De enige manier om gelukkig te kunnen worden
is door Jezus onze leraar te laten zijn; een beslissing die onze
vergevingsfunctie weerspiegelt. Niets anders kan ons geluk van blijvende aard brengen.
(1) Je
zult ongetwijfeld hebben opgemerkt dat we in de laatste lessen steeds de nadruk
hebben gelegd op het verband tussen het vervullen van jouw functie en het
bereiken van geluk. Dit gebeurde omdat jij niet werkelijk het verband ziet. Er
bestaat echter meer dan alleen maar een verband hiertussen: ze zijn hetzelfde.
Hun vorm is verschillend, maar hun inhoud is volkomen gelijk.
Wanneer we onze gedachten van schuld,
haat en lijden vergeven blijft er alleen geluk over want oorzaak en gevolg zijn
een. Dit thema wordt doorheen Een Cursus in Wonderen gebruikt en is kenmerkend
zowel voor de Hemel als voor de gespleten denkgeest. Oorzaak en gevolg, ideeën
en hun bron, innerlijk en uiterlijk, ze zijn allemaal één. Oorzaak en gevolg
zijn niet gescheiden: ideeën verlaten hun
bron niet; gevolgen verlaten hun oorzaak niet. De oorzaak is dus het
aanvaarden van onze functie met geluk als gevolg.
(2:1) Het
ego voert voortdurend strijd met de Heilige Geest over de fundamentele vraag
wat jouw functie is.
Voor het ego is onze functie
overleven. Dit wordt tot stand gebracht door de verantwoordelijkheid voor de
afscheiding te projecteren op iedereen en er daarbij voor te zorgen dat we
nooit naar de bron zouden terugkeren: de beslissing van de denkgeest voor het
ego. Het is onnodig te zeggen dat dit een eenrichtingsgevecht is want de
Heilige Geest weet niets van de illusies van het ego behalve dan dat wij ervoor
gekozen hebben ons met het ego te identificeren. Omdat er twee nodig zijn om oorlog te kunnen voeren en gezien de Heilige
Geest om maar niet te spreken van God Zelf, op geen enkele manier de strijd
aanbindt met het ego kan er ook geen oorlog zijn. Deze ‘niet-strijdlustigheid’ noemen
we verdedigingsloosheid, de essentie van de Verzoening. De afscheiding, de
oorsprong van de oorlog van het ego tegen God heeft zich nooit voorgedaan want
God weet hier niets van. Een niet herkende illusie blijft een illusie. Nochtans
wanneer we de illusie blijven herkennen als werkelijk wordt dit geloof voor ons
een werkelijkheid. De droom de afscheiding is de werkelijkheid voor ons. Kiezen
voor de Verzoening maakt een einde aan deze onzin en opent ons bewustzijn weer
voor het gewaarzijn van de waarheid van onze Identiteit als Christus.
(2:2) Zo
voert het ook voortdurend strijd met de Heilige Geest over wat jouw geluk is.
Het motto van het ego is doden of gedood worden. Geluk is wanneer
we krijgen wat we willen en dat gebeurt ten koste van iemand anders: Ik win,
jij verliest. Dat is geluk! Vraag het maar aan een sportteam die een grote
wedstrijd heeft gewonnen. De spelers zijn blij omdat het andere team heeft
verloren en ze zouden niet gelukkig zijn wanneer het andere team gewonnen zou
hebben. Sport is zo gemaakt zodat er geen twee winnaars kunnen zijn. Wat wij op
een sportveld als deelnemer (of in het stadium als een fan) op een schijnbaar
onschuldige manier uitspelen weerspiegelt de onderliggende boosaardigheid van
het denksysteem van het ego van ‘de een of de ander’. Maar op dit alles
reageert de Heilige Geest zachtaardig:
Je ziet slechts interpretatie voor de waarheid aan. En je vergist
je. Maar een vergissing is geen zonde en de werkelijkheid is door jouw
vergissingen niet van haar troon gestoten. God regeert voor eeuwig en alleen
Zijn wetten heersen over jou en over de wereld. Zijn Liefde blijft het enige
wat er is. Angst is een illusie, want jij bent zoals Hij. (H. 18. 3:7-12)
En in de aanvaarding van die Liefde
vinden we ons waar geluk.
(2:3-6)
Het is geen wederzijdse strijd. Het ego valt aan en de Heilige Geest reageert
niet. Hij weet wat jouw functie is. Hij weet dat het jouw geluk is.
De Heilige Geest reageert niet omdat
er niets is voor Hem om op te reageren. Hoe zou Hij als een weerspiegeling van
de waarheid in onze Denkgeest kunnen reageren op een illusie? Wanneer Hij dat
zou doen dan zou de illusie werkelijk zijn. Zoals Jezus uitlegt in de tekst (T.
5. II.7:1-5), een passage waar we dikwijls zullen op terugkomen, is het enige
wat de Heilige Geest doet ons herinneren. Hij overweldigt niet, beveelt of eist
niet. Hij doet niets anders dan ons eenvoudig herinneren aan de waarheid. En de
tekst gaat verder met:
De Stem namens God is altijd kalm, omdat Ze van vrede spreekt.
Vrede is sterker dan oorlog, omdat ze geneest. Oorlog is deling, geen aanwas.
Strijd levert niemand iets op. Wat zou het een mens baten, als hij de gehele
wereld won, maar zijn eigen ziel verloor? Als je naar de verkeerde stem
luistert, heb je je ziel uit het oog verloren. (T. 5. 7:7-12)
De vrede van de Heilige Geest is het
einde van conflict, terwijl de ‘verkeerde stem’ ons naar de oorlog leidt waarin
we onze ziel verliezen. Maar zonder tegenstand houdt de
schijnbare vijand op te zijn en wat een oorlogsgebied leek te zijn vervaagd ‘in
de nietsheid van waar het kwam’ (H. 13. 1:2). De aanvalsillusies van het ego
zijn naar de waarheid van de Heilige Geest gebracht en ‘de waarheid zag ze
niet’ (H. 14. 1:10). Zodoende zijn ze ongedaan gemaakt want hun schijnbare
realiteit is niet herkend. Hoe kan er dan op gereageerd worden?
Niettemin blijft het ego pogingen doen
om conflict werkelijk te maken. In elk conflict zijn er twee tegenover elkaar
staande machten waarvan de ene de winnaar zal worden en de andere de verliezer.
De Heilige Geest is echter geen tegenoverstaande kracht. Er is enkel God en
niets anders. Daarom is voor de Heilige Geest de weg uit het conflict ons eraan
herinneren dat er geen conflict is, er is geen probleem dat moet opgelost
worden, geen vijand waarmee men geconfronteerd wordt en die overwonnen moet
worden. Dat feit alleen al maakt ons gelukkig.
(3)
Vandaag zullen we proberen voorbij te gaan aan deze totaal zinloze strijd en
uit te komen bij de waarheid omtrent jouw functie. We zullen ons niet inlaten
met onzinnig geredetwist over wat die is. We zullen niet hopeloos verwikkeld
raken in het definiëren van geluk en het bepalen van de middelen om dat te
bereiken. We zullen niet toegeven aan het ego door te luisteren naar zijn
aanvallen op de waarheid. We zijn alleen blij dat we erachter kunnen komen wat
de waarheid is.
De manier van Een Cursus in Wonderen
om het ego ongedaan te maken is door er naar te kijken. Er is niets anders
vereist. Wanneer we er naar kijken realiseren we ons dat er niets te zien is en
er dus geen enkele reden is om het te definiëren of te argumenteren met het
denksysteem ervan. Dus gaan we voorbij de illusionaire aard ervan naar de
waarheid. Om nog eens deze belangrijke regels aan te halen:
Niemand kan ontsnappen aan illusies tenzij hij ernaar kijkt, want
door er niet naar te kijken worden ze beschermd. Het is niet nodig voor
illusies terug te deinzen, want ze kunnen niet gevaarlijk zijn. We zijn klaar
om het denksysteem van het ego nader te bekijken, want samen hebben we de lamp
die het zal verdrijven … want we moeten hier eerst naar kijken om erdoorheen te
kunnen zien, aangezien jij het werkelijkheid hebt verleend. We zullen deze
dwaling samen in stilte ongedaan maken en vervolgens naar de waarheid kijken
die erachter ligt. Wat is genezing anders dan het wegnemen van al wat kennis in
de weg staat? En hoe kan men illusies anders verdrijven dan door ze direct
onder ogen te zien, zonder ze in bescherming te nemen? Wees dan ook niet bang,
want waar je naar zult kijken is de bron van angst en jij begint juist te leren
dat angst niet werkelijk is. (T. 11. V. 1:1-3, 5-2:3)
Het proces van vergeving brengt dus
met zich mee dat het ego waarvan we dachten dat het er was, geen gevolg heeft.
En wanneer het geen gevolg heeft kan het ook geen oorzaak zijn, wanneer het dus
geen oorzaak is heeft het ook geen bestaan.
Jezus traint ons om naar de valse
functies van speciaalheid te kijken die wij gemaakt hebben ter vervanging van
onze ware functie, die vergeving is en ons dan herinneren Wie we zijn. Hij
vraagt ons om slechts naar het valse te kijken, want dan wordt de illusie naar
de waarheid gebracht en in de aanwezigheid van het licht ervan verdwijnt de
duisternis van het ego.
Hier richt Jezus zich naar het
wezenlijke verschil tussen schijn en werkelijkheid, niet in termen van wat wij
uiterlijk waarnemen, maar binnen onze eigen ervaring. Zo vaak, versterkt door
religieuze of spirituele tradities, houden spirituele beginnelingen vast aan
het krankzinnige geloof dat God offers vraagt. Ze blijven achtervolgd worden
door het idee dat onze functie betekent om te lijden. In het begin van
hoofdstuk 3 in de tekst heeft Jezus het over deze waanzin waar hij de
vreselijke misvatting bespreekt dat God Zelf Zijn eigen Zoon in naam van de
verlossing zou hebben vervolgd. (T. 3. I. 2:4). Hij gaat dieper in op dit
cruciale punt door de mispercepties van de kruisiging als zijn referentiepunt
te nemen:
God gelooft niet in vergelding. Zijn Denkgeest schept niet op die
manier. Hij rekent jou je ‘zondige’ daden niet aan. Is het dan waarschijnlijk
dat Hij ze mij aanrekenen zou? Wees heel zeker dat je begrijpt hoe volslagen
onmogelijk deze veronderstelling is en hoe volledig die uit projectie
voortkomt. Dit soort vergissing is verantwoordelijk voor een massa aanverwante
vergissingen, waaronder het geloof dat God Adam verstoten heeft en hem uit de
Hof van Eden heeft verdreven. Het is tevens de reden dat jij wellicht van tijd
tot tijd gelooft dat ik je op een dwaalspoor breng. … Offeren is een begrip dat
God totaal onbekend is. Het komt uitsluitend voort uit angst en angstige mensen
kunnen kwaadaardig zijn. (T. 3. I.3:4-10; 4:1-2)
Deze wreedheid is niet alleen gericht
op anderen, maar ook op onszelf. Het is op deze pijnlijke misinterpretatie dat
God om opoffering zou vragen, dat Jezus met deze les een poging tot corrigeren
doet: ons geluk en onze functie zijn één.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten