zondag 27 mei 2018

Les 39 - Mijn heiligheid is mijn verlossing. – deel 2


(2:1-4) Als schuld de hel is, wat is dan het tegendeel? Dit is toch echt niet moeilijk. De aarzeling die je misschien voelt bij het beantwoorden hiervan is niet te wijten aan de dubbelzinnigheid van de vraag. Maar geloof je wel dat schuld de hel is?

Dat is het probleem. We geloven dat schuld de hemel is maar zijn ons hier niet bewust van. In ‘de blokkades voor vrede’ is er een sectie die ‘de aantrekking van schuld’ heet (T. 19. IV. A. i) en waarin Jezus het heel specifiek heeft over onze aantrekking om schuld in andere mensen te zien. Het is echter duidelijk dat wanneer ik het in anderen zie ik het in mezelf werkelijk hou. Dat is het probleem. We geloven dat schuld de hemel is en heiligheid de verdoemenis. In de tekst zegt Jezus dat onze echte angst niet voor de kruisiging is maar voor de redding of heiligheid (T. 13. III. 1:10-11). In de aanwezigheid van deze heiligheid – het Verzoeningsprincipe dat onze redding is – verdwijnt ons concept over ons zelf of onze individualiteit, het ego is weg net zoals onze valse oplossingen. Er blijft niets anders over dan het licht van de waarheid en dit is wat ons werkelijk bang maakt. Dit is het probleem.

Schuld brengt individualiteit voort omdat het ons zegt nooit naar binnen te kijken in onze denkgeest. Onze schuld en zelfhaat is zo overweldigend dat wanneer we er maar even dichterbij zouden komen we vrezen dat we vernietigd zullen worden. Dus door de strategie van het ego te volgen maken we een lichaam en een wereld om deze ‘afschuwelijke’ waarheid over onszelf te verbergen. Deze dynamiek, die het ware doel van ons lichaam blootlegt, wordt in de volgende passage uit de tekst heel duidelijk vertolkt. Daar waar er verwarring zou kunnen zijn werden er de desbetreffende zelfstandige naamwoorden naast gezet:

De cirkel van angst ligt net onder het niveau dat het lichaam ziet en lijkt het hele fundament te zijn waarop de wereld rust. Hier (de wereld) bevinden zich al de illusies, de vervormde gedachten, de waanzinnige aanvallen, de woede, de wraak en het verraad, die gemaakt werden om de schuld te verankeren, zodat daaruit (de schuld) de wereld kon ontstaan die hem (de schuld) verborgen moest houden. Zijn (de schuld) schaduw stijgt voldoende naar de oppervlakte om te zorgen dat zijn meest uitwendige verschijningsvormen in het duister blijven en daar (de wereld) wanhoop en eenzaamheid zaaien en maken dat het daar (de wereld) vreugdeloos blijft. De intensiteit van de schuld wordt echter versluierd door zijn (de schuld) zware omhulsels en blijft gescheiden van dat (de wereld) wat werd gemaakt om hem (de schuld) verborgen te houden. Het lichaam kan dit (de schuld) niet zien, want het lichaam ontstond hieruit (de schuld) om hem (de schuld) te beschermen door hem (de schuld) aan het oog te onttrekken. De ogen van het lichaam zullen hem (de schuld) nooit te zien krijgen. Maar ze zullen wel zien wat hij (de schuld) dicteert.
Het lichaam zal de boodschapper van schuld blijven en zal handelen zoals hij (de schuld) dat bepaalt, zolang jij gelooft dat schuld realiteit is. Want de realiteit van schuld is de illusie die hem (de schuld) zwaar, ondoorzichtig en ondoordringbaar lijkt te maken en een reëel fundament voor het denksysteem van het ego. Zijn (de schuld) ijlheid en doorzichtigheid zijn niet duidelijk tot je het licht er (de schuld) achter ziet. En dan zie je dat hij (de schuld) een tere sluier is voor het licht. (T. 18. IX. 4-5)

We zijn er ons dus niet bewust van dat schuld de keuze is voor het bewaren van onze individualiteit en dat we denkbeeldige gedachten maken die gelijk zijn aan zonde en schuld die om straf vragen. Dit alles wordt geprojecteerd in de wereld en het lichaam die daarmee de verschrikking van onze schuld verborgen houdt. Wanneer Jezus dan vraagt: ‘Geloof jij dat schuld de hel is?’, antwoorden wij heel nadrukkelijk: ‘Nee’. En het bewijs dat we dit zo beantwoorden is omdat we geloven dat we hier zijn als lichamen en persoonlijkheden. Jezus weet dat dit in het waargenomen universum een feit is, iets wat duidelijk in zijn vervolg hierop naar voren komt:

(2:5-6) Zo ja, dan zou je onmiddellijk zien hoe direct en simpel het tekstboek is en helemaal geen werkboek nodig hebben. Niemand heeft oefening nodig om te verkrijgen wat hij al heeft.

Dit is het antwoord van Jezus wanneer je zegt dat je zijn Cursus niet begrijpt, dat het te gecompliceerd is, te moeilijk of te ingewikkeld. Hij zegt jou hier dat dit niet het probleem is. Door te zeggen - en dat is een regel die we al eerder hebben aangehaald - ‘En God denkt daar anders over’ (T. 23. I.2:7), zegt Jezus jou: ‘Ik denk daar anders over.’ Het probleem is dat jij gelooft dat schuld de hemel is en je gelooft niet dat schuld de hel is en dat jouw heiligheid jouw redding is. Het is duidelijk dat Jezus hier niemand aanvalt of veroordeelt. Hij vertelt jou eerder: ‘Je zal niet in staat zijn deze cursus te leren zolang je niet luistert naar wat ik je vertel. Breng mij al jouw angst die je voor dit leren hebt zodat ik je kan onderwijzen dat Een Cursus in Wonderen je kan helpen en je niet zal kwetsen. Dat Liefde je niet zal verlaten, niet zal verraden en je niet zal kruisigen, maar je enkel zal aanvaarden als de Christus die je bent. En het is die liefde die je vreest.’

Deze passage doet ook een beroep op onze nederigheid. Jezus maakt ons hier op een liefdevolle manier duidelijk dat we op spiritueel vlak nog steeds kinderen zijn - baby’s in het ego-bos - die een oudere broer nodig hebben die met liefde zijn hand naar hen uitsteekt en hen erdoorheen leidt. Zolang we ons met ons fysiek en psychisch zelf identificeren hebben we Een Cursus in Wonderen nodig als het middel waarmee Jezus ons door het donkere struikgewas van het egodenksysteem leidt naar het licht van de waarheid dat er voorbij schijnt. Het is enkel de arrogantie van het ego die ons wil doen geloven dat we deze hulp niet nodig hebben.


(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten