Jezus richt zich vervolgens tot de waarnemer niet naar wat
waargenomen wordt. Hij is minder geïnteresseerd in dat wat we buiten ons
waarnemen, maar wel in wat we denken:
(3:3) We zullen voor
het idee van vandaag een iets andere vorm van toepassing hanteren, omdat
vandaag de nadruk ligt op de waarnemer en niet op wat hij waarneemt.
Het is nodig dat we het belang van de nadruk die, in deze
eerste lessen gelegd, wordt op het onderzoeken van ons denken begrijpen want het
is ons denken en onze denkgeest – de echte waarnemer – die correctie nodig
heeft.
(4) Begin, bij elk
van de drie oefenperioden van vijf minuten vandaag, het idee van deze dag voor
jezelf te herhalen en sluit dan je ogen en onderzoek je denkgeest op de
verschillende soorten beschrijvende termen waarin jij jezelf ziet. Reken alle
op het ego gebaseerde eigenschappen die jij aan jezelf toeschrijft mee,
positief of negatief, gewenst of ongewenst, verheven of platvloers. Allemaal
zijn ze even onwerkelijk, omdat jij niet door ogen van heiligheid naar jezelf
kijkt.
Wat we in ons denken vinden zijn talrijke vormen van die ene
vergissing, die ene illusoire gedachte van afscheiding. Met andere woorden eens
jij je geïdentificeerd hebt met het afgescheiden ego-zelf is alles wat je
denkt, gelooft, voelt, waarneemt en ervaart onjuist. Of het nu edelmoedig,
mooi, heilig en goed is of eenvoudig verschrikkelijk, het is onjuist omdat het
gebaseerd is op speciaalheid en afgescheidenheid.
(5) Aan het begin van
je periode van gedachtenonderzoek zal je waarschijnlijk meer de nadruk leggen
op wat jij als de meer negatieve aspecten van jouw waarneming van jezelf
beschouwt. Tegen het eind van de oefenperiode kunnen er echter ook meer
beschrijvingen ingegeven door eigendunk in je denkgeest opduiken. Probeer in te
zien dat de richting van jouw fantasieën over jezelf onbelangrijk is. Illusies
hebben in werkelijkheid geen richting. Ze zijn eenvoudig niet waar.
Jezus waarschuwt ons dat we hoogstwaarschijnlijk alleen de
negatieve gedachten in ons zullen erkennen, maar dat zowel de positieve als de
negatieve gedachten illusoir zijn. Het is duidelijk dat hij niet genoeg de
nadruk kan leggen op het feit dat het niet uitmaakt of deze gedachten nu het positief
of negatief zijn. Zolang jij gelooft dat je een zelf hebt die positief en
negatief kan zijn, die in relatie tot andere mensen positief of negatief kan
zijn, heb je het mis omtrent jezelf en met wat er ook maar rond jou gebeurt.
Een afgescheiden zelf is niet heilig. Het enige Zelf verenigd met God is heilig en ligt voorbij elk
zelfconcept (T. 31. V).
In de volgende lessen heeft Jezus het meer en meer over ons
ware Zelf. Herinner je dat we niet tot ons ware Zelf kunnen komen wanneer we
niet eerst naar het valse zelf te kijken. Daarom zijn deze eerste
werkboeklessen gericht op het bewust worden van onze onjuiste gedachten en onze
onjuiste waarnemingen. De correctie voor deze vergissing is ons realiseren dat
er een andere manier is om naar de wereld te kijken, een andere manier om naar
onszelf te kijken.
De volgende alinea voorziet in een suggestielijst van een
aantal karaktertrekken waarvan positieve: winnaar, menslievend en deugdzaam en
negatieve: lastiggevallen, neerslachtig, een mislukkeling, bedreigd, hulpeloos
en verliezer. Voor het doel van deze oefening maakt het genre geen verschil
uit.
6. Een geschikte,
niet-geselecteerde lijst voor de toepassing van het idee voor vandaag zou er
als volgt kunnen uitzien:
Ik zie mezelf als lastiggevallen.
Ik zie mezelf als neerslachtig.
Ik zie mezelf als een mislukkeling.
Ik zie mezelf als bedreigd.
Ik zie mezelf als hulpeloos.
Ik zie mezelf als winnaar.
Ik zie mezelf als verliezer.
Ik zie mezelf als menslievend.
Ik zie mezelf als deugdzaam.
Ik zie mezelf als neerslachtig.
Ik zie mezelf als een mislukkeling.
Ik zie mezelf als bedreigd.
Ik zie mezelf als hulpeloos.
Ik zie mezelf als winnaar.
Ik zie mezelf als verliezer.
Ik zie mezelf als menslievend.
Ik zie mezelf als deugdzaam.
Alinea 7 dringt aan om specifiek te zijn en dit als opstap voor
het bereiken van een denkgeest in een staat van non-specificiteit: de
karaktertrek van ons ware Zelf.
(7) Denk niet in het
abstracte over deze omschrijvingen. Ze zullen je invallen wanneer verschillende
situaties, personen en gebeurtenissen waarin jij een rol speelt, zich in je
denkgeest aandienen. Neem elke specifieke situatie die bij je opkomt, kies de
omschrijving of de omschrijvingen die naar jouw gevoel het best passen bij je
reacties op die situatie en gebruik die dan bij het toepassen van het idee van
vandaag. Nadat je ze allemaal opgenoemd hebt, voeg je toe:
Maar mijn denkgeest is deel van Die van God. Ik ben heel heilig.
Gericht zijn op het
specifieke is de eerste vereiste om het niet-specifieke te bereiken. Een
essentieel onderdeel van onze training is ook om onze gedachten, gevoelens en
waarnemingen niet te ontkennen. De duisternis van de schuld kan niet naar het
licht gebracht en ongedaan gemaakt worden tenzij we eerst kijken naar de
specifieke manifestaties ervan.
In de volgende
alinea moedigt Jezus ons liefdevol aan om zachtaardig te zijn tegenover onszelf
wanneer we deze oefeningen doen. Het is een goed te onthouden dat wanneer ook
we enig gevoel van ‘moeten’ of een persoonlijke vorm van kracht van de ‘andere
kant’ gewaarworden, we onmiddellijk zouden moeten erkennen dat dit onder de
leiding is van het ego. Jezus en de Heilige Geest zijn zachtaardig en geduldig
en weten dat tijd een illusie is. Het is enkel een ongeduldig ego, onzeker over
de uitkomst, die druk zal uitoefenen. We ervaren de zachtaardigheid van Jezus’
onderricht over deze mildheid ook in de volgende passage in de tekst:
De Stem van de Heilige Geest gebiedt niet, want Ze is niet tot
arrogantie in staat. Ze eist niet, want Ze is niet uit op controle. Ze
overweldigt niet, want Ze valt niet aan. Ze brengt slechts in herinnering. Ze
is alleen onweerstaanbaar vanwege wat Ze jou herinneren laat. Ze houdt je
denkgeest die andere weg voor en blijft kalm, zelfs te midden van de onrust die
jij voortbrengt. De Stem namens God is altijd kalm, omdat Ze van vrede spreekt.
Vrede is sterker dan oorlog, omdat ze geneest. (T. 5. II. 7:1-8)
En hier hebben we
dan deze vriendelijke achtste alinea:
(8) Tijdens de lange
oefenperioden zullen er waarschijnlijk momenten zijn waarin jou niets speciaals
wil invallen. Doe geen moeite bepaalde dingen te bedenken om die tussentijd te
vullen, maar ontspan je gewoon en herhaal het idee van vandaag rustig tot zich
iets aandient. Hoewel niets wat bij je omhoogkomt weggelaten mag worden uit de
oefeningen, mag ook niets moedwillig ‘naar boven gehaald’ worden. Forceer niets
en maak geen onderscheid.
Vriendelijkheid haalt het altijd van geweld omdat het de
innerlijke kracht van Christus weerspiegelt. Geweld daarentegen is de schimmige
uitdrukking van de inherente zwakte van het ego. Zoals we in de vierde
eigenschap van een gevorderde Leraar van God kunnen lezen:
… de leraren van God zijn
volkomen zachtmoedig. Ze hebben de kracht van de zachtmoedigheid nodig, want
juist hierdoor wordt de functie van verlossing gemakkelijk. … (HvL. 4. IV. 2:1-2)
En wie zou er de zwakheid kiezen
die onvermijdelijk uit kwetsen voortvloeit in plaats van de onfeilbare,
alomvattende en grenzeloze kracht van de zachtmoedigheid? De macht van Gods
leraren schuilt in hun zachtmoedigheid, … (HvL. 4. IV. 2:7-8)
In de afsluiting van deze les zien we dat Jezus ons opnieuw vraagt
om de hele dag door vrij specifiek te zijn ‘en zo vaak als mogelijk’ de les van
de dag toe te passen. Alleen op die manier kan het onderricht van Een Cursus in
Wonderen onze ervaring worden:
(9) Neem deze dag zo
vaak mogelijk een of meerdere specifieke eigenschappen bij de kop die jij op
dit moment aan jezelf toeschrijft en pas hierop het idee voor vandaag toe,
waarna je er telkens het idee in de bovengenoemde vorm aan toevoegt. Als niets
bijzonders je te binnen wil schieten, herhaal dan eenvoudig het idee voor
jezelf, met gesloten ogen.
Doe er alles aan om gedurende de dag waakzaam te zijn voor
egogedachten maar heb evenveel aandacht voor het vergeven van jezelf wanneer je
het vergeten bent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten