(7:1). Als je niet een lichaam bent, wat ben jij dan?
Nu komt de echte terreur waarbij de
gedachte weerspiegeld wordt die uit het besluit van ‘zelfconcept versus Zelf’
komt:
Er is geen
uitspraak die de wereld meer vreest te horen dan deze:
Ik weet niet
wat ik ben en daarom weet ik niet wat ik doe, waar ik ben of hoe ik de wereld
of mijzelf moet bezien. (T. 31. V.
17:6-7)
Dit is een uitspraak die het ego met
alle macht heeft proberen tegen te houden. Een dergelijke uitspraak duidt het
einde aan van zijn zorgvuldig in elkaar gestoken ‘verbergings-denksysteem’. Onze
toegenomen interesse in ‘bewust zijn’ laat ons toe te kijken naar de schijnbare
zekerheid van onze identiteit als een schuldig, lichamelijk zelf en opent de
mogelijkheid om de oorspronkelijke aanname van het ego in vraag te stellen: het
geloof dat de afscheiding van God daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dit stelt
ons in staat de aanname onze fysieke en psychische werkelijkheid in vraag te stellen.
(7:2-4) Je moet je bewust zijn van wat de Heilige Geest aanwendt om in
jouw denkgeest het beeld van een lichaam te vervangen. Je moet iets voelen
waarin jij je vertrouwen kunt stellen op het moment dat je dat weghaalt van het
lichaam. Je hebt een echte ervaring van iets anders nodig, iets steviger en
zekerder, meer je vertrouwen waard en werkelijk aanwezig.
Dit geeft ons een duidelijke
weergave van de werkwijze van Jezus. Doorheen Een Cursus in Wonderen stelt hij
beide zijden van de gespleten denkgeest voor. Hij is duidelijk omtrent de
noodzaak, zo niet de hoogdringendheid, dat we naar het ego kijken en het
gedachtesysteem ervan begrijpen. Tegelijkertijd helpt hij ons bewust te worden hoe
het ego probeert de waarheid te verhullen. Terwijl onze angst is dat we wanneer
we het ego opgeven niets zullen hebben, helpen deze woorden en lessen ons in te
zien dat het opgeven van het ego het middel is om de glorieuze waarheid omtrent
onszelf te ontdekken- het Alles van God.
Daarom zegt Jezus niet alleen dat
we geen lichamen zijn. Hij zegt ons ook dat er iets in ons is die de plaats zal
innemen van onze lichamelijke identificatie. Daarom is dit een lange-termijn
proces: een deel van ons begrijpt dat beginnen met het loslaten van de
ego-identiteit, wat speciaalheid en oordeel is, betekent het loslaten van onze
individualiteit is. En dat is wat ons beangstigd. Nergens is deze vreemde
situatie – onze angst voor de waarheid – duidelijker uitgelegd dan in ‘de angst
voor verlossing’. De volgende alinea is een typerend fragment uit dit
belangrijk deel die de angst beschrijft om tot de waarheid van onze Identiteit
als kinderen van Liefde, te ontwaken:
Je hebt jouw
hele krankzinnige geloofssysteem opgebouwd omdat je meent in Gods
Tegenwoordigheid hulpeloos te zijn en jij wilt jezelf van Zijn Liefde verlossen
omdat je denkt dat die jou tot niets vermalen zou. Je bent bang dat ze jou van
jezelf weg zou vagen en jou klein zou maken, omdat je gelooft dat grootheid in
verzet besloten ligt en aanval grootsheid is. Jij denkt dat je een wereld hebt
gemaakt die God zou willen vernietigen en dat je door Hem lief te hebben, wat
je doet, die wereld weg zou werpen, wat je ook zou doen. Daarom heb je de
wereld gebruikt om je liefde te verhullen en hoe dieper je in de zwartheid van
het fundament van het ego doordringt, hoe dichter je bij de Liefde komt die
daar verborgen is. En juist dit jaagt jou angst aan. (T. 13. III. 4)
Nogmaals, Jezus vraagt ons niet
onze individualiteit op te geven, maar wel om de geldigheid ervan in vraag te
stellen. Hij begint met ons te leren dat we geen lichaam zijn, leidt ons
vriendelijk dit proces binnen dat ons geleidelijk naar huis terugleidt. Dus
troost hij ons:
Vrees niet dat
je opeens zult worden opgetild en de werkelijkheid in geslingerd. De tijd is
mild en als je hem ten behoeve van de werkelijkheid benut zal hij bij jouw
overgang zachtjes gelijke tred met je houden. (T. 16. VI. 8:1-2)
Eerder in de tekst versterkt hij
dit vriendelijke proces van ons ontwaken:
Je zult eerst
dromen van vrede en er vervolgens toe ontwaken. Je eerste ruil van wat je hebt
gemaakt voor wat jij wilt, is het inruilen van nachtmerries voor de gelukkige
dromen van liefde. (T. 13. VII. 9:1-2)
In een passage die we reeds
onderzocht hebben legt Jezus uit hoe de Heilige Geest ons niet vraagt om direct
uit onze nachtmerrie te ontwaken. Hij neemt met ons eerder kleine en zachte
stappen naar de gelukkige droom van de vergeving zodat vrede in plaats van
angst hierop kan volgen:
Niets angstigers
dan een ijdele droom heeft Gods Zoon angst aangejaagd en ervoor gezorgd dat hij
dacht dat hij zijn onschuld verloren, zijn Vader verloochend en een oorlog
tegen zichzelf gevoerd heeft. Zo beangstigend is de droom en zo schijnbaar
werkelijk, dat hij niet zonder angstzweet en een doodskreet tot de
werkelijkheid zou kunnen ontwaken, als niet een vriendelijker droom zijn
ontwaken voorafging en ervoor zorgde dat zijn gekalmeerde denkgeest de Stem
verwelkomde en niet vreesde, die met liefde roept om hem te doen ontwaken; een
vriendelijker droom waarin zijn lijden is genezen en zijn broeder zijn vriend
is. God heeft gewild dat hij zachtjes en van vreugde vervuld wakker wordt en
hem het middel geschonken om zonder angst te ontwaken. (T. 27. VII. 13:3-5)
We beginnen dus zonder angst te
leren dat er inderdaad iets is voorbij het ego: vrede in plaats van conflict,
vergeving in plaats speciaalheid, wonderen in plaats van aanval. De vervanging
voor het ego op dit punt van onze reis is niet een belangeloos, onbaatzuchtig
zelf, een gedachte voorbij de vorm want ook dat is nog te bedreigend. Het vervangen
zelf wordt nog steeds ervaren in het lichaam, maar is nu een zachtaardig zelf,
een vriendelijke gedachte en het is daarom dat Jezus spreekt over gelukkige
dromen. Vergeving maakt nog steeds deel uit van de illusie van afscheiding,
maar een illusie met minder schuld, bezorgdheid, angst en speciaalheid. Dus,
zegt Jezus, hebben we iets “steviger en zekerder’ waarin we vertrouwen kunnen
stellen. Maar zelfs voorbij dit zachtaardig en gelukkig zelf is de glorieuze
Christus die God heeft geschapen als ons Zelf, het Einde voorbij het einde van
de reis.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten