(4:1-2) Sta niet toe dat je intentie wankelt in het aanzicht van
afleidende gedachten. Realiseer je dat, wat voor vorm ze ook aannemen, ze geen
betekenis en geen macht hebben.
Deze uitspraak betekent het einde
van het egodenksysteem van zonde, schuld en angst, want zonde is de gedachte
die zegt dat onze gedachten kracht bezitten. Ze hebben God vernietigd, Christus
gekruisigd en de eenheid van de Hemel verbrijzeld. Zij hebben inderdaad zo veel
kracht dat zij ervoor gezorgd hebben dat God uit zijn graf van speciaalheid,
waarin wij Hem gedreven hebben, is verrezen en Hij nu op zoek is om ons te
vernietigen.
Een belangrijk thema in de
herhaling van deze lessen is zij willen aantonen dat onze afleidende en
aanvallende gedachten niets bereikt hebben. De kracht die ze lijken te hebben
is slechts de kracht die wij eraan gegeven hebben. En dat is de basisnorm: we
geven de kracht aan het geloof in onze denkgeest in illusies en reageren er dan
op alsof ze werkelijk zijn. De kracht waarvan we geloven dat we die gebruikt is
tot het vernietigen van God is de kracht waarvan we geloven dat overal rond ons
is, zowel in onze gedachten als in de wereld die we zien. Deze kracht is echter
afkomstig van het geloof in onze beslissing om eerst de Hemel te verlaten en daarna
God te vernietigen. Jezus zegt hier echter dat deze zogenaamde kracht geen
gevolgen heeft: ‘Niet een noot in het lied van de Hemel wordt gemist.’ (T. 26. V.
5:4) De enige echte kracht die bestaat is de kracht van God en die doet niets.
Zo simpel is het.
(4:3-5) Vervang ze met jouw vastbeslotenheid te slagen. Vergeet niet
dat jouw wil macht heeft over alle fantasieën en dromen. Vertrouw erop dat die
jou er doorheen zal helpen en jou voorbij dit alles zal dragen.
Onze wil – de kracht van ons denken
die op één lijn staat met de kracht van God heeft macht over alle fantasieën en
dromen. Dit is niet kracht zoals wij dit begrijpen – om te overwinnen of te
domineren – maar de kracht van de waarheid. De bekende lijn uit een latere les:
‘We zeggen ‘God is’ en doen er dan het zwijgen toe’ (Wd1. 169. 5:4) drukt de
betekenis uit van die kracht: er is niets anders dan de Liefde van God en wij
zijn die Liefde. Het enige probleem is dat zij hiervoor niet kiezen. We kunnen
niet weten dat zij ook ons toebehoort tenzij we beslissen ervoor te kiezen.
(5:1) Beschouw deze oefenperioden als toewijdingen aan de weg, de
waarheid en het leven.
Dit is een verwijzing naar de
beroemde uitspraak die Jezus doet in het evangelie van Johannes (Johannes
14:6a). Het is een regel die regelmatig aangehaald wordt in Een Cursus in
Wonderen. Jezus vergelijkt dit nu met de egoversie:
(5:2-4) Weiger af te dwalen in omwegen, illusies en doodsgedachten. Jij
bent aan verlossing toegewijd. Wees iedere dag vastbesloten je functie niet
onvervuld te laten.
We hebben een denksysteem gemaakt
dat precies tegenovergesteld is aan het denksysteem van de Hemel. Jezus
vertegenwoordigt dus voor ons ‘de weg, de waarheid en het leven’ net zoals het
ego de omleiding vertegenwoordigt die
ons van Huis weghoudt – een illusionair denksysteem dat zijn hoogtepunt bereikt
in de dood. Nogmaals, Jezus doet een beroep op ons verlangen gelukkig te zijn om
terug te keren naar onze Bron. We kiezen tegen ons geluk en gaan systematisch
verder met onze denkgeest gevangen te houden met ‘illusies en gedachten van
dood’ in die mate waarin we niet willen terugkeren en onze plaats als
afgescheiden individuen willen behouden. We geloven dat onze denkgeest geen
macht heeft omdat we ontkent hebben dat we een denkgeest hebben door die macht
toe te kennen aan het lichaam en de wereld.
(6:1) Bevestig je vastbeslotenheid eveneens in de korte oefenperioden,
de originele vorm van het idee gebruikend voor algemene toepassing en waar
nodig een meer concrete vorm.
Jezus rekent hier op onze
vastberadenheid om niet op het zijspoor van het ego te komen, het zijspoor van afgescheidenheid
en speciaalheid. Hij tracht onze alertheid te versterken om niet langer te
kiezen voor schuld en angst. Het is het doel van deze herhalingsperiode.
(6:2-4) Enkele specifieke vormen zijn opgenomen in de toelichting, die
voortvloeien uit de uiteenzetting van de ideeën. Dit zijn echter louter suggesties.
De precieze woorden die je gebruikt doen er niet toe.
In het werkboek – en vooral hier -
vinden we indirecte raadgevingen van het complete denksysteem van Een Cursus in
Wonderen. Deze laatste uitspraak benoemt duidelijk het thema over vorm en
inhoud. De vorm is nooit belangrijk, bijv. de woorden van een werkboekles, maar
de beslissing die de denkgeest maakt om Jezus als leraar te kiezen. De inhoud
van onze keuze weerspiegelt zich in specifieke vormen, maar het is een
vergissing te denken dat het probleem en de oplossing in de wereld kunnen
gevonden worden. Dat is enkel binnen in onze denkgeest die de echte en
blijvende verandering bevat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten