(4) Houd vandaag
minstens drie oefenperioden, die elk drie tot vijf minuten duren. Een langere
tijdsduur valt zeer aan te bevelen, maar alleen als je voelt dat de tijd met
weinig of geen spanning voorbijglijdt. De oefenvorm die we vandaag zullen
hanteren is voor de getrainde denkgeest de natuurlijkste en makkelijkste ter
wereld, terwijl die voor de ongetrainde denkgeest juist de onnatuurlijkste en
moeilijkste lijkt.
Jezus herhaalt hier weer dat we problemen zullen hebben met
het afleren van dat wat we onszelf aangeleerd hebben. In de volgende alinea
legt hij uit waarom:
(5:1-4) Jouw
denkgeest is niet langer geheel ongetraind. Je bent zeker klaar om de oefenvorm
te leren die we vandaag gaan gebruiken, maar je zult misschien merken dat je op
hevige weerstand stuit. De reden daarvan is heel eenvoudig. Wanneer je op deze
manier oefent, laat je alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij
bedacht hebt achter je.
Het probleem dat we zullen tegenkomen is onze eigen
weerstand, een weerstand die ontstaan is uit een angst om dat wat we gemaakt
hebben te verliezen en die bovendien ook onszelf inhoudt! We hebben al
besproken hoe fel we weerstand bieden wanneer we in de buurt van de waarheid
komen. Misschien herinner jij je de woorden uit de tekst waarom Jezus als een
bedreiging werd gezien.
Velen dachten dat ik hen aanviel,
ook al was het duidelijk dat ik dat niet deed. Een waanzinnige leerling leert
vreemde lessen. Je moet begrijpen dat wanneer je een denksysteem niet deelt, je
het verzwakt. Degenen die erin geloven, zien dit daarom als een aanval op hen. Dat
komt doordat iedereen zichzelf met zijn denksysteem vereenzelvigt en ieder
denksysteem draait om wat jij denkt dat je bent. (T. 6. V. B. 1:5-9)
Deze lessen vormen dus een directe aanval op ons ego gezien
vanuit het perspectief van een individueel zelf dat wanhopig zijn
afgescheidenheid probeert te beschermen door het fysieke te verdedigen tegen de
inval van de waarheid in de denkgeest.
(5:4) Wanneer je op
deze manier oefent, laat je alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die
jij bedacht hebt achter je.
Let dus wel ‘alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten
die jij bedacht hebt’, niet enkele ervan. Dat is de basis van onze angst en de
reden waarom we een compromis proberen sluiten met Een Cursus in Wonderen door
te beweren dat Jezus dingen zegt die hij helemaal niet zegt. Hij vertelt ons hier
duidelijk dat wanneer we oefenen precies zoals hij voorschrijft, het ego zal
verdwijnen. Het is daarom belangrijk te begrijpen waarom we deze specifieke
lessen niet oefenen, laat staan de aanhoudende lessen die we met elkaar hebben.
(5:5-6) In eigenlijke
zin is dit de bevrijding uit de hel. Toch is het, gezien door de ogen van het
ego, een verlies van identiteit en een afdaling in de hel.
Dit is de grote angst dat iedereen in deze wereld deelt: het verlies van onze individualiteit
of persoonlijke identiteit. Geloven dat we bij het beoefenen van deze
werkboeklessen geen weerstand zullen hebben is dus eerder naïef.
(6:1) Als jij ook
maar een beetje afstand kunt nemen van het ego, zal het jou geen moeite kosten
in te zien dat zijn tegenstand en angsten zonder betekenis zijn.
Jezus heeft het hier over de keuzemaker. Hij spreekt over
een jij die het ego niet is, een jij die apart van het ego staat. Wanneer
je apart staat van het ego, sta je automatisch aan de zijde met Jezus of de
Heilige Geest in het juiste denken. Het is de een of de ander. De jij die voor de Heilige Geest heeft
gekozen, noemen we de keuzemaker.
Een ander punt: Jezus spreekt over het ego alsof het een
aparte entiteit is. Maar het ego is eenvoudig een gedachte die wij werkelijk
gemaakt hebben en waarmee we ons hebben geïdentificeerd. Met andere woorden,
het ego is het deel van onze gespleten denkgeest dat ervan geniet afgescheiden
te zijn. Het vertegenwoordigt onze tegenstrijdigheid met het
Verzoeningsprincipe van de Heilige Geest. In de volgende passage legt Jezus uit
waarom hij over het ego spreekt als was het afgescheiden van ons:
Alleen jouw trouw aan het ego
geeft het enige macht over je. Ik heb over het ego gesproken alsof
het een losstaand ding was dat zelfstandig opereert. Dit was nodig om jou ervan
te overtuigen dat je het niet luchtig weg kunt wuiven en moet beseffen hoeveel van
je denken egogericht is. … Het ego is niet meer dan een deel van wat jij over
jezelf gelooft. (T. 4. 1:2-4; 1:6)
(6:2-4) Misschien kan
het jou helpen jezelf van tijd tot tijd eraan te herinneren dat het licht
bereiken betekent ontsnappen aan de duisternis, wát je ook in tegenstelling
daarmee geloven mag. God is het licht waarin jij ziet. Je probeert Hem te
bereiken.
Wanneer we oprecht zijn in het vinden van God, de hand van
Jezus nemen en zijn liefde ervaren, dan moeten we onze identificatie met de
duisternis laten gaan. De manier waarop we onze liefde voor Jezus versterken en
uitdrukken is door naar onze haat te kijken. Dat wordt hier duidelijk gezegd:
de weg om het licht te bereiken is door te ontsnappen aan de duisternis. Maar
wat houdt dat nu precies in? Gezien wij degenen zijn die de duisternis
werkelijk gemaakt hebben door onze keuze hiervoor, wil ervan ontsnappen zeggen
dat wij ons denken moeten veranderen. De rol van Jezus hierin is niet ons te
helpen met wat juist is, maar ons te helpen met het ongedaan maken van wat
verkeerd is. Dit leidt ons tot een automatisch doen, denken, zeggen en voelen
wat juist is. Het is het ontsnappen aan de duisternis, het ongedaan maken van
het negatieve, het niet langer ontkennen van de waarheid is onze reis naar het
licht. Daarom kunnen we ook zeggen dat dit geen Cursus is in het positieve,
maar in het ongedaan maken van het negatieve.
De taak van de wonderdoener wordt
derhalve het ontkennen van de ontkenning van de waarheid. (T. 12. II.1:5)
Waarom denk je dat je er niet
zeker van bent of de andere wel beantwoord zijn? Zou het nodig zijn ze zo vaak
te stellen, als dat wel zo was? Totdat de laatste beslissing is genomen, is het
antwoord zowel ‘ja’ als ‘nee’. Want jij hebt ‘ja’ geantwoord zonder te doorzien
dat ‘ja’ ‘niet nee’ betekenen moet. Niemand kiest tegen zijn geluk, maar hij
kan dat toch doen als hij niet ziet dat hij dit doet. En als hij zijn geluk
ziet als iets wat eeuwig verandert, nu eens dit, dan weer dat en dan weer een
ongrijpbare schaduw die aan niets is gehecht, kiest hij wel degelijk ertegen.
(T. 21. VII. 12)
Het denksysteem van het ego is de ontkenning van de
waarheid. Herkennen wat de waarheid is laat ons toe nee te zeggen om haar nog
langer te ontkenning, dus de macht van het ego die gedaan wordt gemaakt wanneer
zijn duisternis oplost in het licht.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten