Dit weergalmt het vertrouwde en belangrijke thema van een beetje bereidwilligheid uit de tekst:
Het heilig ogenblik is het resultaat van jouw vastberadenheid heilig te zijn. … Je bereidt er je denkgeest slechts in die mate op voor waarin je erkent dat jij niets liever wilt. Het is niet nodig dat je meer doet; sterker nog, het is noodzakelijk dat je beseft dat je niet meer kunt doen. Doe geen poging de Heilige Geest te geven wat Hij niet vraagt, anders voeg je het ego aan Hem toe, en haal je de twee door elkaar. Hij vraagt maar weinig. Hij is het die de grootheid en de macht toevoegt. … Het heilig ogenblik komt niet louter voort uit jouw kleine beetje bereidwilligheid. Het is steeds het resultaat van je geringe bereidwilligheid gecombineerd met de onbeperkte macht van Gods Wil. (T. 18. IV. 1:1, 4-8, 4:1-2)
We worden niet gevraagd om grote dingen te doen, zoals het onderwijzen van de lessen van de Heilige Geest, maar enkel om Hem te kiezen als onze Leraar als een uitdrukking van ons beetje bereidwilligheid. We worden niet gevraagd om Zijn lessen te leren, want dat komt later wel. Jezus vraagt ons slechts dat we zouden herkennen dat we verkeerd geweest zijn in de keuze van leraar en om te begrijpen dat er een andere leraar in onze denkgeest is tot wie we ons kunnen wenden.
Terwijl onze angst vermindert en we
voor de andere Leraar kiezen, leren we Zijn lessen. Eerst drukt het klein
beetje bereidwilligheid de gelukkige gedachte uit dat we verkeerd zijn. En we kunnen
zelfs nog dankbaarder zijn dat er Iemand in ons is die wel gelijk heeft. Dit is
de eerste en waarschijnlijk de meest belangrijke stap omdat deze stap ons op
het juiste pad brengt. Om een ander beeld te gebruiken, het zet ons op de
juiste ladder. Hoe lang het duurt om de top te bereiken is niet onze grootste
zorg, want wat enkel belangrijk is, is dat Jezus ons helpt onze weg terug naar
huis te vinden.
(4:2-5) Als je besefte hoe groot die kracht is, zouden je twijfels verdwijnen. Vandaag zullen we ons aan een poging wijden jou deze kracht te laten voelen. Wanneer jij de kracht in je gevoeld hebt die alle wonderen moeiteloos binnen je bereik brengt, zal je niet twijfelen. De wonderen die door jouw gevoel van zwakheid verborgen worden gehouden, zullen plots in je bewustzijn opduiken zodra jij de kracht in je voelt.
Dit berust op een ding en een ding alleen: de kracht van ons denken gebruiken om onze eerdere vergissing, onze identificatie met de zwakte van het ego, te corrigeren. Volgende alinea gaat over het onderscheid tussen de denkgeest en het lichaam. Dit onderscheid herkennen is essentieel want wanneer we geen lichaam zijn is de enige overblijvende optie dat we een denkgeest zijn. Bijna op het einde van de tekst, zoals we reeds gezien hebben, legt Jezus onze eenvoudige keuze uit:
Je kiest altijd tussen jouw zwakheid en de kracht van Christus in jou. En wat je kiest is wat je voor werkelijk houdt. Door zwakheid eenvoudig nooit als leidraad voor je handelingen te gebruiken, heb je haar geen kracht gegeven. En het licht van Christus in jou heeft de leiding gekregen over alles wat jij doet. Want jij hebt je zwakheid naar Hem gebracht en Hij heeft jou Zijn kracht daarvoor in de plaats gegeven. (T. 31. VIII. 2:3-7)
De kracht van Christus zit in onze gedachten, die herinnerd wordt wanneer we begrijpen dat zwakte en kwetsbaarheid afkomstig zijn van de keuze voor het ego als ons zelf, een beslissing die resulteert in een identificatie met het lichaam. Het wonder is de zachte correctie voor onze vergissing.
(5:1) Reserveer vandaag drie keer ongeveer tien minuten voor een stille tijd waarin jij probeert je zwakheid achter je te laten.
Naarmate deze lessen vorderen zien we hoe Jezus de tijd verhoogt die we met hem gedurende de dag moeten doorbrengen. In het begin van het werkboek vroeg hij enkel om een paar minuutje, als we dat al konden halen. Nu is hij gekomen tot tien minuten, drie keer per dag en de tijd zal steeds verder blijven toenemen.
(5:2) Dit valt heel eenvoudig te bereiken wanneer je jezelf instrueert dat jij niet een lichaam bent.
Wie is de jij die zichzelf instructies geeft? De keuzemaker die zichzelf onderwijst dat hij geen lichaam is. De jij die dus de opdracht doet is niet het lichaam en ‘jezelf’ dat geïnstrueerd wordt, is het zelf waarvan wij geloven dat het onze persoonlijkheid is. Het is het antwoord op de retorische vraag die Jezus stelt bijna aan het begin van de tekst:
Je vraagt je misschien af hoe dit mogelijk is zolang jij in deze wereld lijkt te leven. Dat is een redelijke vraag. Je moet echter zorgvuldig nagaan of je hem ook werkelijk begrijpt. Wie is de ‘jij’ die in deze wereld leeft? (T. 4. II. 11:5-8)
Perceptie is uiteindelijk niet nodig, omdat er niemand is om waar te nemen, laat staan om waargenomen te worden. Wanneer het zelf-bewustzijn terugkeert naar de denkgeest, in het bijzonder naar de keuzemaker, stelt dit ons in staat ons uiteindelijk te realiseren dat er zelfs geen keuzemaker is!
(5:3) Je laat je vertrouwen uitgaan naar wat jij wilt en je geeft je denkgeest dienovereenkomstig instructies.
Nogmaals, de jij is het deel van de denkgeest die kiest. We stellen ons vertrouwen in het ego of in de Heilige Geest en weerspiegelen ofwel het verlangen om een individuele entiteit te zijn afgescheiden van God of om terug te keren naar huis en te ontwaken tot onze werkelijkheid als de Zoon van God.
(5:4-6) Je wil blijft jouw leraar en je wil heeft alle kracht te doen wat hij verlangt. Jij kunt aan het lichaam ontsnappen als je dat verkiest. Je kunt de kracht in jou ervaren.
Met wil verwijst Jezus naar de kracht van ons denken om te kiezen tussen het ego en de Heilige Geest. We hebben dit gebruik al eerder gezien en het benadrukt de belangrijkheid deze wil op te roepen om het in bezit nemen van Gods Wil door het ego, ongedaan te maken. De zwakte van het ego is geen tegenhanger voor de kracht van Christus die de Heilige Geest voor ons in onze denkgeest bewaard, ook al proberen we het te verbergen en te vervangen door het geloof van het ego in overheersing, vermomd als sterkte.
We moeten voorzichtig zijn om de
vijfde zin niet uit zijn context te halen (je kan aan je lichaam ontsnappen,
als je dat verkiest). Wat Jezus hier zegt is dat we kunnen ontsnappen aan het
denksysteem waarmee we ons geïdentificeerd hebben en waarin we onszelf gevangen
hebben gezet. Deze gevangenschap wordt uitgedrukt in de vorm wanneer het
geprojecteerd is op het lichaam. Het lijkt er dus op, zoals het voor filosofen
en theologen gedurende eeuwen is gebleken, dat we inderdaad opgesloten zijn in
een lichaam. Maar hoe kunnen we nu in een lichaam opgesloten zijn dat niet
bestaat? We kunnen enkel opgesloten zijn in een illusie van een lichaam, die in
ons denksysteem verblijft. Het is het geloof van de denkgeest in schuld die de
gevangenis is en wanneer de schuld niet ongedaan wordt gemaakt dan blijven we
voor altijd gevangen, onafgezien van wat we met het lichaam doen. Dit thema is
het onderwerp van ‘Voorbij het lichaam’ van hoofdstuk 18 van de tekst en de
volgende passage vat deze centrale gedachte samen:
Jij ziet jezelf opgesloten in een afzonderlijke gevangenis, afgelegen en onbereikbaar, niet bij machte naar buiten te reiken noch zelf te worden bereikt. Je haat deze gevangenis die jij hebt gemaakt, en zou die wel willen vernietigen. Maar je zou er niet uit willen ontsnappen en die ongedeerd achterlaten, onbeladen door jouw schuld. Maar je kunt alleen op deze manier ontsnappen. Het huis van de wraak is niet het jouwe; de plaats die jij reserveert om jouw haat te huisvesten is geen gevangenis, maar een illusie van jezelf. … Iedereen heeft wel eens iets ervaren wat hij een gevoel zou kunnen noemen alsof hij boven zichzelf werd uitgetild. … Als je eens bedenkt wat dit ‘uitgetild zijn’ werkelijk inhoudt, zal je inzien dat het een plotse afwezigheid van lichaamsbewustzijn is; een verbinding van jezelf met iets anders waarin jouw denkgeest zich verruimt om het te omvatten. … Er schuilt in deze ontsnapping niet het minste geweld. Het lichaam wordt niet aangevallen, maar simpelweg correct waargenomen. … Je wordt er niet echt uit ‘opgeheven’; het kan jou niet bevatten. Je gaat daar waar jij wilt zijn, waarbij je een gevoel van het Zelf verwerft, en niet kwijtraakt. (T. 18. VI.7:5-8:2; 11:1, 4; 13:1-2, 4-5)
We bereiken aldus voorzichtig onze ontsnapping uit de kleinheid van zwakte naar de grootte van kracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten