zondag 7 oktober 2018

Les 55 – De herhaling van vandaag houdt het volgende in


(1) Ik ben vastbesloten de dingen anders te zien. (21)

Jezus doet hier onmiddellijk een beroep op de kracht van ons denken, namelijk het maken van een keuze.

(1:2) Wat ik nu zie, zijn slechts de tekenen van ziekte, rampspoed en dood.
Wanneer we dit niet herkennen zullen we ook geen motivatie hebben om ons denken te veranderen.

(1:3-5) Dit kan niet zijn wat God voor Zijn geliefde Zoon geschapen heeft. Alleen al het feit dat ik zulke dingen zie, is het bewijs dat ik God niet begrijp. Daarom begrijp ik ook Zijn Zoon niet.

Erkennen dat wat we zien ‘tekenen van ziekte, ramp en dood zijn’ is het begin van een nederigheid die tot Wijsheid reikt. Door het ontkennen van het denksysteem van het ego van ontkenning worden we stap voor stap door Jezus geleid in het begrip dat liefde en haat, leven en dood, vreugde en pijn elkaar uitsluitende toestanden zijn. Het ene werkelijk maken is het ander ontkennen.

(1:6-7) Wat ik zie, zegt mij dat ik niet weet wie ik ben. Ik ben vastbesloten de getuigen te zien van de waarheid in mij, in plaats van degene die mij een illusie van mezelf tonen.

Wanneer we het verschil kennen tussen vorm en inhoud leren we zien met de visie van Christus die ons eraan herinnerd wie we zijn, samen met onze broeders, als de enige Zoon van God.

(2) Wat ik zie is een vorm van wraak. (22)

(2:2-3) De wereld die ik zie is beslist niet de weergave van liefdevolle gedachten. Ze is er een beeld van hoe alles alles aanvalt.

De wereld die we zien is een aanval op ‘alles en iedereen’. Wanneer we denken een liefdevolle wereld te zien zullen we denken dat er enkel liefdevolle gedachten in ons zijn en vergeten we te kijken naar onze liefdeloze gedachten. Hierdoor blijven deze liefdeloze gedachten onbewust in onze denkgeest. Als deze op de oppervlakte komen proberen we er ons los van te maken via de dynamiek van projectie. En gezien we ons er niet bewust van zijn dat de bron van ervan de liefdeloze gedachten in onze denkgeest zijn we er ons ook niet bewust van dat wij dit doen. Het is dus belangrijk om de wereld te zien voor wat hij is en de bron ervan erkennen.

(2:4-6) Ze is allesbehalve een weerspiegeling van de Liefde van God en de Liefde van Zijn Zoon. Het zijn mijn eigen aanvalgedachten die dit beeld doen ontstaan. Mijn liefdevolle gedachten zullen mij verlossen van deze waarneming van de wereld en mij de vrede geven die God voor mij heeft bestemd.

De liefdeloze aard van de wereld wordt onmiskenbaar verwoordt door Jezus: ‘Ze is allesbehalve een weerspiegeling van de Liefde van God en de Liefde van Zijn Zoon.’
De laatste zin is zorgvuldig samengesteld: ‘Mijn liefdevolle gedachten zullen mij verlossen van deze waarneming van de wereld’. Het probleem is dus mijn perceptie van de wereld en niet de wereld. Ziekte, ramp en dood bestaan niet buiten mij maar enkel in een denkgeest die vervuld is van schuld, haat en onrust. Daarom moet de perceptie veranderd worden en niet de wereld:

‘Zoek niet de wereld te veranderen, maar kies ervoor je denken over de wereld te veranderen’. (T. 21. Inl. 1:7)

Onze perceptie wordt veranderd door terug te keren naar de bron van de geprojecteerde vorm in de denkgeest. Dan komen we bij de kracht van de denkgeest om te kiezen en te kiezen voor de liefdevolle gedachten van de Verzoening in plaats van de liefdeloze gedachten van afscheiding.

(3). Ik kan aan deze wereld ontsnappen door aanvalgedachten op te geven. (23)

(3:2-5) Hierin en in niets anders ligt verlossing. Zonder aanvalgedachten zou ik geen wereld vol aanval kunnen zien. Wanneer vergeving mij weer bewust laat worden van liefde, zal ik een wereld van vrede, vreugde en veiligheid zien. En dít verkies ik te zien in plaats van datgene waar ik nu naar kijk.

We worden niet verlost van de wereld of van een of ander abstract gevoel van zonde, maar van onze eigen gedachten. Om de ellende van de wereld te ontvluchten moeten we enkel samen met Jezus naar onze gruwelijke gedachten kijken. Samen met zijn vriendelijke glimlach naar de waanzin van het denksysteem van aanval van het ego zien we hoe deze gedachten langzaam ontbonden worden in hun eigen nietigheid. En als we naar buiten kijken nemen we enkel ‘vrede, veiligheid en vreugde’ waar. Een wereld die vorm gekregen heeft door vergeving.

(4). Ik zie niet wat mijn hoogste belang is. (24)

(4:2-) Hoe kan ik mijn hoogste belang onderkennen wanneer ik niet weet wie ik ben? Wat ik meen dat mijn hoogste belang is, kluistert me alleen maar meer aan de wereld van illusies.
Ik ben bereid de Gids te volgen die God mij gegeven heeft om te ontdekken wat werkelijk mijn hoogste belang is, omdat ik inzie dat ik dit niet uit mezelf kan zien.

Dat we dit niet zonder hulp kunnen doen is een belangrijk thema doorheen de hele Cursus in Wonderen. We kunnen niet zonder de hulp van de Heilige Geest of Jezus. Nederigheid zegt: ik weet het niet, ik begrijp het niet maar ik ben God dankbaar dat er Iemand in mij is die het wel weet en ik dank God dat Hij gelijk heeft en dat ik verkeerd ben.’ Daarom zegt Jezus dat hij ons evenzeer nodig heeft als wij hem nodig hebben (T. 8. V. 6:10): hij kan ons niet helpen tenzij wij hem om hulp vragen.
We zien hier het ‘samenwerkingsverband’ (T. 4. VI. 8:2): ‘Samen hebben we het licht dat het (het denksysteem van het ego) zal wegschijnen’ (T. 11. V.1:3). Jezus kan dit zonder ons niet tot stand brengen en wij kunnen het zeker niet zonder hem verwezenlijken!

(5) Ik weet van niets waartoe het dient. (25)

(5:2-3) Voor mij is het doel van alles, te bewijzen dat mijn illusies omtrent mezelf werkelijkheid zijn. Voor dit doel probeer ik alles en iedereen te gebruiken.

Alles wat we denken en alles wat we zien in de wereld heeft als doel te bewijzen dat we gelijk hebben. Dat is zelfs de reden waarvoor de wereld in de eerste plaats werd gemaakt: wat God gedaan heeft kunnen wij nog beter. Er zijn geen uitzonderingen in dit of-of denksysteem. Net zoals liefde en heelheid aan de zijde van de liefde geen uitzonderingen maken, maakt speciaalheid ook geen enkele uitzondering.  We hebben lief of we haten, we vergeven of we vallen aan, maar is er is niets tussenin. Zoals het verwoord wordt in een latere les: Laat me niet vergeten dat mijn zelf niets is, maar dat mijn Zelf alles is.’ (Wd2. 358. 1:7)

(5:4-6) En hiertoe geloof ik ook dat de wereld dient. Daarom herken ik haar werkelijke doel niet. Het doel dat ik aan de wereld gegeven heb, heeft tot een angstaanjagend beeld van haar geleid.

Ik heb de wereld gebruikt om mijn doel, te bewijzen dat ik gelijk heb, te vervullen, met andere woorden dat de illusie van mijn individualiteit de waarheid is. In mijn juist-gericht denken echter, begrijp ik hoe ik de wereld gebruikt heb om het doel van de aanval werkelijk te maken en te rechtvaardigen.

(5:7) Laat ik mijn denkgeest openstellen voor het werkelijke doel van de wereld, door het doel dat ik haar heb verleend terug te nemen en de waarheid over haar te leren.
Jezus noch Een Cursus in Wonderen kunnen dit voor ons doen, maar zij herinneren ons er wel aan om onze overtuigingen over de wereld terug te nemen. We moeten onze denkgeest openstellen door het doel dat we aan de wereld hebben gegeven, terug te nemen. Met andere woorden, zeggen (en het menen) dat wij het mis hebben. Alleen dan kunnen we het werkelijke doel van vergeving van de wereld herkennen, een pad dat ons terugleidt naar huis en dat door de kracht van ons denken om de keuze te maken voor God te kiezen in plaats van tegen Hem.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten