(7:1)
Laten we dan aan Hem die deze Zoon van God in zijn werkelijkheid en waarheid
kent vragen dat we hem op een andere manier mogen bezien en onze verlosser
zien, stralend in het licht van de ware vergeving, ons geschonken.
De hulp die we vragen moet zijn om de
verkeerde keuze te veranderen en niet de uiterlijke situatie; we veranderen ons
denken, niet iemand anders. Zoals Jezus in een vergelijkende passage in de
tekst zegt:
Droom zacht over je zondeloze broeder, die zich met jou in heilige
schuldeloosheid verenigt. En uit deze droom zal de Heer der Hemelen Zelf Zijn
geliefde Zoon doen ontwaken. Droom van jouw broeders vriendelijkheden, in
plaats van in je dromen op zijn vergissingen te broeden. Kies zijn zorgzaamheid
uit om van te dromen, in plaats van de keren te tellen dat hij jou heeft pijn
gedaan. Vergeef hem zijn illusies en wees hem dankbaar voor al de
hulpvaardigheid die hij heeft betoond. En schuif zijn vele gaven niet weg omdat
hij in jouw dromen niet volmaakt is. (T. 27. VII. 15:1-6)
(7:2-3)
Wij vragen Hem in de heilige Naam van God en van Zijn Zoon, even heilig als
Hijzelf:
Laat me in deze persoon mijn verlosser
zien, die U als degene aangewezen hebt aan wie ik vragen zal mij naar het
heilig licht te leiden waarin hij staat, zodat ik mij kan aansluiten bij hem.
We vragen hulp ‘zodat wij ons met hem
kunnen aansluiten’. Strikt genomen is het niet zo dat we ons met iemand anders verenigen
gezien we al verenigd zijn. Het is echter wel zo dat deze ervaring ons met
iemand te verbinden de aanvalsgedachte die ons afgescheiden hield ongedaan
maakt. Het is werkelijk een gebed voor onszelf – het keuzemakende gedeelte van
onze denkgeest – zodat we het proces, dat de Zoon van God één is, beginnen te
herkennen. Wanneer ik jou, mijn speciale liefdes- of haatpartner, aanval dan
zeg ik dat de Zoon afgescheiden is. Bovenstaand gebed voor de ervaring van
eenheid is dus de correctie van een dergelijk waanzinnig denken.
(7:4)
Terwijl jij met de ogen dicht denkt aan hem die jou verdriet heeft gedaan, laat
je jouw denkgeest worden getoond dat er in hem licht is dat achter jouw grieven
schijnt.
Jezus spreekt hier absoluut niet over
een uiterlijk waargenomen verandering maar over een wonderlijke verandering in
de betekenis die de Cursus geeft aan deze term: de verandering van het denken
van grieven naar wonderen.
(8:1-3)
Waar je om hebt gevraagd, kan jou niet worden ontzegd. Je verlosser heeft hier
lang op gewacht. Hij wil vrij zijn en zijn vrijheid tot de jouwe maken.
Dit kan op twee niveaus worden
begrepen. We hebben elkaars vergeving nodig omdat we elkaar kunnen helpen in
het begrijpen dat we de verkeerde keuze gemaakt hebben en nu de juiste kunnen
maken. Wanneer jij je identificeert met je schuld en ik val je aan dan versterk
ik jouw schuld door aan te geven dat jouw beslissing voor het ego de juiste
was. Nochtans, wanneer ik in mijn juist gerichte denken ben en niet aanval,
onafgezien van hoe jij mij waarneemt, dan zend ik een andere boodschap uit en
breng daarmee naar jou over dat jij dezelfde keuze kan maken die ik gemaakt
heb: ‘Jouw denken bevat twee alternatieven. Degene die jij gekozen hebt – en
die ik ook gekozen had – is een vergissing. Door het corrigeren van mijn denken
vertegenwoordig ik ook voor jou deze keuze.’ Herinner je de passage uit het
Handboek voor Leraren die we al eerder gezien hebben en waarin we tegen elkaar
zeggen:
Aanschouw, jij Zoon van God, wat het leven jou bieden kan. Zou jij
in plaats hiervan ziekte willen kiezen? (HvL. 5. III. 2:11-12)
De verlosser die ‘hier lang op gewacht
heeft’ is uiteindelijk, natuurlijk, onszelf. Metafysisch gezien begrijpen we
dat er niemand buiten is en dus is de persoon die we waarnemen een afgescheiden
deel van onszelf – het schuldige zelf dat vergeving behoeft. Onze misperceptie
van deze persoon wordt dus het middel waarmee we de oorspronkelijke
misperceptie van onszelf corrigeren.
(8:3-5)
Hij wil vrij zijn en zijn vrijheid tot de jouwe maken. De Heilige Geest buigt
zich van hem naar jou en ziet geen afgescheidenheid in Gods Zoon. En wat jij
middels Hem ziet, zal jullie beiden vrij maken.
In dit stadium van ons werk met Een
Cursus in Wonderen zijn we er ons waarschijnlijk niet van bewust dat deze
regels letterlijk bedoeld worden. Het is niet zo dat de Heilige Geest mij en
jou afgescheiden ziet, maar als geliefde Zonen van God. Hij ziet ons helemaal
niet als afgescheiden omdat we dat ook niet zijn. Naarmate onze kennis van de
Cursus meer diepgang krijgt zal ons begrip over regels zoals deze, ook meer
diepgang vinden. We zullen ons er bewust van worden dat dit letterlijk betekent
dat we geen afgescheiden zelf zijn, maar afgescheiden delen van een groter
geheel die, als ons ware Zelf, één is.
(8:6-8)
Wees nu heel stil en kijk naar je stralende verlosser. Het zicht op hem wordt
door geen duistere grief belemmerd. Je hebt de Heilige Geest toegestaan om de
rol die God Hem gegeven heeft via hem tot uitdrukking te brengen, zodat jij kan
worden verlost.
De schorre kreten van speciaalheid van
het ego het zwijgen opleggen geeft onze stilheid als resultaat en laat ons toe
het zachte geluid van de Verzoening van de Heilige Geest te horen. Zijn visie,
inherent aan deze stilheid van de Zoon van God, maakte het mogelijk het
duistere zicht van grieven en haat te vervangen. Deze visie omarmt het
Zoonschap als één – mijn broeder en mezelf – wanneer ik mijn verlosser herken
in de persoon die ik gekozen had om uit te sluiten van de liefde; de verlosser
die ik zelf ben.
(9) God
dankt jou voor deze stille momenten vandaag waarin jij je denkbeelden terzijde
legde en keek naar het wonder van de liefde dat de Heilige Geest jou in plaats
daarvan liet zien. De wereld en de Hemel danken je samen, want er is geen
enkele Gedachte van God die zich niet verheugt nu jij verlost bent en heel de
wereld met jou.
Het is onze dankbaarheid omdat we
eindelijk de juiste keuze hebben gemaakt: eenheid in plaats van afscheiding,
wonderen in plaats van grieven, God in plaats van het ego. En in die keuze is
het hele Zoonschap genezen wanneer het zich de Eenheid herinnert die het nooit
vernietigd heeft en wiens stem zich uiteindelijk voegt bij het lied van
dankbaarheid – het gebed van de liefde – dat Jezus beschrijft in de inleiding
van Het lied van het gebed:
Gebed is de grootste gave waarmee God Zijn Zoon bij zijn schepping
gezegend heeft. Het was toen al wat het worden zal: de enige stem die Schepper
en schepping delen; het lied dat de Zoon zingt tot de Vader, die de
dankbetuiging Hem daardoor gegeven teruggeeft aan de Zoon. Oneindig is de
harmonie en oneindig ook de vreugdevolle samenklank van de Liefde die Zij
Elkaar voor eeuwig geven. En hierin breidt de schepping zich uit. God brengt in
Zijn Zoon dank aan Zijn uitbreiding. Zijn Zoon brengt dank voor zijn schepping
in het lief van wat hij schept in Zijn Vaders Naam. De liefde die Zij delen is
wat alle gebed door de eeuwigheid heen zal zijn, wanneer tijd heeft afgedaan.
Want zo was het voordat tijd er leek te zijn. (L. 1. Inl. 1)
(10) We
zullen dit de hele dag door onthouden en de rol op ons nemen die ons is
toegewezen als onderdeel van het verlossingsplan van God en niet dat van
onszelf. Verleiding valt weg wanneer wij iedereen die we tegenkomen toestaan
ons te verlossen en weigeren zijn licht achter onze grieven te verbergen.
Vergun ieder die je ontmoet, aan wie je denkt of die jij je uit het verleden
herinnert, dat hem de rol van verlosser gegeven wordt, opdat jij die met hem
mag delen. Voor jullie beiden en ook voor allen die het zicht niet hebben,
bidden we:
Laat wonderen alle grieven vervangen.
Dit, nogmaals, is een uitdrukking van
de eenheid van de Zoon van God. Zolang we geloven dat hij vele afgescheiden
lichamen is, betrokken bij/met andere lichamen, moeten we met elk ervan oefenen
door het Verlossingsplan van God toe te passen: de vergeving van onze speciale
relaties. Elk persoon wordt dan onze individuele verlosser omdat elk ervan ons
de mogelijkheid biedt ons te verlossen van de verkeerde keuze in het waarmaken
van de afscheiding. Tot op zekere hoogte realiseren we ons dat elk persoon
iedereen is en tenslotte dat er daarbuiten
helemaal geen persoon is maar enkel de Zoon van God die woont in onze
denkgeest. En gezien denkgeesten verenigd zijn is de Zoon van God dus ook in
alle mensen. Deze visie dat dit licht van wonderen de verduisterende sluier van
grieven vervangt is prachtig weergegeven in ‘de visie van de verlosser’:
Aanschouw je rol in het universum! Aan elk deel van de ware
schepping heeft de Heer van Liefde en Leven heel de verlossing uit de ellende
van de hel toevertrouwd. En aan elk heeft Hij de genade vergund een verlosser
te zijn voor de heiligen die speciaal zijn toevertrouwd aan zijn zorg. En dit
leert hij wanneer hij voor het eerst één broeder beziet zoals hij zichzelf ziet
en in hem de spiegel van zichzelf ontwaart. Zo wordt zijn zelfconcept terzijde
gelegd, want niets staat tussen zijn zicht en dat waarnaar hij kijkt, om te
oordelen over wat hij aanschouwt. En in deze enkelvoudige visie ziet hij het
gelaat van Christus en begrijpt dat hij iedereen beziet zoals hij deze ene
aanschouwt. Want er is licht waar eerst duisternis was en nu is de sluier
weggetrokken voor zijn ogen. (T. 31. VII. 8)
We gaan nu naar de lessen 79 en 80 die
het vertrouwde thema over verlossing voorleggen, maar anders uitgedrukt. Onze
symfonie die gesteund is op vergeving gaat dus verder met een bijna eindeloze serie
aan variaties.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten