woensdag 9 januari 2019

Les 78 – Laat wonderen alle grieven ontvangen. – deel 2


(3:4 – 4:1) Elke grief maakte de duisternis dieper en jij kon niet zien. Vandaag zullen we proberen Gods Zoon te zien.
We krijgen nu een vergevingsoefening die ons zal helpen het licht te zien dat net voorbij de duisternis van haat en oordeel van het ego is. Hou in gedachten dat het erop neerkomt om in onze broeder, tegenover wie we denken grieven vast te houden, de Zoon van God zien. Maar aangezien wat we buiten ons waarnemen een weerkaatsing is van dat wat we in ons waarnemen, is het licht van Christus dat ik in jou zie de waarneming van Zoon van God in mijn denkgeest. Wanneer ik leer om in mijn broeder de Zoon van God waar te nemen, leer ik die Zoon in mezelf te zien.
(4:2-5) We zullen onszelf niet toestaan blind voor hem te zijn, we zullen niet naar onze grieven kijken. Zo wordt het zien van de wereld omgekeerd, als wij onze blik op de waarheid richten, weg van de angst. We zullen één persoon uitkiezen die jij als doelwit voor jouw grieven hebt gebruikt, die grieven terzijde leggen en naar hem kijken. Iemand misschien die je vreest en zelfs haat; iemand die je meent lief te hebben die jou geërgerd heeft; iemand die je een vriend noemt, maar die je soms lastig vindt, moeilijk te behagen, veeleisend, irritant of niet beantwoordend aan het ideaal dat hij als het zijne moet aanvaarden volgens de rol die jij hem hebt toebedeeld.
In ‘droomrollen’ bijna op het einde van de tekst, legt Jezus uit dat wij boos worden op anderen omdat zij niet voldoen aan de rol die wij hen binnen onze droom, hebben gegeven. (T. 29. IV. 4:1). Dit soort oefeningen, die op verschillende manieren doorheen het werkboek herhaald worden, is iets wat we de hele tijd door zouden moeten oefenen en niet alleen wanneer we met de les in het bijzonder werken. Telkens we geneigd zijn om in de war te raken door iemand moeten we deze beoefening toepassen. Soms met dezelfde persoon, maar het kan evengoed, zoals Jezus hier omschrijft, iemand zijn die we zien als een vriend of iemand waarvan we houden. Wanneer mensen zich gedragen op een manier waarop wij willen dat ze zich gedragen, kunnen we dit zien als een gelegenheid ons te realiseren dat de relatie slechts een projectie is op het scherm van de schuld die we ervaren door de liefde van Jezus weg te duwen. Wanneer we onszelf toestaan om zijn liefde te ervaren zouden we nooit boos kunnen worden of van streek zijn door iemand anders. Gelet op het principe van ‘de een of de ander’ is dit niet mogelijk, het is of haat of vergeving, het is angst of het is liefde.
Wanneer we van streek zijn komt dit altijd door:
1) de beslissing dat de liefde van Jezus te bedreigend was voor onze speciaalheid en we er ons van afgesplitst hebben;
2) wij vervolgens de schuld over deze waargenomen zonde onderdrukken en
3) anderen op wie we onze schuld konden projecteren, zochten en vonden en magisch genoeg hierbij geloven dat wij nu verlost zijn ervan.
Vervolgens vergeten we dat we dit driestappen-proces doorlopen hebben en zijn we ons slechts gewaar van het eindproduct ervan: pijn, boosheid en ontgoocheling. Op dit punt zouden we onszelf moeten herinneren aan deze oefening, teruggaan naar onze denkgeest en Jezus om hulp vragen en zeggen, als een variatie op T. 5. VII. 6:7: ‘Ik moet op een verkeerde manier naar deze persoon gekeken hebben, want ik beschuldig hem ervan dat ik mijn vrede heb verloren.’ We gebruiken de situatie dus als een gelegenheid ons te realiseren dat wat we buiten ons waarnemen een directe weerspiegeling is van de zonde en de schuld die we eerst binnenin hebben waargenomen. En in plaats van het in onszelf te zien en het daar te accepteren kozen we ervoor om het in andere mensen te zien.
Het is enkel door Jezus om hulp te vragen, d.w.z. ons te voegen bij hem en zijn juist gericht denksysteem, dat wij de oorzaak van onze verwarring, die ligt in het wegduwen van onze schuld, ongedaan maken. Daarom is ons wenden tot Jezus of de Heilige Geest een hoofdthema van Een Cursus in Wonderen. Om hun hulp vragen is juist datgene wat de grondoorzaak van onze ellende is, ongeacht de vorm ervan, ongedaan maakt. In een belangrijke passage, op het einde van het Handboek voor Leraren zegt Jezus ons dat om verlost te zijn van onze schuld we de Heilige Geest om leiding moeten vragen:
Er is een ander voordeel – en een heel belangrijk – om beslissingen steeds vaker bij de Heilige Geest neer te leggen. Misschien heb je over dit aspect nog niet nagedacht, maar de centrale betekenis ervan ligt voor de hand. De leiding van de Heilige Geest volgen betekent jezelf van schuld te laten vrijwaren. Dat is de essentie van de Verzoening. Dat is de kern van het leerplan. De ingebeelde toe-eigening van functies die niet de jouwe zijn, vormt de basis van angst. Heel de wereld die jij ziet weerspiegelt de illusies dat je dat hebt gedaan, waardoor angst onontkoombaar wordt. De functie teruggeven aan Degene aan wie ze toebehoort is dus de manier om aan angst te ontkomen. En dat juist laat de herinnering van liefde tot jou terugkeren. Denk dan ook niet dat het volgen van de leiding van de Heilige Geest allen op grond van je eigen ontoereikendheid noodzakelijk is. Het is voor jou de uitweg uit de hel. (HvL. 29. 3)
Dit inzicht om de Heilige Geest om hulp te vragen veranderd de focus van de vorm van dat wat we denken te zijn naar de inhoud van het ongedaan maken van de arrogantie van het ego door te denken dat het op zichzelf beter af is. Het genezingsproces begint dus met de ervaring dat onze boosheid of ontgoocheling door iemand anders komt door het onderdrukken van de beslissing, van onze denkgeest, voor zonde, schuld en afscheiding. In hoeverre we toegewijd zijn om deze cursus te leren en te beoefenen kan gezien worden aan de hand van hoe snel we in staat zijn om de Heilige Geest om hulp te vragen in het veranderen van hoe we iemand buiten ons zien als een weerspiegeling van de verandering die we in onszelf willen zien.
(5:1-3) Jij weet wie je kiezen moet; zijn naam is al door je gedachten heengegaan. Hij zal degene zijn aan wie we vragen dat Gods Zoon jou wordt getoond. Door hem achter de grieven te zien die jij over hem koesterde, zal je leren dat wat verborgen lag terwijl je hem niet zag, in iedereen aanwezig is en kan worden gezien.
We zien hier een indirecte suggestie op het thema van veralgemening, een thema die centraal staat in de twee volgende lessen. Wanneer ik kan accepteren dat ik tegenover jou en grief vasthoud – en niemand heeft een probleem om iemand te vinden om deze oefening te kunnen op toepassen, dan zal ik op een of andere manier deze les veralgemenen en mij realiseren dat ik mijn grieven vasthoud tegenover iedereen. De duisternis die ik in jou zag, zag ik in alle mensen omdat zij in mij is. Maar het licht dat ik nu in jou zie is ook in alle mensen want ook dat is in mij. We moeten oefenen met specifieke dingen om te leren veralgemenen en te herkennen dat er slechts één probleem en één oplossing is. Zoals Jezus later in het werkboek zegt:
De denkgeest die zichzelf geleerd heeft concreet te denken, kan abstractie niet langer vatten in de zin dat ze alomvattend is. We moeten een weinig zien, opdat we veel leren. (Wd1. 161. 4:7-8)
(5:4-6) Hij die een vijand was, is meer dan een vriend wanneer hem de vrijheid gegeven wordt de heilige rol op zich te nemen die de Heilige Geest hem heeft toegewezen. Laat hem vandaag jouw verlosser zijn. Dat is zijn rol in het plan van God, jouw Vader.
Jouw broeder is jouw redder – ‘meer dan een vriend’- niet omdat hij magische eigenschappen bezit, maar omdat we ons realiseren dat wat we in hem zien een projectie is van datgene wat we in onszelf zien. Dit stelt ons in staat verlost te zijn van onze schuld en de rampzalige gevolgen van onze verkeerde keuzes. Was deze speciale relatie er niet geweest, hadden we geen gelegenheid gehad om verlost te worden. Dit is de essentie van Gods Verlossingsplan: de wereld die gemaakt was als een aanval op God en een vervanging voor Zijn Liefde wordt nu een leerschool waarin we leren ons Hem te herinneren. In de wereld is er niets dat ons kan verlossen, maar onze verlossing komt door de wereld een ander doel te geven.
(6) In onze langere oefenperioden vandaag zullen we hem in deze rol zien. Probeer hem dan in gedachten te nemen, eerst zoals jij nu over hem denkt. Laat zijn fouten nog eens de revue passeren, de moeilijkheden die je met hem hebt gehad, de pijn die hij je heeft bezorgd, zijn onachtzaamheid en al de kleinere en grotere zaken waarmee hij je heeft gekwetst. Bekijk ook zijn lichaam met zijn tekortkomingen en zijn sterkere punten en denk over zijn fouten en zelfs zijn ‘zonden’ na.
Jezus vraagt ons hier om, in verband met onze grieven, eerlijk te zijn tegenover onszelf en hem: geen enkele waarneming, perceptie achter te houden van ons bewustzijn. Doen we dat wel dan houden we nog vast aan ‘een enkel plekje duisternis’ (T. 31. VIII. 12:5) in onszelf dat we niet aan het licht van de vergeving wensen af te staan. Het is deze ‘duisternis’ die we op iemand anders hebben geprojecteerd – onze verlosser – die het middel wordt om onszelf te genezen.
(wordt vervolgd)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten