(3:1-3) We hebben al
gezegd dat jouw heiligheid de verlossing van de wereld is. En je eigen
verlossing dan? Je kunt niet geven wat je niet hebt.
De wereld is niets meer dan een spiegel van wat jij gelooft
dat je bent en daarom is de verlossing van de wereld en van jezelf een en hetzelfde.
Hebben en geven, geven en ontvangen, hebben en zijn - zijn in de Cursus gelijk (zie hiervoor bijv. T. 6. V) en
daarom ook hetzelfde. Wanneer de werkelijkheid van liefde, die de enige werkelijkheid is, een perfecte
onverdeelde eenheid is en niets anders, dan is wat ik ben dat wat ik heb en wat
ik geef is wat ik ontvang: want nogmaals het is allemaal
hetzelfde. Het is een synoniem voor de dynamiek die zegt dat liefde is en dat
er niets anders is dan liefde. In deze wereld is hebben, zijn, geven en ontvangen natuurlijk verschillend. Wanneer ik jou iets geef dan heb
ik het niet langer. De betekenis benadrukt meer onze noodzaak om de Verzoening
voor onszelf te accepteren en niet voor iemand anders. Ik kan een ander niet
helpen wanneer ik een ongenezen genezer blijf (T. 9.V). De volgende regel maakt
dit duidelijk:
(3:4-5) Een verlosser
moet verlost zijn. Hoe kan hij anders verlossing uitdragen?
Niets in Een Cursus in Wonderen zal voor jou enige betekenis
hebben – intellectueel noch in je ervaring – tenzij jij je realiseert dat alles
één is, zowel binnen de droom van het ego als in de Hemel. De schuld in jouw
onjuist gerichte denken is dezelfde schuld in ieders denken. Net zo is je juist
gerichte denken. Wanneer je iemand vergeeft dan vergeef je iedereen omdat
iedereen gelijk is. Vergeving moet daar beginnen en eindigen waar het nodig is,
in ons denken, daar waar de oorspronkelijke keuze voor de schuld werd gemaakt.
We hebben gezien dat als we de verlossing voor onszelf aanvaarden het
automatisch door ons uitgebreid wordt om het hele Zoonschap als één te omarmen.
(3:6) De oefeningen
van vandaag gelden voor jou, in het besef dat jouw verlossing doorslaggevend is
voor de verlossing van de wereld.
Ik hoef me geen zorgen te maken om de wereld te redden of om
een schrikbarende toestand te verbeteren of dit nu algemeen is of persoonlijk.
Ik moet enkel ‘bezorgd’ zijn om mezelf te redden, wat wil zeggen dat ik Jezus
vraag mij te helpen anders te kijken naar de verkeerde beslissingen en
gedachten die ik gemaakt heb.
(3:7) Wanneer jij de
oefeningen op jouw wereld toepast, strekt dat de hele wereld tot voordeel.
Gezien vanuit het standpunt van de wereld houdt dit
natuurlijk geen enkele steek. Dus, wanneer studenten deze les benaderen vanuit
een denken dat zij nog steeds werkelijk iemand zijn die in een wereld leven die
zij kunnen redden, dan interpreteren ze het onderricht van Jezus, dat er geen
wereld is, verkeerd, iets wat later in het werkboek meer aandacht zal krijgen (les
132). Hier leert hij ons dat wanneer ik mezelf red en ik Jezus als mijn leraar
neem in plaats van het ego, de hele wereld gered is. De eenheid van de wereld
weerspiegelt de eenheid van ons denken, een eenheid die een blijft met zichzelf
gezien ideeën hun bron niet verlaten.
(4:1-2) Jouw
heiligheid is het antwoord op elke vraag die ooit werd gesteld, nu wordt
gesteld of in de toekomst gesteld zal worden. Jouw heiligheid betekent het
einde van schuld en daarmee van de hel.
Telkens we iemand anders aanvallen of dat nu in onze
gedachten, met woorden of door acties is, proberen we te bewijzen dat we niet
heilig zijn en liefde niet waardig zijn. Hiervoor is er maar één motivatie: het
behouden van je schuld. Wanneer jij schuldig bent dan heb jij gelijk en is
Jezus verkeerd omdat hij je zegt dat je heilig bent. Je moet voeling zien te
krijgen met de onderliggende motivatie die wil bewijzen dat schuld niet de hel,
maar de hemel is. Eenmaal gevangen in de maalstroom van de schuld zal je
denksysteem zich snel ontvouwen om de schuld op iemand anders te laten rusten
en niet op jezelf. Een dergelijke projectie is de hemel voor het ego, gezien
het de niet-vergevingsgezindheid van onszelf beschermt. (Wd2. 1.2) en daarom
onze individuele en met schuld beladen identiteiten. Het behouden van deze
identiteit is de ultieme motivatie voor onze oordelen en aanvalgedachten.
(4:3) Jouw heiligheid
is de verlossing van de wereld en van jou.
Waarom? Omdat ze exact hetzelfde zijn: ideeën verlaten hun bron niet.
(4:4-6) Hoe zou jij,
aan wie jouw heiligheid toebehoort, er dan van uitgesloten kunnen zijn? God
kent geen onheiligheid. Kan het zijn dat Hij Zijn Zoon niet kent?
Zoals het in de tekst stevig onderbouwd wordt (bijv. T. 4. I.
2:6, 11-12; II.8:6-7) geeft Jezus hier duidelijk te verstaan dat God niet
afweet van deze wereld. Dit is een onheilige wereld die afkomstig is van een
onheilige gedachte en God kent Zijn Zoon niet in een onheilige staat. Indien
Hij dit wel zou doen dan zou deze onheilige staat werkelijk zijn en zou
dualiteit de waarheid zijn van het Koninkrijk. Ook al is het ego sterk
verontwaardigd wanneer het verteld wordt dat God niet van deze wereld afweet,
toch is dit de meest troostende gedachte die er is. Wanneer God van jou niets
afweet, dan besta jij, als afgescheiden zoon van God, niet. Maar wat God wel
weet bestaat wel: het Zelf die je werkelijk
bent.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten