zondag 16 december 2018

Les 75 – Het licht is gekomen. – deel 1


In deze les spreekt Jezus over de werkelijke wereld en zoals in de andere lessen krijgen we ook hier zijn opbeurende woorden. Ondanks hij op een vrij open manier praat mag het duidelijk zijn dat Jezus niet verwacht dat zijn studenten zich op deze dag identificeren met het licht in hen. Als hij dat wel zou doen dan zou deze boodschap ook niet in andere lessen naar voor komen. Dit zijn bemoedigende woorden die ons laten weten dat er voorbij de wolken van de illusie - de ingewikkeldheid van onze boosheid, oordelen, lijden en angst – er werkelijk licht is. Het is het licht van de werkelijke wereld, van de waarheid die schijnt buiten de duistere dromen van afscheiding en krankzinnigheid van het ego.

Laat het me ook even hebben over het thema dat door de lessen heen loopt als een muzikaal ‘leitmotif’ (de rode draad door een werkstuk), dat ons niet zozeer zegt dat het licht zal komen maar dat wij naar het licht moeten komen. Het is onze ervaring dat het licht naar ons is gekomen, maar in werkelijkheid heeft het ons nooit verlaten omdat het altijd al aanwezig is in onze denkgeest. En gezien wij degene zijn die het licht hebben verlaten zijn wij het ook die ernaar moeten terugkeren. Wanneer we deze werkboek uitspraak letterlijk zouden nemen dan zou het erop lijken dat wij niets te maken hadden met het licht dat is gekomen, dat het gewoonweg uit zichzelf is gekomen waarmee het in zekere zin ook zegt dat het was weggegaan.
Dit wijst opnieuw op het belang te begrijpen dat de woorden van Een Cursus in Wonderen gebruikt worden als symbolen.  De echte dynamiek die hier aan het werk is, is dat wij degenen geweest zijn die het licht hebben verlaten door ons vast te klampen aan de illusie van afscheiding en individualiteit van het ego. Daarom is het aan ons om ons te realiseren dat wij de verkeerde keuze hebben gemaakt en dat de duisternis van onze illusies ons niet gelukkig maakt. Deze bewustwording leidt er ons uiteindelijk toe te zeggen dat er een andere manier moet zijn en dan zullen we op zoek gaan naar het licht dat wij verlaten hebben. Bovendien hebben we het niet alleen verlaten, maar volgens het ego zijn we ontrouw geweest zijn aan het licht, hebben het verraden, verlaten en de liefde ervan vernietigd. Hiervoor beschuldigen we onszelf voor het begaan van deze zonde en - zoals we reeds een aantal keren gezien hebben – de bron is van onze ervaring van schuld en verschrikking met het gevolg dat dit ons ertoe aanzet om van deze schuld af te raken door middel van projectie. Hierbij hebben we een God hebben gemaakt naar ons eigen beeld en gelijkenis en een wereld die ons zelfconcept van afscheiding, schuld en aanval weerspiegelt.
Wanneer we ons realiseren dat het eenvoudig de verkeerde keuze is die we gemaakt hebben, dat we de verkeerde richting genomen hebben omdat we naar de verkeerde leraar hebben geluisterd, dan zouden we ons de Gids herinneren Die we echt om hulp kunnen vragen. Zijn Liefde kan ons dan onderwijzen dat onze ‘zonde’ een vergissing was die reeds is gecorrigeerd waardoor er dus geen zonde zijn, geen schuld, ontkenning of projectie en geen wereld kan zijn. Het is op dit punt dat we tot het innerlijke licht komen waar Een Cursus in Wonderen naar refereert als de werkelijke wereld.
(1:1-2) Het licht is gekomen. Jij bent genezen en jij kunt genezen.
Wanneer ik genezen ben betekent dit dat de gedachte van afscheiding in mijn denkgeest ongedaan is gemaakt samen met de pijn en het lijden en enkel de Zoon van God zoals Hij hem geschapen heeft over blijft. Dit is hoe ik een genezer wordt: het genezend licht van de Verzoening aanvaarden in plaats van de duisternis van het ego. Gezien het Zoonschap één is met mij is het ook genezen. Dit is wat bedoeld wordt in les 137: ‘Wanneer ik genezen ben, ben ik niet alleen genezen.’
(1:3-4) Het licht is gekomen. Jij bent verlost en je kunt verlossen.
Dit loopt natuurlijk gelijk met ‘jij bent genezen en jij kunt genezen’. Je bent verlost van de gevangenis van je eigen verkeerde keuze, van de pijn en het lijden van de schuld in je denkgeest. In het heilig ogenblik wordt je de Zoon van God die, wat Jezus doet, de juist-gerichte keuze voor het licht in plaats van voor de duisternis weerkaatst.
(1:5) Jij bent in vrede en je brengt vrede mee waar je ook gaat.
Dit is omdat ideeën hun bron niet verlaten. Doorheen de dag, waar we ook gaan, wat we ook doen, is ons juist gericht denken vervuld met het licht dat er altijd aanwezig is. Het is niet iets wat we letterlijk met ons mee brengen, maar iets dat automatisch gebeurd, als iets natuurlijks van de denkgeest net zoals ademen natuurlijk is voor het lichaam. Ideeën verlaten hun bron niet: de gedachte van schuld in het onjuist gericht denken: het lichaam en zijn foutief gebruik van aanval en oordeel hebben nooit hun bron verlaten of de gedachte van licht in het juist gericht denken: het lichaam als een instrument van de liefde van Jezus heeft nooit zijn bron verlaten. Dit licht van vrede breidt zich automatisch door de denkgeest van de Zoon van God uit, wat de betekenis is, nogmaals, van ‘je brengt vrede mee waar je ook gaat.’
(1:6-7) Duisternis, onrust en dood zijn verdwenen. Het licht is gekomen.
Herinner je, het is de een of de ander. Het ego gebruikt dit principe als een manier om aanval te rechtvaardigen: wanneer ik jou niet dood dan zal jij mij doden. Hetzelfde principe werkt net zo goed bij Jezus, maar met een andere inhoud. Wanneer ik me verenig met het licht dan kan er geen duisternis meer zijn, niet omdat ik het heb aangevallen, maar omdat duisternis verdwijnt wanneer er licht aanwezig is. Voor Jezus is dus ‘de een of de ander’ en non-dualistisch principe. Wanneer er licht en eenheid is kan er geen duisternis en afscheiding zijn, gezien mijn denkgeest en mijn wil één zijn met die van God en er geen Geest en Wil is dan de Zijne, hoe kan er dan afscheiding bestaan? Het principe van ‘de een of de ander’ is dus geldig voor beide leraars: voor het ego betekent het aanval en moord, voor Jezus weerspiegelt het het troostend feit van de Verzoening, dat de afscheiding van God nooit is gebeurd.
(2:1) Vandaag vieren we de goede afloop van jouw lange onheilsdroom.
Bekijk dit als het schouderklopje van Jezus. Wanneer je je vandaag ellendig en ongelukkig voelt gebruik dan deze uitspraak niet als een of ander oordeel jezelf als een mislukkeling te zien. Het feit dat er nog een heel werkboek is en dat Jezus het werkboek beëindigt met het zeggen dat dit slechts het begin is niet het einde, wil zeggen dat hij van jou niet verwacht dat je hier en nu de droom van het ego beëindigt.  Nochtans wil hij jou wel herinneren aan het Verzoeningsprincipe, dat het licht gekomen is omdat het nooit weggeweest is.
Dit is een andere manier om ons te zeggen, zoals Jezus doorheen het hele werkboek doet, dat er een ander denksysteem is in onze denkgeest die totaal verschillend is aan dat van het ego. Wij geloven dat er niets anders is dan het ego en dat onze interpretatie van God, Jezus en verlossing gesteund zijn op onze speciaalheid waarbij we de magische hoop hebben dat iets of iemand buiten ons onze redder zal zijn. Lessen zoals deze zijn Jezus’ manier om ons te zeggen dat er een andere leraar in onze denkgeest is. Het is zijn manier om met ons te communiceren om te beginnen met het leren van zijn vergevingslessen, het ultieme doel: het licht op het einde van de ego-tunnel die gelukkig onze dromen van onheil en dood weg schijnt.
(2:2) Er zijn nu geen sombere dromen meer.
Vanuit een ander perspectief gezien voorziet Jezus met deze les het ideale ook al weet hij dat we nog mijlen ver verwijderd zijn van ons ontwaken en ons te identificeren met het licht. Op zijn minst weten we dat er een doel is en hij leert ons hoe we dit kunnen bereiken. Nog een andere manier om naar deze les te kijken is de manier waarop Jezus zegt: ‘Wanneer je mij volgt doe dan trouw deze lessen, lees de tekst zorgvuldig en je zal in vrede zijn en je donkere dromen zullen voorbij zijn. Wanneer je blijft volhouden dat jij beter weet dan ik dan zullen je dromen van afscheiding, speciaalheid en individualiteit ongelukkig genoeg verder doorgaan. Zijn zij werkelijk dit lijden waard?’
(2:3-4) Het licht is gekomen. Vandaag breekt de tijd van het licht aan voor jou en iedereen.
Het kan niet genoeg gezegd worden dat wanneer het licht van Christus door mij schijnt het voor iedereen schijnt gezien Christus een is. Daarom het is niet alleen dat het licht is gekomen, in die zin dat ik gekozen heb om het te aanvaarden in plaats van de donkere dromen van afgescheiden belangen van het ego, maar dat het licht gekomen is voor het hele Zoonschap gezien de gelukkige dromen van de Heilige Geest de belangen van iedereen als dezelfde ziet.
(2:5-7) Het is een nieuw tijdperk, waarin een nieuwe wereld wordt geboren. Het oude is heengegaan zonder er een spoor op achter te laten. Vandaag zien we een andere wereld, want het licht is gekomen.
Wanneer Jezus zegt dat de oude wereld ‘geen enkel spoor heeft nagelaten dan weergalmen de liefdevolle woorden die ik nooit moe wordt om ze aan te halen: ‘Niet één noot in het Lied van de Hemel wordt gemist.’ (T. 23. V. 5:4), zonden uit het verleden hebben geen gevolg gehad op het heden, niet het heden van het ego, maar het heden van het heilig ogenblik. Van zodra we in de nieuwe wereld zijn – de werkelijke wereld – en vergeving aanvaarden als ons overheersend principe in plaats van aanval, is het denksysteem van het ego verdwenen. Wanneer studenten soms vragen of zij zich hun wereld zullen herinneren wanneer zij uit de droom zullen ontwaakt zijn dan is het antwoord ‘nee’ - er valt niets te herinneren. De oude wereld heeft in zijn voorbijgaan geen spoor nagelaten op de nieuwe wereld. Wat weg is, is weg, want het is er nooit geweest. 
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten