woensdag 27 januari 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 78 - Ik wil de vrede van God



Deze morgen hebben we het over les 185, tenminste over het begin van les 185 ‘Ik wil de vrede van God’. Direct in het begin van deze les zegt Jezus: ‘Deze woorden uitspreken betekent niets, maar deze woorden menen is alles.’ Hier gaat het om.
Niemand die in zijn of haar juist gerichte denken is zal ooit zeggen dat zij de vrede van God niet willen en dit of ze nu wel of niet in God geloven. Iedereen wil in vrede leven. Iedereen wil leven in een wereld waarin vrede is, waar geen oorlog is, waar mensen niet gedood worden, niet geteisterd worden door ziekte, enz., enz. Iedereen zegt dat hij vrede wenst. Het probleem echter is dat niemand het werkelijk meent en de reden dat niemand het meent is omdat we de Hemel verlaten hebben omdat we die vrede niet konden verdragen.
In hoofdstuk 23 (T23.I.1:1) zegt Jezus ons dat de herinnering aan God komt tot een denkgeest die in rust is, wat dus hetzelfde is als een vredige denkgeest. Wanneer we in vrede zijn zullen wij ons God herinneren en wanneer we ons God herinneren zullen we niet langer hier zijn. Wanneer we ons God herinneren, herinneren we ons wie we zijn als Christus en in die staat van volmaakte Liefde en volmaakte Eenheid is er niet langer ruimte voor onze individualiteit, voor ons afgescheiden zelf, ons speciaal zelf, is er geen ruimte meer voor ons op de manier waarop we onszelf definiëren.  Hierdoor wordt vrede de grote vijand.
Het is wel zeker zo dat we vrede verlangen zoals die door de wereld wordt gezien. Vrede betekent dat je de vijand hebt verslaan. Wanneer er dus vrede is, is er altijd iemand die die vrede moet missen. Er moet altijd een prijs voor betaald worden. Ware vrede in deze wereld, die de vrede van God weerspiegelt, omarmt voortdurend alle mensen zonder een enkele uitzondering.
Wanneer Jezus zegt: ‘deze woorden uitspreken betekent niets, maar ze menen betekent alles’ dan duidt hij hier op een diepgaande waarheid. Hiermee probeert hij te wijzen – en in feite probeert hij met de hele Cursus hierop te wijzen – op de diepgaande identificatie met het denksysteem van het ego. Het probleem is dat wij niet denken dat het een denksysteem van het ego is, we denken dat het de werkelijkheid is. Wij denken dat er een uiterlijke wereld is. We denken dat er hier lichamen zijn. We denken dat er wetten zijn die dit alles bijeenhouden zoals les 76 hier lichtjes de draak mee steekt. We denken dat er relationele regels zijn waar sprake is van een winnaar en een verliezer, waar een gevoel van opoffering is: wanneer ik iets wil dan moet ik in plaats hiervoor iets opgeven om het te krijgen, enz., enz. Dit zijn de wetten die onze wereld bepalen. Dit is datgene waarmee we ons identificeren en dit geven we niet zo makkelijk op want doen we dat wel dan betekent dit dat we onze identiteit en ons zelf opgeven. Het betekent dat we onze problemen opgeven, we geven onze geschiedenis uit het verleden op, het misbruik en het slachtofferschap, een gevoel van onrechtvaardigheid. Allemaal zaken die ons definiëren.
Maar in de aanwezigheid van de vrede van God verdwijnt dit allemaal. Daarom is het noodzakelijk dat we tegen deze vrede verdedigingen opbouwen.
In een deel in Het Handboek voor Leraren ‘Wat is de vrede van God?’ zegt Jezus dat boosheid is als een sluier die voor die vrede neervalt, wat dus wil zeggen dat telkens we bedreigd worden door vrede – en herinner je dat vrede het einde betekent van het denksysteem van het ego – dit dus het einde is van onze identiteit met het denksysteem van het ego. Telkens we ons bedreigd voelen, moeten we ons hiertegen verdedigen. Boosheid is een belangrijke verdedigingsvorm. We kunnen dus les 136 een andere naam geven en zeggen: ‘Boosheid is een verdediging tegen de waarheid.’ En we kunnen dit verder uitbreiden naar ‘Speciaalheid is een verdediging tegen de waarheid.’ Zo kunnen we dus zeggen dat speciaalheid, boosheid, bezorgdheid, angst, depressie, ziekte allemaal verdedigingen zijn tegen deze vrede. Met een niet zo mooie woordspeling kunnen we zeggen dat we de vrede (= peace) van God ruilen voor een stukje (= piece) van God (peace en piece worden beide hetzelfde uitgesproken). We willen allemaal een stukje van God stelen en het ons eigen maken wat dan een vervanging wordt voor de echte vrede. Dit is dus terug te vinden in de openingszin van les 185. Op geen enkele manier kan je echt zeggen dat je de vrede van God wilt tenzij je werkelijk in jezelf kijkt naar je verlangen om die vrede niet te hebben.
De eerste blokkade voor vrede is de wens je ervan te ontdoen. Dat is de eerste blokkade voor het bereiken van vrede: ik wil die vrede niet. En nogmaals dit is hetgeen les 185 ons verteld. Dat we hier moeten naar kijken met Jezus als onze leraar, dat we naar het feit kijken dat we die vrede niet willen, dat we zijn Cursus niet willen. We willen zijn vergevingsboodschap niet, we willen onze vergevingsboodschap. We willen ons stukje van de Hemel en we willen zelfs doden om dit afgescheiden deeltje te kunnen behouden, dit afgescheiden deeltje dat we onszelf noemen.
De manier waarop we dit stukje willen behouden en vasthouden – het egodeel – is door iemand anders er verantwoordelijk voor te stellen. Ik behoud dus de afscheiding die ik van God genomen heb en ik beschuldig iemand anders hiervan.
Hoe kan er dus vrede zijn wanneer ‘conflict’ de naam is van het spel van het ego?
Hoe kan er vrede zijn wanneer ik voel dat ik met alles en iedereen op voet van oorlog leef?
Hoe kan er vrede zijn wanneer ik wil dat er strijd is met alles en iedereen in de wereld?

Dat is het ding waar we moeten naar kijken en dat is een van de meest belangrijke dingen uit les 185: het herkennen hoezeer we die vrede niet willen. Pas dan kunnen we ‘nee’ zeggen tegen het ego wat dan natuurlijk betekent dat we ‘ja’ zeggen tegen Jezus en zijn Cursus. 

woensdag 20 januari 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 77 - Het heilig ogenblik




Vandaag hebben we het over het heilig ogenblik, een van de veel gebruikte termen in de Cursus die vaak verkeerd begrepen worden net zoals de meeste termen die de Cursus gebruikt en dit dan wanneer ze benaderd worden met de ogen van het lichaam in plaats van met de ogen van de denkgeest.
Het heilig ogenblik is geen ogenblik binnen de tijd. Het is niet iets tijdelijk. Het verwijst echter wel naar het ogenblik – buiten tijd en ruimte – waarin onze keuzemakende denkgeest herkent dat hij zich vergist heeft door voor het ego te kiezen als leraar (het onheilig ogenblik), zich corrigeert en nu voor Jezus of de Heilige Geest als zijn Leraar kiest. Dat is het heilig ogenblik. Het is het ogenblik waarin we kiezen voor het wonder in plaats van voor grieven. Het is het ogenblik waarin we kiezen voor de opstanding in plaats van voor de kruisiging. Het is niet meer of minder dan een eenvoudige verschuiving in de denkgeest; wat ook het doel vormt van de Cursus.
Wanneer ons gezegd wordt te kiezen voor het wonder is het wonder de verschuiving in de waarneming die ons in staat stelt te begrijpen dat de wereld die we buiten ons zien en waar we op reageren niets meer is dan een projectie van de wereld die we in onze denkgeest werkelijk gemaakt hebben.
En, zoals de Cursus het stelt, zijn er slechts twee mogelijkheden: twee leraren, twee werelden, twee denksystemen, twee emoties, enz. Het wonder is er wanneer ik zeg dat het probleem zich niet buiten mij bevindt, maar het probleem bevindt zich in mij. Dat is het heilig ogenblik.
Wanneer de Cursus ons dus telkens en telkens weer vraagt om voor het heilig ogenblik te kiezen dan zegt Jezus ons op zoveel verschillende manieren, in zoveel verschillende maten en vormen: ‘Kies voor mij als jouw leraar in plaats van voor het ego.’ Dit heeft niets te maken met het gedrag, al zullen er duidelijk gedragsmatige uitingen zijn voor die keuze.
Wanneer we voor het onheilige ogenblik van schuld kiezen dan zullen we de neiging hebben om boos te zijn, depressief, wanhopig, moedeloos en meer en meer toegeven aan onze speciale relaties. Kiezen we voor het heilig ogenblik van de vergeving dan zullen we ons steeds vrediger voelen. Fysiek zullen we ons anders voelen en onze interactie met anderen zal ook duidelijk anders zijn. Dit vloeit hieruit voort. De oorzaak voor deze veranderingen is in de denkgeest, en nogmaals, dit is wanneer we voor het heilig ogenblik kiezen.
In een van de meer belangrijke delen over het heilig ogenblik in hoofdstuk 15 ‘Het oefenen van het heilig ogenblik’ (T15.IV.9:1-2) zegt Jezus dat de noodzakelijke voorwaarde voor het heilig ogenblik niet is dat je geen gedachten hebt die niet zuiver zijn, maar het vereist wel dat we er geen hebben waar we willen aan vasthouden. Dit raakt echt de kern van het beoefenen van de Cursus, met name dat we vriendelijk zijn tegenover onszelf, dat we ons niet schuldig voelen of onszelf veroordelen wanneer we egogedachten hebben of onzuivere gedachten: gelijk welke gedachte van speciaalheid, gelijk welke oordelende gedachte, gelijk welke gedachte over de een of de ander, gelijk welke gedachte die onze eigen behoefte weerspiegelt, behoefte die vervuld moet worden ten koste van iemand anders. Er wordt ons niet gezegd om dergelijke gedachten niet te hebben. Wat ons wel gezegd wordt om te doen is, wanneer we kiezen voor het onheilig ogenblik van aanval en oordeel, om vrij snel onze vergissing te herkennen, te veranderen van leraar (wat, nogmaals, het heilig ogenblik is) en dan oordeelloos naar deze onzuivere gedachten te kijken. Het probleem is nooit wat we denken, het probleem is dat we denken dat we denken. Met andere woorden, het gaat niet over de vorm, maar over de inhoud. En de inhoud ligt altijd bij de keuzemaker die kiest voor het ego of voor de Heilige Geest als zijn gids en leraar.
Deze belangrijke stellingname helpt ons werkelijk om volgens dit principe in deze wereld te leven, namelijk dat we ons niet moeten schamen of ons schuldig moeten voelen voor onze egogedachten, maar wel dat we er niet blijven aan vasthouden, wat schuld dus wel doet. Schuld blijft vasthouden aan het verleden, houdt het verleden vast in het nu en zorgt er op die manier voor dat het ook in de toekomst geprojecteerd blijft worden waardoor er nooit enige vorm van hoop kan zijn.
Het heilig ogenblik snijdt door dit alles heen en zegt: ‘Inderdaad, ik heb mij vergist, maar het is een vergissing die gecorrigeerd kan worden.’ Ik veroordeel het niet. Ik val het niet aan. Ik rechtvaardig het niet. Ik geef er niet aan toe. Ik herken eenvoudig dat ik mij vergist heb en het is een vergissing die misschien niet alleen anderen pijn heeft gedaan, maar ook mijzelf door te ontkennen wie ik ben.

Dat is het heilig ogenblik. Het is zonder oordeel kijken naar het ego en Jezus’ liefde te laten doordringen in alles wat ik doe, inclusief in alle vergissingen uit het verleden, die die vergissingen ongedaan maakt en plaats maakt voor het aanvaarden van zijn liefde. 

woensdag 13 januari 2016

Thema uit ECIW - 76 - Het ontkennen van de ontkenning van de waarheid




Deze morgen hebben we het over de ontkenning van het ontkennen van de waarheid.
In hoofdstuk 12 wordt ons gezegd dat onze enige verantwoordelijkheid is de ontkenning van de waarheid te ontkennen. Dit is een zeer rake stellingname voor wat betreft het hele proces van het ongedaan maken van het ego en natuurlijk is dit ook de kernfocus van Een Cursus in Wonderen.
We worden niet gevraagd om ons te herinneren wie we zijn als kind van de Liefde. We worden niet gevraagd om op zoek te gaan naar de waarheid. Wat wel van ons gevraagd wordt om te doen is te kijken naar het ego, zijn schijnbare werkelijkheid ontkennen, onze leraar in onze denkgeest veranderen, nl. de Heilige Geest of Jezus als onze leraar kiezen in plaats van het ego en door het ego ongedaan te maken komt datgene wat het ego wil verbergen automatisch boven drijven in ons bewustzijn. En wat naar boven komt drijven is het bewustzijn van de herinnering aan God. De Cursus zegt ons – en dit komt bijna neer op een formule die de Cursus gebruikt – dat we het gelaat van Christus in onze broeder zien en ons God herinneren.
Het gelaat van Christus in onze broeder zien komt neer op het kijken voorbij de duisternis van de projecties van onze schuld die we op andere mensen hebben geplaatst en in plaats daarvan de onschuld zien die door die haat en schuld verborgen werden. Als dat gebeurt verdwijnt het ego en komt, nogmaals, het bewustzijn van God, die altijd al aanwezig is geweest in ons juist gerichte denken, tevoorschijn.
In hoofdstuk 16 – T16.IV.6:1 – wordt ons gezegd dat het niet onze taak is om op zoek te gaan naar de liefde, maar om in onszelf alle hindernissen te zoeken die we tegen die liefde opgeworpen hebben en die te vinden.
De inleiding van de Cursus zegt ons dat de Cursus niet gaat over het onderwijzen van liefde omdat dit niet onderwezen kan worden. De Cursus beoogt echter wel het wegnemen van de blokkades voor het bewustzijn van de aanwezigheid van liefde. (T.Inl.:6-7)
Alles wat in de Cursus positief is – afgezien van de Liefde van God die helemaal voorbij deze wereld ligt – alles wat in de juist gerichte zin van de Cursus positief is, is het ongedaan maken van het negatieve.
Herinner je de algebra van op school waarbij je bij het optellen van twee negatieve getallen een positief getal krijgt. Wanneer we dus de ontkenning, door het ego, van de waarheid ontkennen, wat dus wil zeggen we kijken naar de ontkenning van de waarheid door het ego, naar het denksysteem van afscheiding en oordeel, aanval en speciaalheid en we ontkennen dit in de juist gerichte zin en zeggen: ‘Dit wil ik niet langer geloven’. Wel dat is de ontkenning van het ontkennen van de waarheid; het is het ongedaan maken van het negatieve.
In het deel ‘De laatste onbeantwoorde vraag’ (T12.VII) wordt ons gezegd dat de reden waarom we de laatste vraag nog niet beantwoord hebben – en die vraag is: ‘Wil ik zien wat ik ontkend heb omdat het de waarheid is?’ – is omdat we niet herkend hebben dat ‘ja ‘zeggen op de laatst onbeantwoorde vraag betekent ‘niet nee’ zeggen. (T12.VII.5:14; 12:4)
Dus nogmaals, het is het ontkennen van het negatieve, kijken naar het denksysteem van de ontkenning en zeggen: ‘Dit wil ik niet langer.’
De focus van deze Cursus is daarom gericht op het ego. Het is duidelijk dat we het ego niet los kunnen laten zonder de liefde van Jezus of de liefde van de Heilige Geest in onze denkgeest want dit zou voor het ego te overweldigend zijn en dit zou, bij manier van spreken, de vijand beangstigen. Maar wat we wel kunnen doen met hun liefde aan onze zijde is te kijken naar het ego en te zeggen: ‘Dit is waanzinnig.’
Het ego is niet zondig, het ego is niet afschrikwekkend, niet duivels, niet machtig. Het ego is niets. Zoals een werkboekles zegt dat het ego net zo dwaas is als een klein kind die een lucifer vasthoudt en gelooft dat als hij de lucifer dooft de zon ook zal uitgaan of zoals gezegd wordt in het deel ‘De kleine tuin’ dat de rimpeling op de oceaan denkt dat hij de oceaan is of dat de zonnestraal denkt dat het de zon is.
Het is dus deze arrogantie in het geven van macht aan het ego die het probleem vormt en niet het ego zelf. Een illusie heeft geen enkele kracht want het bestaat niet eens. Wat wel macht heeft is het geloof van de denkgeest in de illusie; daar ligt de kracht en niet in het ego.
De ontkenning van het ontkennen van de waarheid wil dus zeggen dat we Jezus bij de hand nemen en een stap terugnemen van onze ervaringen in de wereld, terug naar de keuzemakende denkgeest en we nu opnieuw kijken. We kijken nu naar het ego niet als een denksysteem dat omarmt moet worden, maar naar een denksysteem dat ons alleen maar pijn en lijden heeft gebracht. En waarom zou ik kiezen voor iets wat mij pijn bezorgd? Maar, nogmaals, dit is niet boosaardig, het is niet zondig, het is niet duivels, het is gewoonweg dwaas. Het is hetzelfde als kijken naar het nietig, dwaas idee van afscheiding in een van zijn veelzijdige vormen en zich te herinneren dat er om gelachen kan worden.

Wat lachen naar het ego betekent is het ontkennen van de ontkenning van de waarheid dat zegt: ‘Hoe zou de waarheid ontkend kunnen worden? Hoe kan Gods Liefde mogelijks vernietigd worden? Hoe kan een volmaakte Eenheid verbrijzeld en opgesplitst worden?’ Niets van dit alles is mogelijk en dus is niets van dit alles ook gebeurd. Dit is wat het betekent om de ontkenning van de waarheid te ontkennen en dat is wat het betekent om de Cursus in de praktijk te brengen, dag in en dag uit en in elke situatie, elke gelegenheid, elke relatie waarmee we geconfronteerd worden. Hier naar kijken en zeggen: ‘Dit heeft niet de macht om de liefde en de vrede van God van mij af te nemen. Waarom zou ik dus nog langer hierin investeren als zijnde de werkelijkheid?’ 

woensdag 6 januari 2016

Thema uit ECIW - 75 - Dissociatie van Een Cursus in Wonderen



Deze morgen hebben we het over het dissociëren van Een Cursus in Wonderen. Dit is de subtitel van een boek dat recentelijk verschenen is met de titel ‘Het einde van onze ontsnapping aan Liefde – van de dissociatie van Een Cursus in Wonderen naar aanvaarding’. Zoiets. Ik heb het alleen geschreven en ben de precieze titel ervan vergeten. J In ieder geval is het een belangrijk thema omdat het gaat over een vrij levendige ervaring die de meeste studenten van Een Cursus in Wonderen hebben, nl. dat men leest wat de Cursus zegt of men is hier aanwezig voor een workshop of een studiebijeenkomst en men voelt dat men op dezelfde golflengte zit met wat men leest of hoort, alles klinkt volkomen logisch om dan het boek op zij te leggen of het auditorium uit te stappen en gelijk terug te keren naar de normale typische reacties van het ego: de wereld wordt werkelijk gemaakt, de wereld heeft macht over hen, oordelen worden gerechtvaardigd, er wordt toegegeven aan hun speciale relaties, enz. enz. En dit is een heel gebruikelijke ervaring.
Bijna een gelijksoortig iets waarover bijna elke student van Een Cursus in Wonderen kan meespreken is dat hij of zij een passage uit de Cursus leest, beneden aan de bladzijde komt of aan het einde van een paragraaf en elk woord dat men zonet gelezen heeft reeds vergeten is. Dit is niet omdat zij niet slim genoeg zijn, maar het gaat werkelijk om de angst. Het is alsof hun ogen, hun denkgeest de woorden leest en er aan de hersenen en de ogen een signaal gegeven wordt dat zegt ‘sla hier geen acht op’. Je komt dus aan het einde van de pagina of de paragraaf en verrek je hebt er geen aandacht aan besteed. Dit zou wellicht niet het geval geweest zijn wanneer je iets in een tijdschrift leest, de krant of een of ander verhaal. Maar wanneer het de Cursus betreft raakt ons ego er vrij snel bij betrokken.
Reeds van in het begin herkennen we dat wat we aan het lezen zijn en wanneer we dit opvolgen, we het niet alleen intellectueel geloven, maar het ook integreren in onze dagelijkse ervaringen dat dit het einde van het ego inluidt want dit maakt niet alleen het denksysteem van speciaalheid, aanval, enz. ongedaan, het zal uiteindelijk het einde zijn van het individu die we denken te zijn en daarom moeten we onszelf voortdurend beschermen.
Het is in feite ook zo, zoals elke student van Een Cursus in Wonderen inmiddels wel weet, dat wij letterlijk de wereld gemaakt hebben op het macro-kosmische niveau en op microkosmisch niveau hebben we ons individueel lichaam gemaakt en noemen dit ons leven en dit om te ontsnappen aan de bedreiging in onze denkgeest. Het ego zegt ons dat die bedreiging de wraak van God is – wat natuurlijk een leugen is. De echte bedreiging is dat ons keuzemakende zelf herkent dat hij zich vergist heeft door voor het ego te kiezen en dus opnieuw kiest. Dat is de bedreiging! En wanneer we opnieuw kiezen en naar de Stem luisteren van de Heilige Geest Die ons zegt dat de afscheiding nooit is gebeurd – wat het Verzoeningsprincipe is – dan volgt hieruit dat alles wat voortvloeit uit dit geloof in de werkelijkheid van de afscheiding ook niet is gebeurd, wat dus wil zeggen dat wij er ook nooit geweest zijn.
Zoals het begin van hoofdstuk 28 uit de tekst zegt (T28.I.1:6-7): de wereld was reeds lang voorbij en de gedachten die haar gemaakt hebben bestaan niet langer.’ We houden ons dus vast aan een herinnering die nooit gebeurd is of dat wat leek te gebeuren werd, in dat moment waarop het leek te gebeuren, reeds ongedaan gemaakt.
Dit is dus de angst die we kennen en dit leidt ons aan de ene kant tot het grijpen naar Een Cursus in Wonderen waarbij we geloven wat hij zegt, maar aan de andere kant – de kant die onze ervaringen en ons dagelijks leven vertegenwoordigt – waardoor we het vergeten en het erop lijkt dat er een barrière is, wat in de psychologie ‘dissociatie’ genoemd wordt, waarbij we ons van iets waar we bang van zijn losmaken. En omdat het onderricht van Een Cursus in Wonderen ons zo ongerust maakt en ons zo beangstigd omdat ons eigenlijk bestaan bedreigd wordt dissociëren wij ons ervan en zetten een stap opzij, ervan weg. En terwijl we dit intellectueel wel aanhangen, beleven we toch ons dagelijks leven alsof dit niet waar is.
Wat er nu nodig is eens we dit gewaar worden is niet meer dan dat we ons hiervan echt bewust zijn. Het ergste wat we kunnen doen is ons te verzetten tegen die angst, te proberen deze barrière van dissociatie te doorbreken waardoor hij eerder aangesterkt wordt.
Wat Jezus ons nu vraagt om te doen is te kijken, met hem, naar de angst voor de Cursus waarvan een deel van ons dit omhelst, ons leven aan geeft, waarvan we zweren hieraan vast te houden, enz. en hiernaar te kijken en te beseffen dat dit mij angstig maakt en dat is omwille van de angst die de enige manier is om mijzelf te beschermen, mijn speciale individuele zelf is door mij af te splitsen of mij ervan te dissociëren en hierbij geloven dat ik kan ontsnappen aan de liefde omdat in de aanwezigheid van de volmaakte Liefde, die de enige echte Liefde is, er geen ruimte is voor individualiteit. Waar geen ruimte is voor dualiteit. Geen ruimte is voor speciaalheid. Er is enkel die volmaakte Liefde die geboren is uit de volmaakte Eenheid van God en Zijn schepping.
Dus, nogmaals, het enige wat we moeten doen is in eerste instantie ons bewust worden dat we ons dissociëren en onszelf hierover niet veroordelen, onszelf hierover niet schuldig voelen, maar er ook niet aan toegeven of beredeneren, maar die angst naar de liefdevolle aanwezigheid van Jezus in onze denkgeest te brengen waardoor een einde komt aan deze dissociatie. Dit doen we, dag in en dag uit door voortdurend deze lessen van vergeving in praktijk te brengen door zonder oordeel naar de wereld te kijken en door op een zachtaardige manier naar alle mensen te kijken.

Dit is het begin voor het ongedaan maken van dissociatie omdat het denksysteem van het ego allesbehalve zachtaardig is. En door dit dus dag in en dat uit te oefenen komt er een einde aan deze afsplitsing en brengt dit ons terug naar de liefde waar we misschien bang voor zijn, maar waar we ook, meer dan iets anders, naar verlangen.