De herhalingen in het werkboek
maken integraal deel uit van de volledige leerstof, net zoals dat voor de
meeste leraren ook zo is gedurende een leerjaar of een semester. Deze
herhalingen zijn echter meer dan allen maar een opsomming van de voorgaande
lessen. Zoals we zullen zien wordt er telkens weer iets nieuws aan toegevoegd.
De inleiding tot deze herhalingen zijn dus van even groot belang. Deze maakt
hier geen uitzondering op.
(1:1 – 2:1) We zijn nu klaar voor een andere herhaling. We zullen
beginnen waar onze vorige herhaling is gebleven en elke dag twee ideeën
beslaan. Het eerste deel van elke dag zal gewijd worden aan één van deze
ideeën, het laatste deel van de dag aan het andere. We zullen één langere oefenperiode
houden en frequente kortere waarin we beide oefenen. De langere oefenperioden
zullen deze algemene vorm volgen: neem ongeveer vijftien minuten voor elk van
hen en begin de ideeën voor die dag en de opmerkingen die zijn opgenomen in de
opdrachten te overdenken.
Merk hier de vraag van Jezus op om
een toenemende structuur te volgen. We hebben inmiddels al een grote afstand
afgelegd van de relatief ongestructureerde oefeningen in het begin en zijn al evengoed
gevorderd in het gewaarzijn van onze weerstand ertegen. We kunnen in feite twee
grote vormen van deze weerstand waarnemen die een appèl zijn op de angst van
het ego dat wij het doel van deze praktijksessies zouden behalen. De eerste en meest
duidelijke is dat we erin slagen om de oefenperiodes gedurende de dag te
vergeten. De tweede is subtieler en weerspiegelt de speciale liefde, de oorspronkelijke
verdediging. In plaats van de praktijkperioden te vermijden wachten we er nu
met ongeduld op omdat hun nogal rituele vorm een welkome verademing kan brengen
in ons dagelijks leven. Dit laat onze ego’s toe om er afhankelijk van te worden
in plaats van toe te laten deze lessen te leren integreren in onze
leefsituaties.
(2:2) Wijd er ongeveer drie of vier minuten aan om ze langzaam door te
lezen, verscheidene keren als je dat wenst en sluit dan je ogen en luister.
Eén van de belangrijke thema’s van
deze inleiding – en uiteraard ook van deze lessen – is dat de waarheid van de
Verzoening nog steeds in ons aanwezig is. Het probleem is dat we het toegedekt
hebben. En ook al wordt de reden waarom we dit gedaan hebben in deze inleiding
niet besproken, weten we toch uit de andere lessen, om maar niet te spreken van
onze studie van de tekst, dat in de aanwezigheid van de waarheid van de
Verzoening, onze individuele identiteit zal verdwijnen. Om er zeker van te zijn
dat de Liefde van God geen bedreiging vormt voor ons zelf beschermen we ons zelf
met de verdedigingen van het ego, zoals in volgende passage wordt omschreven:
Je hebt jouw
hele krankzinnige geloofssysteem opgebouwd omdat je meent in Gods
Tegenwoordigheid hulpeloos te zijn en jij wilt jezelf van Zijn Liefde verlossen
omdat je denkt dat die jou tot niets vermalen zou. Je bent bang dat ze jou van
jezelf weg zou vagen en jou klein zou maken, omdat je gelooft dat grootheid in
verzet besloten ligt en aanval grootsheid is. Jij denkt dat je een wereld hebt
gemaakt die God zou willen vernietigen en dat je door Hem lief te hebben, wat
je dóet, die wereld weg zou werpen, wat je ook zou doen. Daarom heb je de
wereld gebruikt om je liefde te verhullen en hoe dieper je in de zwartheid van
het fundament van het ego doordringt, hoe dichter je bij de Liefde komt die
daar verborgen is. En juist dit jaagt jou
angst aan. (T. 13. III. 4)
De ‘jij’ die bang is, is dat deel
van de denkgeest dat zich geïdentificeerd heeft met het denksysteem van het
ego. De eerste regel van onze verdediging is ons geloof dat we schuldig zijn
aan zonde wat leidt tot het geloof dat de denkgeest een gevaarlijke plaats is.
Om hieraan te ontsnappen projecteren we dit zelfbeeld en maken een wereld en
een afgescheiden identiteit dat nu omhult is door een lichaam. Eens dit
volbracht geloven we dat de schuld en zonde ergens anders verblijft, maar niet
in ons. Dit leidt vervolgens tot het vasthouden aan grieven en oordelen en aan
de hand van onze aanvallen bewijzen we dat de afscheiding werkelijk is – mijn
aanval op jou of jouw aanval op mij maken ons afgescheiden en verschillend. Nog
meer directer is dat ik jou aanval omdat jij zondig bent waardoor mijn boosheid
gerechtvaardigd is. We hebben dus de stem van de waarheid in onze denkgeest tot
zwijgen gebracht, bedekt met het geloof dat we zondig en schuldig zijn. We
ontkennen dit door het te projecteren om zo te geloven dat de zonde en schuld aanwezig
is in anderen.
Het doel van deze lessen en van Een Cursus in Wonderen is ons te
leren dat we dit gedaan hebben en waarom om dan te herkennen dat deze
verdedigingen onze belangen niet dienen omdat zij ons niet gelukkig maken.
Wanneer we ze op zij zouden zetten, samen met de angst dat wij ons speciale
zelf zullen verliezen, zouden we de Stem horen die over de waarheid tot ons
spreekt en die een weerspiegeling is van het Verzoeningsprincipe.
Met deze
inleiding herinnert Jezus ons hieraan en hij dringt erop aan dat wij de
waarheid achter onze verdedigingen zouden inzien door ons te herinneren aan de
kracht van ons denken om opnieuw te kiezen. Want het was door deze kracht dat
we geloofden dat we de Hemel konden verlaten en de leugen van het ego over
zonde, de wraak van God en onze behoefte aan een wereld waarin we ons kunnen
verbergen, te accepteren. We blijven echter volhouden in het geloven van de
leugen en rechtvaardigen dit door iedereen aan te vallen. Jezus richt zich dus
tot de kracht van ons denken in de hoop dat we naar ons gezonde verstand terugkeren
en zijn liefde kiezen in plaats van de haat van het ego.
(3:1) Herhaal de eerste fase als je merkt dat je geest afdwaalt, …
De denkgeest dwaalt niet van
zichzelf af, maar doet dat omdat wij hiervoor kiezen. Tenslotte neemt dit
afdwalen de denkgeest mee weg van zichzelf richting de wereld. In plaats van te
kijken naar onze keuze om zondig en schuldig te zijn kijken we naar de zonde en
schuld van de anderen. Voor dit afdwalen van de denkgeest waarschuwde Jezus
Helen en ons allemaal:
Je bent veel te
tolerant tegenover het afdwalen van je denkgeest en je vergoelijkt stilzwijgend
de miscreaties ervan. (T. 2. VI. 4:6)
De miscreaties zijn onze projecties en wanneer we proberen deze
oefeningen in praktijk om te zetten, te mediteren of te bidden komen ze vaak
voor in de vorm van vreemde gedachten om ons af te leiden. We moeten ons
herinneren dat zij niet zomaar ongevraagd in onze denkgeest komen. Ze zijn er
omdat wij willen dat ze er zijn als verdediging om ons voor de liefde te
beschermen.
(3:1-4) …maar tracht het grootste deel van de oefenperiode rustig maar
aandachtig te luisteren. Er wacht een boodschap op jou. Vertrouw erop dat je
haar zult ontvangen. Onthoud dat ze jou toebehoort en dat je haar wilt.
De laatste woorden “dat je haar
wilt’ is cruciaal. Het is deze boodschap die we moeten willen horen. Het feit is echter dat wij allemaal als de ene
Zoon in het begin gekozen hebben om haar niet
te horen, omdat het horen van de boodschap van Verzoenen – dat de afscheiding
nooit gebeurd is –het einde van ons speciale bestaan betekent. Waarom zouden
onze ego’s dan deze boodschap willen ontvangen? Als ego zijnde is dit hetzelfde
gevoel dat we in ons dagelijks leven steeds uitdrukken en naspelen. Herinner je
dat tijd een illusie is en niet lineair. Alles gebeurt tegelijk. Het komt er
dus op neer ons te realiseren dat de boodschap waarvoor wij gekozen hebben, ons
niet gelukkig maakt. Nochtans is er in onze denkgeest een andere boodschap die
ons wel degelijk geluk zal brengen: de Stem namens God is niet verdwenen; we
zijn ervan afgedwaald maar Zijn Liefde is gebleven. Jezus herinnert er ons dus
aan om waakzaam te zijn voor welke boodschap we zullen kiezen.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten