donderdag 3 januari 2019

Les 77 – Ik heb recht op wonderen. – deel 2


(2:1) Jouw aanspraak op wonderen ligt niet in je illusies over jezelf.

De eerste illusie over onszelf is dat wij een lichaam zijn. Het is daarom niet de bedoeling om wonderen te gebruiken op lichamelijk niveau om onze droom of de droom van onze geliefden mooier te maken. De echte vereiste is een verandering in ons denken of, om dit nog directer aan te duiden, een verandering in leraar.
(2:2) Ze hangt niet af van enige magische kracht die jij jezelf hebt toegedicht, noch van enig ritueel dat jij hebt bedacht.
Gezien vanuit het perspectief van Een Cursus in Wonderen zijn de wonderen waarover in de bijbel wordt geschreven vormen van magie. Zij zijn iets wat een wonderbaarlijk lichaam doet ten behoeve van andere lichamen. Ook is de bijbelse God heel erg betrokken in de fysieke wereld en wordt hij het beeld van de bron van de wonderen, meestal werkend via zijn dienaars – de profeten of Jezus. Maar het is allemaal een vorm van magie omdat ze niets te maken hebben met een verandering van denken. Het probleem wordt dus uiterlijk waargenomen en het wonder behandelt het probleem dienovereenkomstig. In feite staat er in de bijbel maar af en toe iets gezegd over de geest zoals het in de Cursus wordt gedefinieerd.
In Een Cursus in Wonderen wordt de bron van het probleem gewijzigd van het lichaam naar de denkgeest die het probleem bedacht heeft wat uiteindelijk een of ander aspect van schuld is die enkel door middel van een wonder kan opgelost worden.
(2:3-5) Ze is inherent aan de waarheid van wat jij bent. Ze ligt besloten in wat God, jouw Vader, is. Ze werd gegarandeerd bij jouw schepping en gewaarborgd door de wetten van God.
De waarheid van wat we zijn is Christus en de herinnering aan Hem is in onze denkgeest door de aanwezigheid van de Heilige Geest. Daar is het waar het wonder, die wacht om gekozen te worden, gevonden kan worden.
We hebben recht op wonderen omdat we de Zoon zijn van God wat betekent dat we recht hebben op de correctie die reeds in ons aanwezig is.
(3) Vandaag zullen we aanspraak maken op de wonderen die jouw recht zijn, aangezien ze jou toebehoren. Jou is volledige bevrijding beloofd van de wereld die jij hebt gemaakt. Jou is verzekerd dat het Koninkrijk van God in jou is en nooit verloren kan gaan. We vragen niet meer dan wat ons in waarheid toebehoort. Maar we zullen er vandaag ook voor zorgen dat we ons niet met minder tevreden zullen stellen.
Wonderen horen ons toe omdat zij in onze denkgeest zijn en niet gevonden kunnen worden in iets wat buiten de denkgeest is. De belofte van ‘de volledige bevrijding van de wereld die jij hebt gemaakt’ en de verzekering dat ‘het Koninkrijk van God in je is en nooit verloren kan gaan’ is het doel van het Verzoeningsprincipe – dat de afscheiding van God nooit heeft plaatsgevonden. Het is die waarheid van de Heilige Geest die ons vrijmaakt van de wereld omdat de wereld ontstaan is uit het geloof dat we wel degelijk afgescheiden zijn, een geloof die de ontwikkeling van het denksysteem van individualiteit – zonde, schuld en angst – heeft ingeleid en zijn hoogtepunt bereikt in een projectie waaruit de wereld wordt gemaakt. Daarom, wanneer er geen individualiteit is omdat de afscheiding van God nooit is gebeurd, zijn we automatisch bevrijd van de wereld. Dit is de waarheid waar we recht op hebben omdat wij de waarheid zijn: een uitbreiding van de liefdevolle wil van God.
We zien hier een terugkerend thema in Een Cursus in Wonderen: door voor het ego te kiezen in plaats van voor de Heilige Geest, voor kleinheid in plaats van grootte (T. 15. III) maken wij een parodie op onze schepping in plaats van de glorieuze waarheid die we zijn. Met andere woorden we kiezen voor de kruimels in plaats van voor het hele banket, voor de delen van het lied in plaats van voor het lied zelf. Zoals ons gezegd wordt in het begin van Het lied van het gebed:
De werkelijke klank is altijd een lied van dankzegging en Liefde. Je kunt dus niet om de echo vragen. Het lied is juist het geschenk. Samen daarmee komen de boventonen, de harmonieën, de echo’s, maar deze zijn ondergeschikt. Bij het ware gebed hoor je alleen het lied. Al het overige is er slechts aan toegevoegd. (L. 1. I. 2:9-3:5)
Of zoals Jezus zegt in ‘het vergeten lied’: ‘de noten zijn niets’. (T. 21. I. 7:1). Onze voorkeur om in een lichaam te leven boven het leven als geest getuigt niet alleen van onze krankzinnigheid maar van de minachting van ons zelf.  Zoals Jezus verder in de tekst zegt:
Wees niet tevreden met kleinheid. Maar vergewis je ervan dat jij begrijpt wat kleinheid betekent en waarom je er nooit tevreden mee zou kunnen zijn. Kleinheid is de gift die jij jezelf geeft. Je geeft die in de plaats van grootheid en je accepteert die. Alles in deze wereld is klein, want het is een wereld die uit kleinheid is gemaakt, in de vreemde overtuiging dat kleinheid jou tevreden kan stellen. Wanneer je wat ook in deze wereld nastreeft in de overtuiging dat het je vrede zal brengen, kleineer jij jezelf en maak je jezelf blind voor je heerlijkheid. Kleinheid en heerlijkheid zijn de keuzen die voor jouw streven en waakzaamheid openstaan. Je zult steeds het ene kiezen ten koste van het andere. (T. 15. III. 1)
Samengevat, ons probleem is dat we eerder te weinig vragen en zeker niet teveel. (T. 26. VII. 11:7) We hebben recht op alles.
(4:1-2) Begin de langere oefenperioden door vol vertrouwen tegen jezelf te zeggen dat jij recht op wonderen hebt. Vergeet niet, terwijl je je ogen sluit, dat jij alleen vraagt om wat al rechtmatig het jouwe is.
We hebben herhaaldelijk het belang gezien om deze ideeën te gebruiken telkens we in de verleiding komen te geloven dat we afgescheiden zijn: een gevoel van speciaal zijn, boosheid, schuld, bezorgdheid of depressie. Gezien we sommige aspecten van het denksysteem van het ego werkelijk gemaakt hebben moeten we ons realiseren de we de verkeerde keuze van de verkeerde leraar hebben genomen. Gezien vanuit dit standpunt vragen we om hulp zodat we inzien dat het probleem dat we ervaren gemaakt werd voor het behoud van onze individuele identiteit. Dit zelf is in de denkgeest gekozen door de keuzemaker en zolang we het probleem in de wereld of in het lichaam zien, bevestigen we onze geesteloosheid. Zo is er geen wijziging in ons denken mogelijk en blijft het bestaan van het ego gewaarborgd, een staat waarmee we ons heel krachtig hebben geïdentificeerd. Lessen als deze zijn daarom heel belangrijk in het afleren.
(4:3-5) Vergeet evenmin dat wonderen nooit van de een worden afgenomen en aan de ander gegeven en dat jij door om jouw rechten te vragen ieders rechten hooghoudt. Wonderen gehoorzamen de wetten van deze wereld niet. Ze volgen louter uit de wetten van God.
De vijf wetten van de chaos die in hoofdstuk 23 van de tekst besproken worden zijn de meest krachtige beschrijvingen in Een Cursus in Wonderen van de ‘wetten van de wereld’. De vierde wet van de chaos zegt: ‘je hebt wat je genomen hebt.’ (T. 23. II. 9:3) en is gebaseerd op de nu wel vertrouwde leer van het ego: de een of de ander, wanneer jij het hebt heb ik het niet. Wanneer jij onschuldig bent en ik wil het dan moet ik het van je afnemen. Dit maakt van jou de schuldige zondaar waardoor ik zonder zonde ben omdat ik jouw onschuld genomen heb en mij eigen gemaakt.
De wet van God zegt dat wij één zijn. Wat daarom waar is voor mij, moet ook waar zijn voor jou. De wetten van het ego, de wetten van de chaos, berusten op het geloof van verschillen. De eerste ego-wet is dat er een rangorde is in illusies en dat verschillen werkelijk zijn. (T. 23. II. 2:1-3). Een Cursus in Wonderen leert ons echter dat er slechts één wet is in de Hemel: de wet van perfecte Eenheid en Liefde. Wonderen zijn dus in iedereen aanwezig omdat de Heilige Geest in iedereen aanwezig is. Er zijn geen uitzonderingen omdat er in de waarheid van de Hemel geen uitzonderingen mogelijk zijn en dus ook niet in de weerkaatsing van deze Waarheid op aarde. 
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten