(8) Het licht van kracht is constant, zeker als de liefde, eeuwig blij
zichzelf weg te geven, omdat het niet anders dan aan zichzelf geven kan.
Niemand kan vergeefs vragen haar zicht te mogen delen en niemand die haar
verblijf betreedt kan weggaan zonder een wonder voor zijn ogen en zonder dat er
kracht en licht woont in zijn hart.
Deze uitspraak is waar omdat alles
één is en weerspiegelt het belangrijke principe dat we later nog zullen zien:
‘geven en ontvangen zijn één’ (bijv. Wd1. 126, 158) Wanneer we één zijn dan kan
ik niet aan een ander geven noch iets van een ander krijgen maar enkel aan en
van mijzelf. Een dergelijk inzicht
behoort toe aan ons juist-gericht denken die de waarde van het delen heeft
geleerd en niet het onjuist-gericht denken van het ego dat slechts afgescheiden
belangen ziet. Het eerste leidt naar de kracht van het licht van Christus, het
laatste naar de zwakte van de duisternis van het ego.
(9) De kracht in jou zal je het licht schenken en jouw zien zo leiden
dat je niet blijft stilstaan bij de lege schaduwen die de ogen van het lichaam
jou ter zelfmisleiding verschaffen. Kracht en licht verenigen zich in jou en
waar zij elkaar ontmoeten, staat jouw Zelf klaar om jou als het Zijne te
omhelzen. Dat is de ontmoetingsplaats die we vandaag proberen te vinden om daar
te rusten, want de vrede van God is waar jouw Zelf, Zijn Zoon, nu wacht om
Zichzelf opnieuw te ontmoeten en als één te zijn.
Wanneer in toenemende mate onze
keuzes juist-gericht worden – het sterke licht van vergeving dat schijnt over
de zwakke duisternis van aanval, de weerspiegeling van de eenheid van geest in
plaats van de afscheiding van het lichaam – staan we aan de rand van de
werkelijke wereld, waar aan de andere kant het Zelf geduldig wacht op onze
terugkeer naar de Eenheid die we in werkelijkheid nooit verlaten hebben.
Zoals we ook kunnen zien verlengd
Jezus de tijd voor onze stiltemomenten die we moeten besteden aan deze
oefeningen, van tien tot twintig minuten. Wanneer we ons het profijt van deze beoefening
realiseren zal ook de stiltetijd die we met het idee van de dag doorbrengen in
toenemende mate vreugdevoller worden, net zoals dat het geval zal zijn voor het
toepassen van de specifieke mogelijkheden die de dag ons biedt.
(10:1-2) Laten we vandaag tweemaal twintig minuten eraan geven om aan
deze ontmoeting deel te nemen. Laat jezelf tot jouw Zelf worden gebracht.
Wie brengt ons tot ons Zelf? De
keuzemaker, verenigd met Jezus. Hij kan ons niet dragen als we niet eerst in
zijn armen springen. Dit is heel belangrijk. We moeten eerst naar hem toe gaan
en zeggen: ‘Alsjeblief, draag me.’ Jezus kan ons zonder onze bereidwilligheid
niet terugbrengen naar huis en het is onnodig te zeggen dat wij zonder hem niet
kunnen terugkeren. Daarom herinnert hij ons eraan, zoals we reeds hebben kunnen
zien:
Ik heb jou net
zo nodig als jij mij. (T. 8. V. 6:10)
(10:3-4) Zijn kracht zal het licht zijn waarin jou de gave van het zien
wordt geschonken. Verlaat dan de duisternis vandaag een tijdje.
Jezus zegt niet dat we de
duisternis voorgoed moeten verlaten. Het is bijzonder belangrijk om dit te
begrijpen om niet in paniek te raken bij de gedachte om in het licht te zijn.
Hij vraagt ons om ‘een tijdje’ te oefenen en zegt ons: ‘sluit je bij mij aan en
laat mij samen met jou naar je dwaze gedachten kijken.’ We moeten ons slechts
bewust worden van onze dwaasheid om ons vertrouwen in het lichaam te stellen,
niet ons ervan terugtrekken. Er zijn verschillende passages doorheen Een Cursus
in Wonderen die ons uitleggen hoe ons lichaam voortdurend faalt en daarom
slechts een schrandere glimlach verdient voor ons ernstig vertrouwen erin.
Eén
van mijn favorieten, maar ook van Helen, staan in het begin van de tekst waar
Jezus een ingebeelde conversatie voorstelt tussen de keuzemaker van de
denkgeest en het ego en waarbij eerst de raad van het ego werd opgevolgd om ten
behoeve van zijn veiligheid voor het lichaam te kiezen om dan vast te stellen
dat het lichaam helemaal geen veilig toevluchtsoord is:
Naar eigen
verkiezing van het ego is het lichaam zijn tehuis. Het is de enige
vereenzelviging waar het ego zich veilig bij voelt, aangezien de kwetsbaarheid
van het lichaam zijn beste argument is dat jij niet van God kunt komen. … Op dit
punt gaat het de denkgeest (i.c. de keuzemaker) echt duizelen. Terwijl hem door
het ego verteld wordt dat hij in werkelijkheid deel uitmaakt van het lichaam en
dat het lichaam zijn beschermer is, wordt hem tegelijk ook verteld dat het
lichaam hem niet beschermen kan. Bijgevolg vraagt de denkgeest: ‘Waar kan ik
voor bescherming heen?’, waarop het ego antwoordt: ‘Wend je tot mij.’ De
denkgeest herinnert het ego eraan en niet ongegrond, dat het er zelf op
aangedrongen heeft met het lichaam te worden geïdentificeerd en dat het dus
geen zin heeft zich voor bescherming tot hem te wenden. Het ego heeft hier geen
echt antwoord op omdat er geen is, maar het heeft wel een karakteristieke
oplossing. Het wist de vraag uit het bewustzijn van de denkgeest. Eenmaal uit het
bewustzijn verwijderd kan en zal de vraag onbehagen teweegbrengen, maar ze kan
niet beantwoord worden omdat ze niet kan worden gesteld. (T. 4. V. 4:1-2, 5-11)
Volgens het ego zal het lichaam ons
veilig behouden en dus zijn we gehecht aan onze lichamelijke identificatie
omdat we geloven dat dit ons beschermt. Maar als we naar ons leven kijken en
naar het leven van iedereen dan is het overduidelijk dat het lichaam een
vreselijke beveiligingstaak heeft. Jezus vraagt ons daarom niet om deze
identiteit op te geven, maar om een ‘tijdje' een stapje terug te zetten samen
met hem en het in vraag te stellen. Wanneer we vanuit dit standpunt naar het
lichaam kijken verbinden we ons met zijn vriendelijk gelach in plaats van op de
dwaasheid van ons leven en het leven van iedereen, gewoon omdat het lichaam
zijn werk niet doet. Onbewust van onze keuze voor identificatie met het lichaam
zijn we echter gedoemd tot een leven van zwakte waarin we bovendien niet
werkelijk zien. Het doel van deze les is dus om ons te helpen inzien dat er wel
degelijk een keuze is: of licht of duisternis, of kracht of zwakte, of God of
het ego.
(10:4) Verlaat dan de duisternis vandaag een tijdje en laat ons oefenen
om in het licht te zien, waarbij we de ogen van het lichaam sluiten en de
waarheid vragen ons te tonen hoe de ontmoetingsplaats van zelf en Zelf te
vinden, waar licht en kracht één zijn.
Met andere woorden vragen we Jezus
om ons te tonen hoe we van de waarneming van ons kleine zelf, gemanifesteerd in
het lichaam, kunnen komen tot de herinnering van Wie we zijn als Christus. De
weg terug naar deze herinnering is de verschuiving in waarneming die vergeving
ons brengt.
11. ‘s Morgens en ‘s avonds zullen we zo oefenen. Na de
ochtendontmoeting zullen we de dag gebruiken om ons voor te bereiden op het
moment in de avond waarop we elkaar opnieuw in vertrouwen zullen ontmoeten.
Laten we het idee voor vandaag zo vaak we kunnen herhalen en inzien dat we
worden ingevoerd in het zien en worden weggeleid uit het duister naar het
licht, waar alleen wonderen kunnen worden waargenomen.
Onze twee langere oefenperioden
worden de twee uiteinden van de dagelijkse regenboog onder wiens vriendelijke
en zachte kromming we betekenis geven aan de dagelijkse gebeurtenissen. We
rusten comfortabel in deze betekenis net zoals we dankbaar elke mogelijkheid
verwelkomen om voor het wonder te kiezen die ons van de duisternis naar het
licht leidt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten