maandag 8 april 2019

Les 92 – Wonderen worden gezien in het licht en licht en kracht zijn één – deel 2

(3) Gods kracht in jou is het licht waarin jij ziet, zoals het Zijn Denkgeest is waarmee jij denkt. Zijn kracht loochent jouw zwakheid. Jouw zwakheid ziet door de ogen van het lichaam en speurt in de duisternis rond naar haar evenbeeld: de kleinen, de zwakken, de ziekelijken en de stervenden, de behoeftigen, de hulpelozen en angstigen, de bedroefden, de armen, de hongerenden en vreugdelozen. Deze worden door ogen gezien die niet zien en niet zegenen kunnen.

Zien vanuit het ware perspectief of visie is het resultaat van het terugkeren van ons ‘(in)zicht’ naar de denkgeest, zijn rechtmatige plaats. Door ons te keren naar de leiding door de Heilige Geest wijzigen we onze identificatie van het ongeziene naar wat kan gezien worden. Het ego wil ons laten zien door ‘ogen die niet kunnen zien en niet kunnen zegenen’ en zo ‘zien’ we de schimmige fragmenten van de zwakte van het ego: een wereld waarin ‘iedereen ronddwaalt … onzeker, eenzaam en in een constante angst’ (T. 31. VIII. 7:1). Maar we ‘zien’ in de duisternis omdat we eerst naar binnen gekeken hebben en de zwakte hebben gezien van het ego, angstig in elkaar gedoken in de duisternis van zijn afgescheiden denkgeest. Het is deze duisternis die we projecteren en geloven wat we hierdoor zien.

Het is echter de duisternis van het niets, want het ego is niets, maakt niets en wat we zien kan dus ook niets zijn: niets die niets maakt en gezien wordt door niets. Zo wordt het duidelijk dat onze ogen niet kunnen zegenen omdat ze gemaakt zijn om de werkelijkheid te verduisteren.
Een ander thema dat hier duidelijk naar voren komt is het contrast van de kracht van Christus met de zwakte van het ego, zoals de uitspraak die we eerder gezien hebben: ‘Je kiest altijd tussen je eigen zwakte en de kracht van Christus in jou’. (T. 31. VIII. 2:3)

(4:1-2) Door aan uiterlijkheden voorbij te zien negeert kracht deze zaken. Ze houdt standvastig de blik gericht op het licht dat daarachter schijnt.

In Een Cursus in Wonderen zien we het ego over het hoofd door er dwars doorheen te kijken. We kijken eerst naar het uiterlijke die voor ons ego uitziet als een stevige granieten muur uit ziet, maar de inherente leegte ervan kan onze visie niet blokkeren, zoals de volgende passage over zonde beschrijft:

Zonde is een versperring die als een zware poort, gesloten en zonder sleutel, dwars over de weg naar vrede is gezet. Niemand die er zonder hulp van de rede naar kijkt, zou het wagen een poging te doen erlangs te komen. De ogen van het lichaam zien haar als een stuk massief graniet, zo dik dat iedere poging erlangs te komen waanzin zou zijn. Maar de rede kijkt er met gemak doorheen, omdat het een vergissing betreft. De vorm die ze aanneemt kan haar leegheid voor de ogen van de rede niet verhelen. (T. 22. III. 3:2-6)

Met de liefde van Jezus naast ons, zoals hij in de tekst zegt: ‘Samen hebben we de lamp die het (het ego denksysteem) verdrijft’ (T. 11. V. 1:3), kijken we - met zijn licht - naar de duisternis van het ego, het licht dat schijnt door wat een ondoordringbare muur lijkt te zijn. Het is nu niets meer dan een dunne sluier, niet in staat om de waarheid erachter te verbergen. Wanneer Jezus het heeft over ‘wat daarachter schijnt’ of over hoofd zien van het ego, dan bedoelt hij hier niet mee het niet zien. Hij leert ons om er met hem naar te kijken want alleen dan zullen we ons realiseren dat er niets te zien is. Wat er op leek een stevige verdedigingsmuur te zijn verdwijnt waardoor het licht van de waarheid gezien kan worden. Om deze belangrijke regels nog eens aan te halen:

Niemand kan ontsnappen aan illusies tenzij hij ernaar kijkt, want door er niet naar te kijken worden ze beschermd. … want we moeten hier (de dynamiek van het ego) eerst naar kijken om erdoorheen te kunnen zien, aangezien jij het werkelijkheid hebt verleend. We zullen deze dwaling samen in stilte ongedaan maken en vervolgens naar de waarheid kijken die erachter ligt. … Wat is genezing anders dan het wegnemen van al wat kennis in de weg staat? En hoe kan men illusies anders verdrijven dan door ze direct onder ogen te zien, zonder ze in bescherming te nemen? … Helderheid maakt per definitie verwarring ongedaan en met licht naar de duisternis kijken lost haar onvermijdelijk op. (T. 11. V. 1:1, 5-6; 2:1-2, 9)

Dit is een belangrijk punt omdat het studenten van Een Cursus in Wonderen er toe kan verleiden te denken dat Jezus hen vraagt om de waarnemingen van de ogen te negeren. Deze eerder besproken uitspraak, gemaakt in de context van genezing, maakt duidelijk wat hij bedoelt:

De ogen van het lichaam zullen verschillen blijven zien. Maar de denkgeest die zichzelf heeft laten genezen, zal ze niet langer erkennen. Er zullen er zijn die ‘zieker’ lijken dan anderen en de ogen van het lichaam zullen hun uiterlijke veranderingen als tevoren melden. Maar de genezen denkgeest zal ze allemaal in één categorie onderbrengen: ze zijn onwerkelijk. (H. 8. 6:1-4)

Ons doel is het om met de visie van Christus te zien wat ons in staat stelt om de waargenomen wereld waarvan het ego ons vertelde dat ze waar was, anders te interpreteren. De vorm, die nu anders wordt gezien, onthult de inhoud van de weerspiegeling van de werkelijkheid dat het ego probeerde verborgen te houden voor ons bewustzijn. De duidelijkheid van deze nieuwe waarneming kijkt voorbij de schijnbare verschillen onder de illusies naar de ene waarheid: ze zijn allemaal onwerkelijk.

(4:3-6) Ze (kracht) verenigt zich met het licht, waarvan ze deel uitmaakt. Ze ziet zichzelf. Ze brengt het licht waarin jouw Zelf verschijnt. In het duister zie je een zelf dat er niet is.

Dat zelf is het denksysteem van het ego van afscheiding en zonde. Door ons te verbinden met het licht van de Verzoening kiezen we ervoor om één te zijn met de kracht van Christus in plaats van met de zwakte van het ego, met de kracht van de liefde eerder dan met de zwakte van speciaalheid.

(4:7) Kracht is jouw waarheid; zwakheid is een afgod die valselijk aanbeden en verheerlijkt wordt, opdat kracht wordt verdreven en duisternis heersen kan waar God bepaald had dat er licht moest zijn.

Waar is het dat ‘God bepaald heeft dat er licht moet zijn?’ In de denkgeest. Dat is waarom wij het ontvluchten. In de aanwezigheid van het licht van de waarheid – de gedachte van de Verzoening die ons eraan herinnert dat de afscheiding nooit gebeurd is, verdwijnt ons individueel en speciaal zelf.
Steeds weer opnieuw zien we dat Jezus ons vraagt om te kiezen voor het licht van de kracht die ons ware Zelf als Christus weerspiegelt in tegenstelling tot de zwakte van het ego die in zijn duistere beeld onze identiteit als een afgescheiden en speciaal zelf vasthoudt.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten