slaapt, een ‘slaap’ die begraven is in onze denkgeest en
beschermt wordt door het denksysteem van schuld en aanval van het ego.
(2:2-5) Kan dit alles ontstaan door grieven te koesteren? Jazeker! Want
wie grieven heeft, ontkent dat hij door liefde werd geschapen en in zijn droom
van haat is zijn Schepper voor hem angstaanjagend geworden. Wie kan van haat
dromen en niet bang zijn voor God?
Dit drukt de ‘onheilige
drie-eenheid’ uit van het ego: zonde, schuld en angst; ik geloof dat ik van God
ben afgescheiden (zonde), ik voel mij overweldigd over wat ik gedaan heb
(schuld) en ik projecteer deze schuld naar buiten en zie in God en in alles wat
symbool wordt hiervan de wraak op wat ik gedaan heb en klaar om van mij te
stelen wat ik van Hem heb genomen (angst). We staan er niet bij stat dat een
grief tegenover iemand hebben gelijk staat met het geloof dat God ons uiteindelijk
zal straffen. Jezus wil dat we deze dynamiek herkennen. Hij wil niet dat we ons
schuldig voelen omdat we aanvalsgedachten hebben, hij wil eenvoudig dat wij ons
er bewust van worden waarom we een dergelijke keuze maken en wat de gevolgen
van die keuze zijn. Bovendien wil hij dat wij begrijpen dat zolang wij denken
dat we van onze schuld af geraken door middel van aanval we nooit echt geluk
zullen kennen. Daarom het idee dat onze functie en ons geluk één zijn. Het is
onze functie om onze grieven los te laten en te vergeven en de liefdesgedachten
van de Heilige Geest toe te laten. Het verband tussen onze
niet-vergevingsgezindheid en de angst voor God wordt in deze uitspraak in de
laatste blokkade voor de vrede toegelicht:
Ten overstaan
van totale vergeving ben je nog steeds niet-vergevend. Je bent bang voor God
omdat jij je broeder vreest. Degenen die jij niet vergeeft, die vrees je. En
niemand bereikt liefde wanneer angst hem vergezelt. (T. 19. IV. D. 1:4-7)
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten