Voor het ego is dit geen leuke
gedachte. We denken immers dat het onze plannen zijn die zullen werken. Maar, om
het nog maar eens te zeggen, God heeft geen plan. Woorden als deze worden
gebruikt omdat dit voor ons een vertrouwd middel is die we begrijpen. We moeten
echter steeds in gedachten houden dat dit symbolen voor vergeving zijn die
Jezus gebruikt om de symbolen van zonde en straf van het ego te corrigeren. In
de Bijbel en de religies die uit de Bijbel zijn ontstaan, heeft God wel
degelijk een plan. Het plan waar Jezus het over heeft is anders zoals we reeds eerder
gezien hebben en ook nu zien in deze les.
(1:1-2) Misschien is het je ontgaan dat het ego een verlossingsplan
heeft opgesteld, tegengesteld aan dat van God. Dit is het plan waarin jij
gelooft.
De meesten onder ons staan er niet
bij stil dat wanneer we onze speciale liefde- en haatrelaties leven we
eigenlijk kiezen tegen God. In de tekst vraagt Jezus ook dat indien we zouden
weten dat onze speciale relaties triomferen over God of we die dan nog wel
zouden willen. (T. 16. V. 10:1) Hij leert ons inzien dat we niet enkel een plan
hebben om onszelf van het lijden te verlossen, maar dat dit plan ook een verzet
is tegen God. Het is behulpzaam na te denken over het aspect van de-een-of-de-ander in onze levens want
door een situatie waar te nemen zoals ze is worden we in staat gesteld ons
denken te veranderen en een juiste keuze te maken.
(1:3) Omdat dit het tegendeel is van dat van God, geloof jij ook dat
het betekent dat je verdoemd bent wanneer je Gods plan in plaats van dat van
het ego aanvaardt.
En dit is het wat we geloven:
wanneer ik Gods plan aanvaard en vergeef dan is mijn individualiteit voorbij en
ben ik gedoemd tot de eeuwige vergetelheid. Dit doet ons denken aan de cruciale
bespreking die Jezus in de tekst heeft en waarbij hij het omgekeerde denken van
het ego uitlegt: goed is slecht en slecht is goed, vergiffenis moet vermeden
worden en schuld omarmt:
Veel van het
vreemde gedrag van het ego is rechtstreeks toe te schrijven aan zijn definitie
van schuld. Voor het ego geldt: de schuldelozen zijn schuldig. Zij die niet
aanvallen zijn zijn ‘vijanden’, omdat ze, door aan zijn interpretatie van
verlossing geen waarde te hechten, in een uitstekende positie verkeren om die
los te laten. … Toen het (het ego) werd geconfronteerd met de ware
schuldeloosheid van Gods Zoon heeft het wel degelijk geprobeerd hem te doden en
de reden die het daarvoor opgaf was dat schuldeloosheid godslasterlijk is. Voor
het ego is het ego God en moet schuldeloosheid geïnterpreteerd worden als de
ultieme schuld die moord volkomen rechtvaardigt. (T. 13. II. 4:1-3; 6:2-3)
(1:4-5) Dit klinkt natuurlijk absurd. Maar nadat we bekeken hebben wat
het plan van het ego precies inhoudt zal je misschien inzien dat jij er toch in
gelooft, hoe absurd het ook mag zijn.
Je herinnert je misschien dat in
‘de wetten van de chaos’ Jezus precies hetzelfde zegt. Hij beschrijft eerst de
vijf waanzinnige wetten van het ego en dan staat er:
Jij zou willen
volhouden en denken dat het waar is, dat je deze onzinnige wetten niet gelooft
en er ook niet naar handelt. En wanneer je bekijkt wat ze zeggen, kunnen ze
niet worden geloofd. Broeder, je gelooft
ze. (T. 23. II. 18:1-3)
Jezus weet dat we in het plan van
het ego geloven want we geloven dat we hier zijn. Dit betekent dat we geloven
dat projectie verlossing betekent gezien het ons beschermt van het Verzoeningsprincipe
van onze denkgeest, het thuis van de herinnering aan de Liefde van God.
(2:1) Het verlossingsplan van het ego draait om het vasthouden aan
grieven.
Een duidelijker omschrijving
bestaat er niet. Ze weerspiegelt het gebruik van de projectie door het ego. Dit
leidt tot een overtuigende beschrijving van speciaalheid:
(2:2-5) Het stelt dat jij verlost bent als iemand anders maar anders
zou spreken of handelen of als een externe omstandigheid of gebeurtenis
veranderen zou. Zodoende zie je de bron van verlossing voortdurend buiten
jezelf. Elke grief die je koestert is een verklaring en een bewering waarin jij
gelooft, die zegt: ‘Als dit anders was, zou ik verlost zijn.’ Zo wordt de voor
verlossing noodzakelijke verandering van denken van alles en iedereen verlangd
behalve van jouzelf.
Er is niet een persoon in deze
wereld die zich niet met dit denksysteem identificeert want het is dit denksysteem
die de wereld heeft gemaakt en ondersteunt. In ‘De interpretatie van dromen’
zet Sigmund Freud zijn theorie uiteen dat alle dromen vervullingen van wensen
zijn. Jezus neemt hetzelfde principe maar breidt dit uit naar alle dromen,
zowel die in slapende als in wakende toestand. Het fysieke universum als een
macrokosmos en onze individuele wereld als een microkosmos zijn specifiek
gemaakt om de geheime wens, het behoudt van de afscheiding en het afschuiven
van de verantwoordelijkheid op anderen, van het ego te vervullen. We hebben dus
allemaal ons stukje afscheidingscake van het ego en eten en genieten ervan
omdat iemand anders er de prijs voor moet betalen. Het ‘beeld van de
kruisiging’ biedt ons een snijdende uitdrukking van deze dynamiek van zelfzucht
en haat, waarin wij onze onschuld behouden door de schuld te verschuiven naar iemand
anders die hiervoor gestraft zal worden in plaats van wijzelf:
Maar iedere pijn
die jij lijdt zie je als bewijs dat hij aan een aanval schuldig is. Zo wil jij
jezelf tot teken maken dat hij zijn onschuld verloren heeft en hij maar naar
jou hoeft te kijken om te beseffen dat hij veroordeeld is. En wat jegens jou
onrechtvaardig was, zal hem volkomen terecht treffen. De onterechte wraak waar
jij onder lijdt komt nu hem toe en wanneer ze hem geldt, ben jij ervan bevrijd.
…
Telkens wanneer
je ermee instemt pijn te lijden, misdeeld of onrechtvaardig behandeld te zijn,
of aan iets gebrek te hebben, beschuldig jij je broeder slechts van een aanval
op Gods Zoon. Jij houdt hem een beeld voor ogen van jouw kruisiging, zodat hij
kan zien dat zijn zonden in jouw bloed en door jouw dood in de Hemel staan
geschreven en hem vooruit gaan om de poort dicht te werpen en hem te verdoemen
tot de hel. (T. 27. I.2:2-5; 3:1-2)
(3:1-2) De rol die in dit plan aan jouw eigen denkgeest wordt
toebedeeld is dus eenvoudig te bepalen wat er, anders dan hijzelf, moet
veranderen wil jij worden verlost. Volgens dit waanzinnige plan is elke
vermeende bron van verlossing aanvaardbaar, mits die maar niet werkt.
In de volgende alinea beschrijft
Jezus dit als de stelregel van het ego: ‘Zoek maar vind niet.’, iets wat we
allemaal doen. Het is de essentie van de projectie, het centrum van het
denksysteem van het ego en de verzekering dat er nooit iets zal veranderen in
de denkgeest van de Zoon van God.
(3:3-4) Dit garandeert dat de vruchteloze zoektocht voortduurt, want de
illusie blijft gehandhaafd dat, hoewel deze hoop altijd onvervuld is gebleven,
er nog steeds reden tot hoop is op andere plaatsen en in andere dingen. Iemand
anders zal uiteindelijk beter voldoen, een andere situatie zal toch nog succes
opleveren.
Later in het werkboek zegt Jezus:
‘een ander kan gevonden worden.’ (Wd1. 170. 8:7) Wanneer we heel eerlijk zijn met
onszelf zullen we ons realiseren dat we precies doen wat hier beschreven is. Het
laatste wat we dus willen doen is deze cursus in zijn totaliteit omarmen, zowel
intellectueel als praktisch. In plaats daarvan willen we met het onderwijs
ervan liever een compromis sluiten.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten