vrijdag 11 januari 2019

Les 78 – Laat wonderen alle grieven ontvangen. – deel 3


(7:1) Laten we dan aan Hem die deze Zoon van God in zijn werkelijkheid en waarheid kent vragen dat we hem op een andere manier mogen bezien en onze verlosser zien, stralend in het licht van de ware vergeving, ons geschonken.
De hulp die we vragen moet zijn om de verkeerde keuze te veranderen en niet de uiterlijke situatie; we veranderen ons denken, niet iemand anders. Zoals Jezus in een vergelijkende passage in de tekst zegt:
Droom zacht over je zondeloze broeder, die zich met jou in heilige schuldeloosheid verenigt. En uit deze droom zal de Heer der Hemelen Zelf Zijn geliefde Zoon doen ontwaken. Droom van jouw broeders vriendelijkheden, in plaats van in je dromen op zijn vergissingen te broeden. Kies zijn zorgzaamheid uit om van te dromen, in plaats van de keren te tellen dat hij jou heeft pijn gedaan. Vergeef hem zijn illusies en wees hem dankbaar voor al de hulpvaardigheid die hij heeft betoond. En schuif zijn vele gaven niet weg omdat hij in jouw dromen niet volmaakt is. (T. 27. VII. 15:1-6)
(7:2-3) Wij vragen Hem in de heilige Naam van God en van Zijn Zoon, even heilig als Hijzelf:
Laat me in deze persoon mijn verlosser zien, die U als degene aangewezen hebt aan wie ik vragen zal mij naar het heilig licht te leiden waarin hij staat, zodat ik mij kan aansluiten bij hem.
We vragen hulp ‘zodat wij ons met hem kunnen aansluiten’. Strikt genomen is het niet zo dat we ons met iemand anders verenigen gezien we al verenigd zijn. Het is echter wel zo dat deze ervaring ons met iemand te verbinden de aanvalsgedachte die ons afgescheiden hield ongedaan maakt. Het is werkelijk een gebed voor onszelf – het keuzemakende gedeelte van onze denkgeest – zodat we het proces, dat de Zoon van God één is, beginnen te herkennen. Wanneer ik jou, mijn speciale liefdes- of haatpartner, aanval dan zeg ik dat de Zoon afgescheiden is. Bovenstaand gebed voor de ervaring van eenheid is dus de correctie van een dergelijk waanzinnig denken.
(7:4) Terwijl jij met de ogen dicht denkt aan hem die jou verdriet heeft gedaan, laat je jouw denkgeest worden getoond dat er in hem licht is dat achter jouw grieven schijnt.
Jezus spreekt hier absoluut niet over een uiterlijk waargenomen verandering maar over een wonderlijke verandering in de betekenis die de Cursus geeft aan deze term: de verandering van het denken van grieven naar wonderen.
(8:1-3) Waar je om hebt gevraagd, kan jou niet worden ontzegd. Je verlosser heeft hier lang op gewacht. Hij wil vrij zijn en zijn vrijheid tot de jouwe maken.
Dit kan op twee niveaus worden begrepen. We hebben elkaars vergeving nodig omdat we elkaar kunnen helpen in het begrijpen dat we de verkeerde keuze gemaakt hebben en nu de juiste kunnen maken. Wanneer jij je identificeert met je schuld en ik val je aan dan versterk ik jouw schuld door aan te geven dat jouw beslissing voor het ego de juiste was. Nochtans, wanneer ik in mijn juist gerichte denken ben en niet aanval, onafgezien van hoe jij mij waarneemt, dan zend ik een andere boodschap uit en breng daarmee naar jou over dat jij dezelfde keuze kan maken die ik gemaakt heb: ‘Jouw denken bevat twee alternatieven. Degene die jij gekozen hebt – en die ik ook gekozen had – is een vergissing. Door het corrigeren van mijn denken vertegenwoordig ik ook voor jou deze keuze.’ Herinner je de passage uit het Handboek voor Leraren die we al eerder gezien hebben en waarin we tegen elkaar zeggen:
Aanschouw, jij Zoon van God, wat het leven jou bieden kan. Zou jij in plaats hiervan ziekte willen kiezen? (HvL. 5. III. 2:11-12)
De verlosser die ‘hier lang op gewacht heeft’ is uiteindelijk, natuurlijk, onszelf. Metafysisch gezien begrijpen we dat er niemand buiten is en dus is de persoon die we waarnemen een afgescheiden deel van onszelf – het schuldige zelf dat vergeving behoeft. Onze misperceptie van deze persoon wordt dus het middel waarmee we de oorspronkelijke misperceptie van onszelf corrigeren.
(8:3-5) Hij wil vrij zijn en zijn vrijheid tot de jouwe maken. De Heilige Geest buigt zich van hem naar jou en ziet geen afgescheidenheid in Gods Zoon. En wat jij middels Hem ziet, zal jullie beiden vrij maken.
In dit stadium van ons werk met Een Cursus in Wonderen zijn we er ons waarschijnlijk niet van bewust dat deze regels letterlijk bedoeld worden. Het is niet zo dat de Heilige Geest mij en jou afgescheiden ziet, maar als geliefde Zonen van God. Hij ziet ons helemaal niet als afgescheiden omdat we dat ook niet zijn. Naarmate onze kennis van de Cursus meer diepgang krijgt zal ons begrip over regels zoals deze, ook meer diepgang vinden. We zullen ons er bewust van worden dat dit letterlijk betekent dat we geen afgescheiden zelf zijn, maar afgescheiden delen van een groter geheel die, als ons ware Zelf, één is.
(8:6-8) Wees nu heel stil en kijk naar je stralende verlosser. Het zicht op hem wordt door geen duistere grief belemmerd. Je hebt de Heilige Geest toegestaan om de rol die God Hem gegeven heeft via hem tot uitdrukking te brengen, zodat jij kan worden verlost.
De schorre kreten van speciaalheid van het ego het zwijgen opleggen geeft onze stilheid als resultaat en laat ons toe het zachte geluid van de Verzoening van de Heilige Geest te horen. Zijn visie, inherent aan deze stilheid van de Zoon van God, maakte het mogelijk het duistere zicht van grieven en haat te vervangen. Deze visie omarmt het Zoonschap als één – mijn broeder en mezelf – wanneer ik mijn verlosser herken in de persoon die ik gekozen had om uit te sluiten van de liefde; de verlosser die ik zelf ben.
(9) God dankt jou voor deze stille momenten vandaag waarin jij je denkbeelden terzijde legde en keek naar het wonder van de liefde dat de Heilige Geest jou in plaats daarvan liet zien. De wereld en de Hemel danken je samen, want er is geen enkele Gedachte van God die zich niet verheugt nu jij verlost bent en heel de wereld met jou.
Het is onze dankbaarheid omdat we eindelijk de juiste keuze hebben gemaakt: eenheid in plaats van afscheiding, wonderen in plaats van grieven, God in plaats van het ego. En in die keuze is het hele Zoonschap genezen wanneer het zich de Eenheid herinnert die het nooit vernietigd heeft en wiens stem zich uiteindelijk voegt bij het lied van dankbaarheid – het gebed van de liefde – dat Jezus beschrijft in de inleiding van Het lied van het gebed:
Gebed is de grootste gave waarmee God Zijn Zoon bij zijn schepping gezegend heeft. Het was toen al wat het worden zal: de enige stem die Schepper en schepping delen; het lied dat de Zoon zingt tot de Vader, die de dankbetuiging Hem daardoor gegeven teruggeeft aan de Zoon. Oneindig is de harmonie en oneindig ook de vreugdevolle samenklank van de Liefde die Zij Elkaar voor eeuwig geven. En hierin breidt de schepping zich uit. God brengt in Zijn Zoon dank aan Zijn uitbreiding. Zijn Zoon brengt dank voor zijn schepping in het lief van wat hij schept in Zijn Vaders Naam. De liefde die Zij delen is wat alle gebed door de eeuwigheid heen zal zijn, wanneer tijd heeft afgedaan. Want zo was het voordat tijd er leek te zijn. (L. 1. Inl. 1)
(10) We zullen dit de hele dag door onthouden en de rol op ons nemen die ons is toegewezen als onderdeel van het verlossingsplan van God en niet dat van onszelf. Verleiding valt weg wanneer wij iedereen die we tegenkomen toestaan ons te verlossen en weigeren zijn licht achter onze grieven te verbergen. Vergun ieder die je ontmoet, aan wie je denkt of die jij je uit het verleden herinnert, dat hem de rol van verlosser gegeven wordt, opdat jij die met hem mag delen. Voor jullie beiden en ook voor allen die het zicht niet hebben, bidden we:
Laat wonderen alle grieven vervangen.
Dit, nogmaals, is een uitdrukking van de eenheid van de Zoon van God. Zolang we geloven dat hij vele afgescheiden lichamen is, betrokken bij/met andere lichamen, moeten we met elk ervan oefenen door het Verlossingsplan van God toe te passen: de vergeving van onze speciale relaties. Elk persoon wordt dan onze individuele verlosser omdat elk ervan ons de mogelijkheid biedt ons te verlossen van de verkeerde keuze in het waarmaken van de afscheiding. Tot op zekere hoogte realiseren we ons dat elk persoon iedereen is en tenslotte dat er daarbuiten helemaal geen persoon is maar enkel de Zoon van God die woont in onze denkgeest. En gezien denkgeesten verenigd zijn is de Zoon van God dus ook in alle mensen. Deze visie dat dit licht van wonderen de verduisterende sluier van grieven vervangt is prachtig weergegeven in ‘de visie van de verlosser’:
Aanschouw je rol in het universum! Aan elk deel van de ware schepping heeft de Heer van Liefde en Leven heel de verlossing uit de ellende van de hel toevertrouwd. En aan elk heeft Hij de genade vergund een verlosser te zijn voor de heiligen die speciaal zijn toevertrouwd aan zijn zorg. En dit leert hij wanneer hij voor het eerst één broeder beziet zoals hij zichzelf ziet en in hem de spiegel van zichzelf ontwaart. Zo wordt zijn zelfconcept terzijde gelegd, want niets staat tussen zijn zicht en dat waarnaar hij kijkt, om te oordelen over wat hij aanschouwt. En in deze enkelvoudige visie ziet hij het gelaat van Christus en begrijpt dat hij iedereen beziet zoals hij deze ene aanschouwt. Want er is licht waar eerst duisternis was en nu is de sluier weggetrokken voor zijn ogen. (T. 31. VII. 8)
We gaan nu naar de lessen 79 en 80 die het vertrouwde thema over verlossing voorleggen, maar anders uitgedrukt. Onze symfonie die gesteund is op vergeving gaat dus verder met een bijna eindeloze serie aan variaties.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten