Voor het eerst in de lessenreeks zien we een belangrijke
bespreking over vergeving.
(1:1-3) God vergeeft
niet omdat Hij nooit veroordeeld heeft. En er moet veroordeling zijn voordat
vergeving nodig is. Vergeving is de grote noodzaak van deze wereld, maar dat
komt omdat ze een wereld van illusies is.
Zoals we later zullen zien houdt Jezus zoveel van deze
eerste zin dat hij ze woordelijk opnieuw gebruikt in de herhalingsles.
Vergeving heeft in de Hemel geen plaats, maar enkel in de droom die begonnen is
met de veroordelende gedachte van zonde en zal eindigen met het ongedaan maken ervan
door vergeving, de weerspiegeling van de Liefde. Er moet eerst veroordeling
zijn voor er vergeving nodig is, wat van vergeving een illusie maakt omdat vergeving
corrigeert wat nooit heeft plaatsgevonden. Gezien God de illusie niet erkent
(omdat Hij dat niet kan), kan Hij de
illusie ook niet corrigeren. In de Hemel is er geen behoefte aan.
(1:4-5) Zij die
vergeven, bevrijden zichzelf zo van illusies, terwijl zij die nalaten te
vergeven, zich daaraan binden. Zoals jij alleen jezelf veroordeelt, zo vergeef
jij ook alleen jezelf.
Jezus maakt hier duidelijk dat vergeving niets te maken
heeft met wie of wat dan ook waarvan we denken dat dit buiten ons is. Het doet
zich voor in het kader van een relatie die we werkelijk gemaakt hebben, maar
waarvan we moeten herkennen dat wat we vergeven een projectie is van een schuld
die we zelf niet willen, om nog maar niet te spreken van onze verantwoordelijkheid
voor de pijnlijke situatie. De lessen 196, 197 en 198 gaan dieper in op dit essentiële
feit, zoals hun titels al suggereren:
Ik kan alleen mijzelf maar
kruisigen. (196)
Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten. (197)
Alleen mijn veroordeling verwondt me. (198)
Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten. (197)
Alleen mijn veroordeling verwondt me. (198)
(2:1) Maar alhoewel
God niet vergeeft, is Zijn Liefde toch de basis voor vergeving.
Vergeving is een dus een juist-gerichte gedachte die de
werkelijke gedachte van liefde in onze Christusdenkgeest weerspiegeld.
(2:2-3) Angst
veroordeelt en liefde vergeeft. Vergeving maakt zodoende ongedaan wat door
angst is voortgebracht en laat de denkgeest terugkeren tot het gewaarzijn van
God.
Het juiste denken of vergeving maken het onjuiste denken van
angst en haat ongedaan. Wanneer het juiste denken het onjuiste denken ongedaan
maakt dan zullen beide verdwijnen. Wat overblijft is het gewaarzijn van God. Ik
leg er nog eens de nadruk op dat Een Cursus in Wonderen geen onderricht is over
de waarheid, maar een lering in het ongedaan maken van de blokkades van de
waarheid, een proces de herinnering aan God in onze slapende denkgeesten toelaat
door te dringen en ons uiteindelijk doet ontwaken uit de nachtmerrie van het ego
van een wereld van schuld en angst.
(2:4-5) Hierom kan
vergeving werkelijk verlossing worden genoemd. Het is het middel waardoor
illusies verdwijnen.
Verlossing is in Een Cursus in Wonderen de correctie voor
ons geloof in zonde door middel van
vergeving. Het is het veranderen van de denkgeest van de illusie van
afscheiding naar de waarheid van de Verzoening.
(3) De oefeningen van
vandaag vragen minstens drie oefenperioden van een volle vijf minuten, en zo
veel mogelijk korte toepassingen. Begin de langere oefenperioden zoals
gewoonlijk door het idee van vandaag bij jezelf te herhalen. Sluit hierbij je
ogen en gebruik een minuut of twee om je denkgeest af te zoeken op mensen die
jij niet vergeven hebt. Het doet er niet toe ‘hoezeer’ je hen niet hebt
vergeven. Je hebt hen helemaal vergeven of helemaal niet.
Dit is een uitdrukking binnen de droom over het alles-of-niets idee. In onze ervaring vergeven
we niet totaal, we vergeven een klein beetje hier en een klein beetje daar, we
vergeven de ene persoon, maar de andere niet. Deze passage zegt ons nochtans
dat wanneer we op die manier vergeven we er nog niet klaar mee zijn. Vergeving
moet totaal zijn, ander is ze niet werkelijk. Dit alles-of niets idee heeft een vergelijkbare uitdrukking in de
volgende uitspraak over Een Cursus in Wonderen zelf: ‘Deze cursus wordt in zijn
geheel geloofd of helemaal niet.’ (T. 22. II. 7:4)
(4) Als je de
oefeningen goed doet, zal het jou niet moeilijk vallen een aantal mensen te
vinden die je niet vergeven hebt. Je mag er gerust van uitgaan dat iedereen die
je niet mag, een geschikt onderwerp vormt. Noem ieder bij naam en zeg:
God is de Liefde waarin ik jou, [naam], vergeef.
Dit is de eerste van verschillende oefeningen waarin Jezus
ons vraagt ons te identificeren met mensen waar we de keuze gemaakt hebben ze
niet te vergeven. Later zullen we gevraagd worden om deze categorie uit te
breiden en hen waarvan we geloven dat we van houden ook in te sluiten. Een
belangrijk onderricht in de tekst is dat speciale liefde en speciale haat
hetzelfde zijn, slechts verschillend in de vorm
maar uit dezelfde basisinhoud van de
afscheiding. We moeten dus iedereen
vergeven omdat iedereen – vriend of vijand – als afgescheiden van onszelf wordt
waargenomen.
(5:1) De bedoeling
van de eerste fase van de oefenperioden vandaag is jou in staat te stellen
jezelf te vergeven.
Alles waar deze Cursus om draait is om ‘jezelf vergeven’. Ik
denk dat ik iemand buiten mij vergeef, maar in werkelijkheid vergeef ik mezelf.
Het is onnodig te zeggen dat deze gedachte het centrale thema is van Een Cursus
in Wonderen. Het weerspiegelt de dynamiek van de projectie waarin we de schuld
die we niet binnen onszelf kunnen accepteren in anderen buiten ons zoeken. En
eens we de schuld hebben geprojecteerd zijn we ons niet langer gewaar van de
aanhoudende aanwezigheid ervan in onze denkgeest en die in alle opzichten onder
de dubbele bescherming voor vergetelheid is vergeten. (Wd1. 136. 5:2) – het
geloof van schuld in onszelf (het denken) en in anderen (het lichaam). Enkel
door het erkennen van de niet vergevingsgezindheid van een ander kunnen we
geleid worden naar de niet-vergevingsgezindheid van onszelf en voorbij dat naar
de Verzoening die ons terugbrengt naar de Liefde die we nooit verlaten hebben.
De volgende regels vertegenwoordigen een variatie aan uitspraken die een
suggestie vormen voor ons oefenen gedurende de dag.
(5:2 - 6:7) Nadat je het idee hebt toegepast op al
degenen die in je denkgeest zijn opgekomen, zeg je tegen jezelf:
God is de Liefde waarin ik mezelf vergeef.
Besteed dan de rest van de oefenperiode eraan om verwante ideeën toe te
voegen, zoals:
God is de Liefde waarmee ik mezelf liefheb.
God is de Liefde waarin ik gezegend ben.
God is de Liefde waarin ik gezegend ben.
De vorm van de toepassing kan aanmerkelijk variëren, maar het centrale
idee moet niet uit het oog worden verloren. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen:
Ik kan niet schuldig zijn, want ik ben een Zoon van God.
Ik ben reeds vergeven.
Angst is onmogelijk in een denkgeest die door God wordt bemind.
Het is niet nodig aan te vallen, want liefde heeft mij vergeven.
Ik ben reeds vergeven.
Angst is onmogelijk in een denkgeest die door God wordt bemind.
Het is niet nodig aan te vallen, want liefde heeft mij vergeven.
De oefenperiode dient
echter te eindigen met de herhaling van het idee van vandaag zoals dat
oorspronkelijk is gegeven.
Wanneer we deze oefeningen correct uitvoeren zullen we in
toenemende mate in staat zijn nota te nemen van onze egogedachten van
afscheiding en speciaalheid en deze snel naar de liefde te brengen die het Zoonschap
als een omhelst en die tegelijkertijd onze gedachten van schuld, angst en
aanval ongedaan maakt. Dit wordt in de laatste alinea van deze les herhaald
waar Jezus opnieuw de nadruk legt om het idee van de dag, net zoals de variaties
erop, te gebruiken telkens we geneigd zijn om voor het ego in plaats van voor
de Heilige Geest te kiezen.
(7) De korte
oefenperioden kunnen ofwel bestaan uit een herhaling van het idee voor vandaag
in zijn oorspronkelijke of in een verwante vorm, al naargelang je voorkeur.
Zorg er echter voor dat je het meer specifiek toepast, mocht dat nodig zijn. En
dat zal nodig zijn op elk moment van de dag waarop jij je bewust wordt van
enigerlei negatieve reactie op iemand, al dan niet aanwezig. Zeg hem in dat
geval in stilte:
God is de Liefde waarin ik jou vergeef.
Jezus vraagt ons hier opnieuw om ons bewust te zijn van
welke negatieve reactie dan ook, groot of klein en deze reacties dan naar de
lesgedachte van de dag te brengen. Dit proces vraagt grote waakzaamheid en
ijver. Ik herinner me nu de bekende grap: een verdwaalde New Yorker vraagt
iemand hoe hij de Carnegie Hall kan bereiken, een legendarisch concert
auditorium. De ander antwoord: oefenen, oefenen, oefenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten