(2:1) Jouw aanspraak op wonderen ligt niet in
je illusies over jezelf.
De eerste
illusie over onszelf is dat wij een lichaam zijn. Het is daarom niet de
bedoeling om wonderen te gebruiken op lichamelijk niveau om onze droom of de
droom van onze geliefden mooier te maken. De echte vereiste is een verandering
in ons denken of, om dit nog directer aan te duiden, een verandering in leraar.
(2:2) Ze hangt niet af van enige magische
kracht die jij jezelf hebt toegedicht, noch van enig ritueel dat jij hebt
bedacht.
Gezien
vanuit het perspectief van Een Cursus in Wonderen zijn de wonderen waarover in
de bijbel wordt geschreven vormen van magie. Zij zijn iets wat een
wonderbaarlijk lichaam doet ten behoeve van andere lichamen. Ook is de bijbelse
God heel erg betrokken in de fysieke wereld en wordt hij het beeld van de bron
van de wonderen, meestal werkend via zijn dienaars – de profeten of Jezus. Maar
het is allemaal een vorm van magie omdat ze niets te maken hebben met een
verandering van denken. Het probleem wordt dus uiterlijk waargenomen en het
wonder behandelt het probleem dienovereenkomstig. In feite staat er in de
bijbel maar af en toe iets gezegd over de geest zoals het in de Cursus wordt
gedefinieerd.
In Een
Cursus in Wonderen wordt de bron van het probleem gewijzigd van het lichaam
naar de denkgeest die het probleem bedacht heeft wat uiteindelijk een of ander
aspect van schuld is die enkel door middel van een wonder kan opgelost worden.
(2:3-5) Ze is inherent aan de waarheid van wat
jij bent. Ze ligt besloten in wat God, jouw Vader, is. Ze werd gegarandeerd bij
jouw schepping en gewaarborgd door de wetten van God.
De
waarheid van wat we zijn is Christus en de herinnering aan Hem is in onze
denkgeest door de aanwezigheid van de Heilige Geest. Daar is het waar het
wonder, die wacht om gekozen te worden, gevonden kan worden.
We hebben
recht op wonderen omdat we de Zoon zijn van God wat betekent dat we recht
hebben op de correctie die reeds in ons aanwezig is.
(3) Vandaag zullen we aanspraak maken op de
wonderen die jouw recht zijn, aangezien ze jou toebehoren. Jou is volledige
bevrijding beloofd van de wereld die jij hebt gemaakt. Jou is verzekerd dat het
Koninkrijk van God in jou is en nooit verloren kan gaan. We vragen niet meer
dan wat ons in waarheid toebehoort. Maar we zullen er vandaag ook voor zorgen
dat we ons niet met minder tevreden zullen stellen.
Wonderen horen
ons toe omdat zij in onze denkgeest zijn en niet gevonden kunnen worden in iets
wat buiten de denkgeest is. De belofte van ‘de volledige bevrijding van de
wereld die jij hebt gemaakt’ en de verzekering dat ‘het Koninkrijk van God in
je is en nooit verloren kan gaan’ is het doel van het Verzoeningsprincipe – dat
de afscheiding van God nooit heeft plaatsgevonden. Het is die waarheid van de
Heilige Geest die ons vrijmaakt van de wereld omdat de wereld ontstaan is uit
het geloof dat we wel degelijk afgescheiden zijn, een geloof die de
ontwikkeling van het denksysteem van individualiteit – zonde, schuld en angst –
heeft ingeleid en zijn hoogtepunt bereikt in een projectie waaruit de wereld wordt
gemaakt. Daarom, wanneer er geen individualiteit is omdat de afscheiding van
God nooit is gebeurd, zijn we automatisch bevrijd van de wereld. Dit is de
waarheid waar we recht op hebben omdat wij de waarheid zijn: een uitbreiding
van de liefdevolle wil van God.
We zien
hier een terugkerend thema in Een Cursus in Wonderen: door voor het ego te kiezen
in plaats van voor de Heilige Geest, voor kleinheid in plaats van grootte (T. 15.
III) maken wij een parodie op onze schepping in plaats van de glorieuze
waarheid die we zijn. Met andere woorden we kiezen voor de kruimels in plaats
van voor het hele banket, voor de delen van het lied in plaats van voor het
lied zelf. Zoals ons gezegd wordt in het begin van Het lied van het gebed:
De werkelijke klank is altijd een lied van
dankzegging en Liefde. Je kunt dus niet om de echo vragen. Het lied is juist het
geschenk. Samen daarmee komen de boventonen, de harmonieën, de echo’s, maar
deze zijn ondergeschikt. Bij het ware gebed hoor je alleen het lied. Al het
overige is er slechts aan toegevoegd. (L. 1. I. 2:9-3:5)
Of zoals
Jezus zegt in ‘het vergeten lied’: ‘de noten zijn niets’. (T. 21. I. 7:1). Onze
voorkeur om in een lichaam te leven boven het leven als geest getuigt niet
alleen van onze krankzinnigheid maar van de minachting van ons zelf. Zoals Jezus verder in de tekst zegt:
Wees niet tevreden met kleinheid. Maar
vergewis je ervan dat jij begrijpt wat kleinheid betekent en waarom je er nooit
tevreden mee zou kunnen zijn. Kleinheid is de gift die jij jezelf geeft. Je
geeft die in de plaats van grootheid en je accepteert die. Alles in deze wereld
is klein, want het is een wereld die uit kleinheid is gemaakt, in de vreemde
overtuiging dat kleinheid jou tevreden kan stellen. Wanneer je wat ook in deze
wereld nastreeft in de overtuiging dat het je vrede zal brengen, kleineer jij
jezelf en maak je jezelf blind voor je heerlijkheid. Kleinheid en heerlijkheid
zijn de keuzen die voor jouw streven en waakzaamheid openstaan. Je zult steeds
het ene kiezen ten koste van het andere. (T. 15. III. 1)
Samengevat,
ons probleem is dat we eerder te weinig vragen en zeker niet teveel. (T. 26. VII.
11:7) We hebben recht op alles.
(4:1-2) Begin de langere oefenperioden door
vol vertrouwen tegen jezelf te zeggen dat jij recht op wonderen hebt. Vergeet
niet, terwijl je je ogen sluit, dat jij alleen vraagt om wat al rechtmatig het jouwe
is.
We hebben
herhaaldelijk het belang gezien om deze ideeën te gebruiken telkens we in de
verleiding komen te geloven dat we afgescheiden zijn: een gevoel van speciaal
zijn, boosheid, schuld, bezorgdheid of depressie. Gezien we sommige aspecten
van het denksysteem van het ego werkelijk gemaakt hebben moeten we ons
realiseren de we de verkeerde keuze van de verkeerde leraar hebben genomen. Gezien
vanuit dit standpunt vragen we om hulp zodat we inzien dat het probleem dat we
ervaren gemaakt werd voor het behoud van onze individuele identiteit. Dit zelf
is in de denkgeest gekozen door de keuzemaker en zolang we het probleem in de
wereld of in het lichaam zien, bevestigen we onze geesteloosheid. Zo is er geen
wijziging in ons denken mogelijk en blijft het bestaan van het ego gewaarborgd,
een staat waarmee we ons heel krachtig hebben geïdentificeerd. Lessen als deze
zijn daarom heel belangrijk in het afleren.
(4:3-5) Vergeet evenmin dat wonderen nooit van
de een worden afgenomen en aan de ander gegeven en dat jij door om jouw rechten
te vragen ieders rechten hooghoudt. Wonderen gehoorzamen de wetten van deze
wereld niet. Ze volgen louter uit de wetten van God.
De vijf
wetten van de chaos die in hoofdstuk 23 van de tekst besproken worden zijn de
meest krachtige beschrijvingen in Een Cursus in Wonderen van de ‘wetten van de
wereld’. De vierde wet van de chaos zegt: ‘je hebt wat je genomen hebt.’ (T.
23. II. 9:3) en is gebaseerd op de nu wel vertrouwde leer van het ego: de een of de ander, wanneer jij het hebt
heb ik het niet. Wanneer jij onschuldig bent en ik wil het dan moet ik het van
je afnemen. Dit maakt van jou de schuldige zondaar waardoor ik zonder zonde ben
omdat ik jouw onschuld genomen heb en mij eigen gemaakt.
De wet van
God zegt dat wij één zijn. Wat daarom waar is voor mij, moet ook waar zijn voor
jou. De wetten van het ego, de wetten van de chaos, berusten op het geloof van
verschillen. De eerste ego-wet is dat er een rangorde is in illusies en dat
verschillen werkelijk zijn. (T. 23. II. 2:1-3). Een Cursus in Wonderen leert
ons echter dat er slechts één wet is in de Hemel: de wet van perfecte Eenheid
en Liefde. Wonderen zijn dus in iedereen aanwezig omdat de Heilige Geest in
iedereen aanwezig is. Er zijn geen uitzonderingen omdat er in de waarheid van
de Hemel geen uitzonderingen mogelijk zijn en dus ook niet in de weerkaatsing
van deze Waarheid op aarde.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten