We worden hier gewezen op de directe verbinding tussen onze
gedachten en de wereld al heeft Jezus deze verbinding al reeds eerder gemaakt.
(1:1) Mijn betekenisloze
gedachten laten mij een betekenisloze wereld zien. (11)
(1:2-4) Aangezien de
gedachten waar ik me bewust van ben, niets betekenen, kan ook de wereld die
daarvan de weergave is geen betekenis hebben. Datgene waardoor deze wereld
wordt voortgebracht is waanzinnig en hetzelfde geldt voor wat zij voortbrengt.
De werkelijkheid is niet waanzinnig en ik heb zowel werkelijke als waanzinnige
gedachten.
Het zijn onze gedachten over zonde, speciaalheid, individualiteit
enz. die deze wereld gemaakt hebben. Gezien onze waanzinnige gedachten de
oorzaak van de wereld zijn is, als gevolg hiervan, de wereld ook waanzinnig.
Oorzaak en gevolg zijn nooit afgescheiden omdat ze een en hetzelfde zijn. De
werkelijkheid, echter, is niet waanzinnig ondanks het protest van het ego. Volgens
het ego is God waanzinnig, wraakzuchtig en boos, maar ‘God denkt daar anders
over’ (T. 23. I. 2:7). Zoals hij in de eerste 50 lessen heeft gedaan, legt
Jezus ons uit dat we een gespleten denkgeest hebben die zowel onwerkelijke
haatgedachten bevat als werkelijke gedachten van liefde. Het blijft aan ons om
te kiezen welke wij werkelijk zullen maken. Bovendien helpt hij ons om ons er bewust
van te worden hoe ellendig en ongelukkig we zijn wanneer we voor deze
onwerkelijke gedachten van aanval, oordeel en speciaalheid kiezen. En het is
die miserie die ons er uiteindelijk toe aan zal zetten om opnieuw te kiezen:
Je mag dan veel pijn kunnen
verdragen, maar daaraan is een grens. Uiteindelijk begint iedereen in te zien,
hoe vaag ook, dat er een betere manier moet zijn. Wanneer dit inzicht vastere
grond krijgt, wordt het een keerpunt. (T. 2. III. 3:5-7)
(1:5) Daarom kan ik
een werkelijke wereld zien, als ik mijn werkelijke gedachten bij mijn zien tot
leidraad neem.
De wereld van visie. De innerlijke wereld waarin geen
gedachten van afscheiding of oordeel zijn; de wereld van denken voorbij de
droom van haat waarin we uiteindelijk de droom kunnen zien voor wat ze is.
Vandaar uit is het slechts een ogenblik dat God naar beneden reikt en ons
optilt tot Hem, de laatste stap van onze reis, zoals het in de tekst zo mooi
verwoord wordt:
En dan zal je Vader Zich naar je
toebuigen en de laatste stap voor jou zetten, door jou te verheffen tot
Zichzelf. (T. 11. VIII. 15:5)
(2:1). Ik voel onvrede omdat ik
een betekenisloze wereld zie. (12)
(2:2-7) Waanzinnige
gedachten verstoren je vrede. Ze brengen een wereld voort waarin nergens orde
is. Een wereld die een weergave van chaotisch denken is, wordt door niets dan
chaos geregeerd en chaos kent geen wetten. In zo’n wereld kan ik niet in vrede
leven. Ik ben dankbaar dat deze wereld geen werkelijkheid is en dat ik haar
helemaal niet hoef te zien, tenzij ik besluit haar waarde te verlenen. En ik
besluit geen waarde te verlenen aan wat totaal waanzinnig en zonder betekenis
is.
In de ‘wetten van de chaos’ zet Jezus het woord ‘wetten’
tussen aanhalingstekens, erop wijzend dat het niet werkelijk wetten zijn omdat
ze geen enkele betekenis hebben, de enige echte wetten zijn de wetten van God. Hier
doet hij dat niet, maar de betekenis is dezelfde: chaos heeft geen wetten.
Vooraleer we ervoor kunnen kiezen geen waarde te verlenen aan wat ‘totaal
waanzinnig’ is moeten we accepteren dat de wereld totaal waanzinnig is. Dit
helpt ons in het bewust worden dat de wereld ons niet gelukkig maakt. De
uiteindelijke reden dat onze gedachten ons van streek brengen is de (onbewuste)
herinnering aan onze oorspronkelijke waanzinnige gedachte die ons leidt naar straf
zal leiden. Met deze dreigende woorden van het ego, afgebeeld in dit krachtig
stuk uit het Handboek voor Leraren, lezen we het gevolg van onze waanzinnige
afscheidingsgedachte die we in onszelf of in anderen herkennen:
Ze kunnen slechts de slapende
schuld, die jij hebt weggestopt maar niet losgelaten, opnieuw wakker maken. Elk
zegt duidelijk tot je angstige denkgeest: ‘Jij hebt je de plaats van God
toegeëigend. Denk niet dat Hij dat vergeten is’ Hier zien we de angst voor God
op zijn sterkst vertegenwoordigd. Want in die gedachte heeft schuld de waanzin
al tot de troon van God Zelf verheven. En nu is er geen hoop meer. Behalve om
te doden. Dit is nu verlossing. Een boze vader achtervolgt zijn schuldige zoon.
Doden of gedood worden dat is hier immers de enige keus. Daarbuiten is er geen
want wat gedaan werd kan niet ongedaan worden gemaakt. De bloedvlek kan nooit
worden verwijderd en ieder die deze smet op zich draagt moet de dood smaken.
(HvL. 17. 7:2-13)
Vergeving laat ons toe deze vernietigende waanzin te
onderzoeken en helpt ons het te accepteren voor wat het is, een herkenning
waarvoor we alleen maar diep dankbaar kunnen zijn omdat het wonder ons voorbij de
waanzinnige magie leidt naar de zuivere heelheid van een eeuwig leven.
(3:1) Een betekenisloze wereld
baart angst. (13)
(3:2-5) Wat totaal
waanzinnig is, baart angst omdat het volkomen onbetrouwbaar is en geen enkele
basis voor vertrouwen biedt. In waanzinnigheid valt niets te vertrouwen. Het
biedt geen veiligheid en geen hoop. Maar zo’n wereld is geen werkelijkheid.
De enige werkelijkheid is de Hemel, volledig betrouwbaar: er
is enkel God. Deze wereld, zoals we allemaal al hebben ervaren, is dit niet en
werd gemaakt om zo te zijn. Het is door de schuld die geboren is uit een geloof
in zonde dat we geloven dat er straf zal volgen. Het beste wat we kunnen doen
is ons beschermen tegen een aanval met een variatie aan verdedigingen. Ze dienen
enkel om de afscheiding in stand te houden. De vicieuze cirkels van schuld en
aanval, van aanval en verdediging blijven dus steeds maar verder doorgaan. En blijven
doorgaan tot het moment dat de aanname ervan wordt blootgesteld aan de
waarheid.
(3:6-8) Ik heb haar de
illusie van werkelijkheid verleend en heb geleden door mijn geloof daarin. Nu
kies ik ervoor dit geloof terug te nemen en mijn vertrouwen te stellen in de
werkelijkheid. Door hiervoor te kiezen zal ik ontsnappen aan alle gevolgen van
de wereld van de angst, omdat ik erken dat die niet bestaat.
Het is essentieel dat we de verbinding leggen tussen ons
lijden (het gevolg) en onze gedachten van oordeel, aanval en speciaalheid (de
oorzaak). We kunnen de wereld van angst niet ontvluchten door gebruik te maken
van onze wapens – pogingen tot controle, manipulatie en verleiding. We kunnen
de wereld enkel controleren door ons te realiseren dat er geen wereld is. Wat we
echter wel aan een controle moeten onderwerpen zijn onze gedachten zoals de tekst
ons herinnert: ‘Je bent veel te tolerant tegenover het afdwalen van je
denkgeest’ (T. 2. VI. 4:6). We kunnen iets doen aan onze onzekere gedachten. En
dat moeten we ook want zij dienen het belangrijke doel om ons hier te houden,
onze individualiteit, ons zelfconcept en ons bestaan. Het herkennen van dit
doel van onze gedachten stelt ons in staat de kracht van de keuze aan te wenden
om zo van de keuze voor het afscheidingsdoel van het ego te veranderen naar het
doel van de Verzoening van de Heilige Geest. Door dit doel van het ego te
veranderen ontsnappen we aan de gevolgen zoals pijn, zorg en angst.
(4:1) God heeft geen
betekenisloze wereld geschapen. (14)
(4:2-6) Hoe kan er
een betekenisloze wereld bestaan als God die niet geschapen heeft? Hij is de
Bron van alle betekenis en alles wat werkelijk is bestaat in Zijn Denkgeest.
Het bestaat ook in mijn denkgeest omdat Hij het met mij geschapen heeft. Waarom
zou ik blijven lijden onder de gevolgen van mijn eigen waanzinnige gedachten
wanneer de volmaaktheid van de schepping mijn thuis is? Laat ik me de kracht
van mijn besluit herinneren en beseffen waar ik werkelijk verblijf.
Je kan zien hoe Jezus telkens weer terugkeert naar kernthema’s
van deze lessen: werkelijkheid, illusie en de kracht van ons denken om tussen
deze twee een keuze te maken. Dit is belangrijk omdat we vergeten zijn dat wij
over een dergelijke keuzemogelijkheid beschikken. Het ego heeft een hele reeks
verdedigingen opgezet zodat we ons niet zouden herinneren dat we over een
denkgeest beschikken, laat staan een denkgeest die de mogelijkheid heeft tot
kiezen. De twee gedachten die er zijn, zijn enerzijds het geloof van het ego
dat het betekenisloze over het betekenisvolle zegeviert en anderzijds de
Verzoening van de Heilige Geest die zegt dat de gedachte van het ego
onwerkelijk is omdat ze buiten de Denkgeest van God is en dus geen enkel gevolg
heeft. Ondanks onze droom van het tegengestelde blijven wij thuis in God.
(5:1) Mijn gedachten zijn
beelden die ik heb gemaakt. (15)
(5:2-4) Alles wat ik
zie is een weerspiegeling van mijn gedachten. Het zijn mijn gedachten die mij
zeggen waar ik ben en wat ik ben. Het feit dat ik een wereld zie van lijden,
verlies en dood, toont mij dat ik slechts de weergave zie van mijn waanzinnige
gedachten en dat ik mijn werkelijke gedachten belet hun weldadig licht te
werpen op wat ik zie.
De manier om onze denkgeest te veranderen is door de
gevolgen van de verkeerde keuze te zien en de gruwel en verderf van de wereld waarin
we leven erkennen.
(5:5-7) Toch is Gods
weg zeker. De beelden die ik heb gemaakt, kunnen over Hem niet zegevieren,
omdat het niet mijn wil is dat dit geschiedt. Mijn wil is de Zijne en ik zal
voor Zijn aangezicht geen andere goden plaatsen.
Opnieuw herinnert Jezus ons aan de kracht van ons denken en
om te kiezen tussen de illusie en de waarheid. De god van afscheiding, ziekte,
lijden en dood van het ego heeft geen macht heeft over de Zoon van God die
blijft zoals God hem geschapen heeft. God blijft God en geen enkele wilde
fantasie kan Zijn plaats innemen, behalve dan in dromen. Onze wil heeft nooit
opgehouden een te zijn met die van Hem en we zijn thuis waar God wil dat we
zijn (T. 31. VIII. 12:8)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten