zaterdag 31 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar Een Cursus in Wonderen


En:

Sommige ideeën die het werkboek aanreikt zal je moeilijk kunnen geloven en andere kunnen misschien nogal schrikwekkend lijken. Dit doet er niet toe. Er wordt je enkel gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Er wordt je helemaal niet gevraagd ze te beoordelen. Er wordt je alleen gevraagd ze te gebruiken. Het is hun toepassing die ze betekenis voor je zal laten hebben en je zal tonen dat ze waar zijn.

De reis door het tekstboek

Net gearriveerd. Ik ben nog wel een tijdje zoet met het vertaalwerk.




vrijdag 30 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar Een Cursus in Wonderen


De Cursus gaat over het herinterpreteren van de wereld en van wat jij jouw leven noemt. Het draait om het opgeven van de betekenis die jij de wereld hebt gegeven en het overschakelen op de betekenis die de Heilige Geest haar geeft … de Heilige Geest helpt jou zachtjes uit de droom te ontwaken. Hoe kunnen we als mensen dan denken dat het niet belangrijk is om precies te begrijpen wat de Cursus bedoelt als je deze inleiding van het werkboek leest:

Een theoretische fundering, zoals de tekst die verschaft, is nodig als raamwerk om de oefeningen in dit werkboek zinvol te maken. Het is echter het doen van de oefeningen dat het doel van de cursus mogelijk zal maken. Een ongetrainde geest kan niets bereiken. Het is het doel van dit werkboek je geest te trainen om te denken volgens de richtlijnen die de tekst uiteenzet.

donderdag 29 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar Een Cursus in Wonderen


Energie kan schijnbaar niet vernietigd worden op het niveau van de vorm, omdat het niet echt energie is, het is een gedachteverschijnsel. Om precies te zijn is het een waangedachte die uiteindelijk naar het eeuwige omgeschakeld zal worden. De Cursus biedt je een uiterst eenvoudig criterium om het verschil te zien tussen echt en onecht:

Al wat waar is, is eeuwig en kan niet veranderen of veranderd worden. De geest is daarom onveranderbaar omdat hij reeds volmaakt is, maar de denkgeest kan kiezen wat hij dienen wil. De enige beperking opgelegd aan zijn keuze is dat hij geen twee heren dienen kan. Als de denkgeest daarvoor kiest kan hij het middel worden waardoor de geest volgens het patroon van zijn eigen schepping schept. Als hij daar niet vrijelijk voor kiest behoudt hij zijn scheppende aanleg, maar plaatst zichzelf onder tirannieke in plaats van Gezaghebbende leiding. Bijgevolg neemt hij gevangen want zo luiden de decreten van tirannen. Veranderen van denken wil zeggen: het aan ware Autoriteit ter beschikking stellen.

woensdag 28 januari 2015

Verwijzing uit De Verdwijning van het Universum naar Een Cursus in Wonderen


Om te leren tijd te besparen zou het erg behulpzaam zijn als je de Cursus benaderde als het originele denksysteem dat het is in plaats van het te zien als een voortzetting van het christendom, wat hij niet is. Noem het alsjeblieft niet het Derde Testament. Dat is het niet. Het is de Cursus. Je krijgt hier J zonder godsdienst. Hij zal je een boel dingen vertellen die niet met de Bijbel te rijmen vallen. Verspil je tijd niet met  te proberen ze daar toch mee te rijmen. De Bijbel begint met je te vertellen dat: ‘In den beginne schiep God hemel en aarde’. Dat deed Hij niet! Als je wilt begrijpen wat J te vertellen heeft, dan kan je geen compromissen sluiten ten aanzien van deze woorden van de Cursus:

De wereld die jij ziet is een illusie van een wereld. God heeft die niet geschapen want wat Hij schept kan alleen maar eeuwig zijn zoals Hijzelf. Maar in de wereld die jij ziet is er niets dat eeuwig stand houdt. Sommige dingen zullen in de tijd een poosje langer duren dan andere. Maar de tijd zal komen dat aan al het zichtbare een einde komt.

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 37 - Geloof niet in de leugen


Deze morgen hebben we het over het niet geloven van de leugen. De zin ‘Geloof niet in de leugen’ of het concept hiervan komt eigenlijk uit een gedicht van William Blake, maar het raakt de kern van datgene wat Jezus op bijna elke pagina in Een Cursus in Wonderen zegt. Voortdurend stelt hij de leugens van het denksysteem van het ego bloot en zegt ons, op verschillende manieren, deze leugen niet te geloven: het ego liegt, hij is je vriend niet en alles wat het ego jou vanaf het begin heeft verteld is niet waar.

Vanaf het begin heeft het ego ons gezegd dat de afscheiding van God niet alleen mogelijk was, maar dat het ook is gebeurd en alles wat van dat moment af is gebeurd en waar de Cursus ons om de zoveel tijd aan herinnert dat het helemaal niet is gebeurd, maar alles wat sinds dat moment leek te zijn gebeurd, maakt allemaal deel uit van dezelfde leugen.

Een fundamentele aanname van de Cursus en een die we in deze praatjes reeds vaak hebben besproken is dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’. En wat dit wil zeggen is dat de oorspronkelijke leugen nooit zijn bron heeft verlaten ongeacht hoeveel verschillende omzettingen, combinaties en afsplitsingen deze leugen ook heeft ondergaan, het blijft nog steeds hetzelfde wat het oorspronkelijk was.

In het begin van hoofdstuk 18 (T18.I.4) is er een passage die hetzelfde zegt. Dat ook al lijkt het er op dat de oorspronkelijke vergissing keer op keer verder in stukken verdeeld werd het toch bleef wat het was: een vergissing of een leugen. En dus elk moment wanneer we in ons dagelijkse leven geloven dat we afgescheiden zijn van een andere persoon (wat een evenbeeld is of een schimmig fragment van het oorspronkelijke geloof dat we afgescheiden zijn van onze Bron) is dit een leugen. De waarheid van deze aangelegenheid, die een weerspiegeling is van de ultieme waarheid van de Eenheid van de Hemel, is dat we allemaal hetzelfde zijn, ongeacht de leugens die onze waarneming ons zegt omdat lichamen er inderdaad als afgescheiden uitzien en verschillend zijn van elkaar.

-             Iedereen hier deelt dezelfde gespleten denkgeest, hetzelfde onjuist gerichte denksysteem van afscheiding, zonde, schuld, angst, lijden, straf en dood.
-             Iedereen hier deelt hetzelfde juist gerichte denksysteem van correctie, vergeving, genezing, vrede en gedeelde belangen en
-             iedereen beschikt bovendien over dezelfde kracht om te kiezen tussen het onjuist gerichte en het juiste gerichte denken. Het denksysteem van het ego en het denksysteem van de Heilige Geest en dat deel van de denkgeest die we nu de keuzemaker zijn gaan noemen.

Daarom is de waarheid in deze wereld van illusies, die in feite de enige waarheid in deze wereld van illusies is, is dat we allemaal hetzelfde zijn.
De leugen is dat we verschillend zijn, dat deze verschillen kenmerkend zijn en belangrijk en het feit benadrukt dat we allemaal verschillend zijn.

En wanneer jij en ik afgescheiden zijn dan moet het ook zo zijn dat ik en mijn Schepper afgescheiden zijn. En dit, nogmaals, is de oorsprong van de wezenlijke leugen.

Dus wanneer Jezus ons in Een Cursus in Wonderen zegt om de leugens niet te geloven dan zegt hij ons hiermee: geloof niet dat iets wat iemand ooit doet, gelijk wat jij ook doet, denkt of voelt de kracht heeft om jou af te scheiden van de waarheid. En de waarheid is dat wij allemaal hier in deze wereld hetzelfde zijn. We hebben dezelfde problemen, hetzelfde gevoel van verlies, dezelfde hoop, dezelfde angsten, hetzelfde geloof in de magische kracht van speciaalheid, dat er iets buiten ons is, iets buiten onze denkgeest, iets speciaals dat een speciaal iemand heeft, iemand heeft een of andere speciale stof die de macht heeft ons gelukkig te maken. Of dat er in de afwezigheid van dat speciaal iemand of dat speciaal voorwerp zij de macht hebben om ons ongelukkig te maken of pijn te doen. Dat is een leugen. Het enige wat ons in de wereld geluk kan brengen is door te kiezen voor de leraar van geluk. En het enige ding dat ons doet lijden, pijn en ongeluk brengt in deze wereld is door te kiezen voor de leraar van ongeluk en pijn. Uiteindelijk komt het dus allemaal neer op mijn keuze voor ofwel de leugens van het ego of voor de waarheid van Jezus of de Heilige Geest.

Keer op keer zegt Jezus ons hoe eenvoudig zijn cursus is en het is eenvoudig omdat alles neerkomt op deze basale keuze: kies ik ervoor om de leugen te geloven of kies ik ervoor de waarheid te geloven? En die leugen, nogmaals, is dat ik en mijn broeder afgescheiden zijn. We hebben gescheiden belangen, we hebben gescheiden doelstellingen en we zijn inderdaad verschillend van elkaar.

De waarheid is dat jij en ik, mijn broeder en ik, iedereen in deze wereld hetzelfde is en het is omdat we hetzelfde zijn dat we nu de mogelijkheid hebben om iedereen als hetzelfde te zien. Het biedt ons de mogelijkheid ons te herinneren dat we allemaal één zijn en dat de oorspronkelijke leugen van het ego blijft wat het altijd is geweest: simpelweg niet waar.

 

dinsdag 27 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar Een Cursus in Wonderen


Eén van de interessante eigenschappen van het wonder is volgens de Cursus een verschuiving van waarneming (het zien via het denksysteem van het ego) naar visie (door te kiezen voor het denksysteem van vergeving van de Heilige Geest) waardoor je veel sneller en verder vooruit geholpen wordt in je spirituele ontwikkeling:

Het wonder brengt de noodzaak van tijd tot een minimum terug. In het longitudinale of horizontale vlak schijnt de erkenning dat de leden van het Zoonschap gelijk zijn een schier eindeloze tijd te vergen. Het wonder gaat echter gepaard met een plotselinge omslag van horizontale naar verticale waarneming. Dit voert een tijdsinterval in van waaruit zowel gever als ontvanger verderop in de tijd uit komen dan waar ze anders zouden zijn geweest. Zo heeft het wonder de unieke eigenschap de tijd op te heffen in de mate waarin het de tijdsspanne die het overbrugt overbodig maakt. Er is geen verband tussen de tijd die een wonder duurt en de tijd die het overspant. Het wonder vervangt een leerproces dat anders misschien duizenden jaren in beslag zou hebben genomen. Het doet dit door de fundamentele erkenning van de volmaakte gelijkheid van gever en ontvanger waarop het wonder berust. Het wonder bekort de tijd door die samen te vouwen, met als gevolg dat bepaalde tijdsspannen daarbinnen verdwijnen. Het doet dit evenwel binnen het grotere verloop van tijd.

maandag 26 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar Een Cursus in Wonderen


Een wonder is dus volgens de Cursus een verschuiving, in de waarneming, naar de denkwijze van de Heilige Geest en niet enkel een wijziging van jouw eigen gedachten, vormen of omstandigheden. De Cursus zegt trouwens ook dat het wonder je veel verder en veel sneller vooruit kan helpen in je spirituele ontwikkeling dan op enig andere wijze mogelijk zou zijn. Zoals bijvoorbeeld in de tekst wordt omschreven:

Het wonder is het enige middel dat jou ter beheersing van de tijd direct ter beschikking staat. Alleen openbaring overstijgt dit, omdat ze helemaal niets met tijd van doen heeft.

zondag 25 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar de Cursus

Verwijzing voor 26 januari:
Het ligt in jouw vermogen deze tijd van het jaar heilig te maken, omdat het in je vermogen ligt te zorgen dat de tijd van Christus nú is. Het is mogelijk dit allemaal in één keer te doen omdat er maar één omslag in je waarneming nodig is, want je hebt maar één vergissing begaan. Het lijken er vele, maar het is almaar dezelfde. Want ook al neemt het ego vele vormen aan, het is altijd hetzelfde idee. Wat geen liefde is, is altijd angst en niets anders.

zaterdag 24 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar de Cursus


De verwijzing voor vandaag 25 januari is de 13e in het hoofdstuk ‘Het Wonder’ :

Het gevoel van God afgescheiden te zijn is het enige gebrek dat je echt dient te corrigeren.
Dit gevoel van afscheiding zou nooit zijn ontstaan als jij je waarneming van de waarheid niet had vervormd en jezelf daardoor als behoeftig was gaan zien. Het idee van een rangorde van behoeften is ontstaan doordat jij, toen je eenmaal die fundamentele dwaling had begaan, jezelf al had opgedeeld in niveaus met verschillende behoeften. Wanneer je integreert, word je één en worden bijgevolg jouw behoeften één. Eenduidige behoeften leiden tot eenduidige handeling omdat dit een afwezigheid van conflict bewerkstelligt.

vrijdag 23 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar de Cursus


In het verdere verloop zal je misschien veel ‘lichtmomenten’ beleven. Ze kunnen vele vormen aannemen waaronder nogal onverwachte. Laten ze je geen angst inboezemen. Het zijn de tekenen dat je eindelijk je ogen opent. Ze zullen niet blijvend zijn omdat ze louter een symbool voor ware waarneming vormen en met kennis geen verband houden. Deze oefeningen zullen je geen kennis openbaren. Maar ze zullen de weg daarheen bereiden.

Dit is een stukje uit Les 15 ‘mijn gedachten zijn beelden die ik heb gemaakt’ en die spreekt van lichtrandjes die je ziet rond voorwerpen. De verwijzingen naar het licht waren oorspronkelijk bedoeld voor een vriend van Helen en Bill. Dit moet niet letterlijk genomen worden. Ze kunnen best begrepen worden in de betekenis van inhoud, wat wil zeggen dat we dingen anders leren zien. Deze nieuwe manier van kijken wordt voorgesteld door licht. Alles in de wereld wordt nu liefdevol in onze met licht gevulde waarneming omdat onze doelstelling veranderd is.

donderdag 22 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar de Cursus


De Jezus van de Cursus is niet dezelfde als de versie van het christendom en die twee denksystemen vallen niet met elkaar te rijmen.
Voor het christendom is het beeld van het lichaam van de lijdende Jezus heel speciaal. Hij is anders dan jij in die zin dat hij alleen Gods eniggeboren Zoon is.
Maar de Jezus van de Cursus laat je weten dat omdat jij en hij één zijn, jij dus ook Gods eniggeboren Zoon, ofwel Christus bent, niet verschillend van hem en, wat nog meer is, dat jij dit uiteindelijk ook kunt ervaren.

In de Cursus zegt Jezus het zo:

Ontzag is alleen op zijn plaats bij openbaring want hierop is het volmaakt en met recht toepasbaar. Bij wonderen is het misplaatst omdat een toestand van ontzag aanbidding in zich draagt en ervan uitgaat dat iemand van lagere orde voor zijn Schepper staat. Jij bent een volmaakte schepping en hoort alleen ontzag te voelen in Tegenwoordigheid van de Schepper van volmaaktheid. Het wonder is dan ook een teken van liefde tussen gelijken. Gelijken behoren geen ontzag voor elkaar te koesteren omdat ontzag ongelijkheid veronderstelt. Daarom is het een misplaatste reactie tegenover mij. Een oudere broer verdient respect vanwege zijn grotere ervaring en gehoorzaamheid vanwege zijn grotere wijsheid. Hem komt ook liefde toe omdat hij een broer is en toewijding als hij is toegewijd. Slechts op grond van mijn toewijding heb ik recht op de jouwe. Er is niets aan mij wat jij niet kunt bereiken. Ik heb niets wat niet van God afkomstig is. Het huidige verschil tussen ons is dat ik niets anders heb. Daardoor verkeer ik in een toestand die in jou alleen potentieel aanwezig is.

woensdag 21 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 25 - Doel, doelstelling

 

 



Vandaag hebben we het over doelstelling. Dit is één van de hoofdthema’s
van Een Cursus in Wonderen. Keer op keer herinnert Jezus ons eraan dat het
enige wat we ons altijd moeten afvragen over gelijk wat, of het nu een
gebeurtenis is, een situatie of een relatie is: ‘Waar dient het voor?’

En het is in het begrijpen van wat de intentie van iets is dat we de betekenis
van die gebeurtenis, situatie of relatie zullen begrijpen.


Wanneer we het hebben over de inhoud dan hebben we het over
de denkgeest, omdat de betekenis enkel terug te brengen is naar de denkgeest.
Het lichaam bepaalt nooit het doel. Het lichaam volgt eenvoudig de richting die
de denkgeest maakt en is gebaseerd op het doel waarvoor de denkgeest gekozen
heeft.


In de wereld van de illusie zijn er maar twee doeleinden:


-             het doel
van het ego die eruit bestaat het bestaan van het ego in stand te houden en de
schuld hiervoor toe te wijzen aan iemand anders. Het is het doel van het ego om
de droom te laten voortduren, om ons slapende te houden en er voor te zorgen
dat we nooit terug zullen keren naar de denkgeest om ons te herinneren Wie ze
zijn als de Zoon van God.


-             het doel
van de Heilige Geest, die de correctie op het ego is, is om ons te doen
ontwaken uit de droom, om ons te laten herinneren dat we geest zijn en niet een
lichaam. Het is Zijn doel om ons bewust te maken in plaats van onbewust en ons
de betekenis te leren van wat vergeving is, de correctie die de Cursus ons
biedt voor onze gedachten van aanval en oordeel waarvan het denksysteem en de
wereld waarin we leven (of de wereld waarin we denken te leven) doordrongen is.


Het is in het begrijpen van het doeleinde dat ons bestaan in
deze wereld betekenis krijgt. Vanaf het ogenblik dat we wakker worden tot en
met de tijd dat we weer gaan slapen, dag in en dag uit, week in, maand in, jaar
in en jaar uit, tientallen jaren in en uit, moet ons enig doel zijn (bij het ’s
morgens wakker worden uit onze slaap) het herinneren dat alles wat er gedurende
die dag gebeurt is (dat wanneer het ons doel is wakker te worden uit de
wereldse droom) in te zien dat alles wat er gebeurt ons de kans biedt ons te
herinneren dat we denkgeest zijn en geen lichaam. En het is in de denkgeest dat
de oorsprong van het probleem terug te vinden is en in diezelfde denkgeest vind
je ook de oplossing terug.


Het probleem is altijd de keuze van de denkgeest voor het
denksysteem van afscheiding en afgescheiden belangen van het ego.

Een de oplossing is altijd de correctie van Jezus of de Heilige Geest en die is
dat we zouden herkennen dat we als kinderen van God allemaal gelijk zijn.


Terwijl we in de vorm en in het lichaam wel degelijk
verschillend zijn, zijn we als geest allemaal hetzelfde. We hebben allemaal het
onjuist gerichte denken, we hebben allemaal het juist gerichte denken en we
hebben allemaal de keuzemakende eigenschap.


En dus alles wat er gebeurt gedurende de dag (gezien vanuit
het juist gerichte denken) is gericht op het herinneren dat we geest zijn en
geen lichaam; dat we herkennen dat de wereld die we zien, het lichaam dat we
zien, de situatie, de gebeurtenis, de relatie wat we denken mee te maken, dat
dit allemaal uiterlijke beelden zijn van
een innerlijke toestand.
(T21.Inl.1:5) We brengen dus de projectie terug
naar de innerlijke toestand, in de denkgeest (die de keuzemakende denkgeest is)
en we kiezen opnieuw.


Een manier om te begrijpen hoe de Cursus de doelstelling, in
ons dagelijks leven, ziet en begrijpt wordt in een prachtige passage omschreven
die zegt dat het lichaam niet door liefde gemaakt werd, maar dat de liefde het
lichaam niet veroordeeld, maar het op een liefdevolle manier kan gebruiken om
ons uit de illusie wakker te schudden. (T18.VI.4:7-8) Ik ben niet helemaal
zeker over het laatste gedeelte, maar het komt er wel op neer.

Het idee is dat het lichaam gemaakt werd om het doel van het ego te dienen, wat
is om ons onbewust te houden en ons daarom nooit de mogelijkheid te geven om
opnieuw te kiezen. Eens dat het lichaam op die manier gemaakt werd (zoals reeds
eerder in deze serie werd besproken) wordt het lichaam neutraal en dient op die
manier de bedoeling van het ego om het oorspronkelijke doel ervan (ons onbewust
en slapende te houden binnen de droom) te versterken.

Of het dient het doel van de Heilige Geest. Het lichaam wordt dus niet
veroordeeld omwille van het oorspronkelijke verkeerde gebruik ervan door de
denkgeest, maar dient nu eerder een liefdevol doel. Het wordt het instrument
voor vergeving, het wordt de leerschool voor het onderricht van Jezus in plaats
van de cipier van het ego waarbij het lichaam meer gezien wordt als een
gevangenis waarin we ons gevangen voelen en onnodig lijden tot we sterven of in
sommige gevallen als een speelplaats waarin we plezier hebben en denken dat de
wereld betekenis heeft en zelfs leuk is om er te zijn. Dit zijn slechts
verdedigingen om het onderliggende doel van het ego te verbergen.

Zoals de Cursus ons zegt dat de wereld en daarom ook het lichaam een dorre en
stofferige plaats is waar stervende en dorstige schepsels komen om te sterven.
(Wd2.13.5:1)


We veranderen dus ons doel van onze aanwezigheid in deze
wereld van het doel van lijden en bewijs dat alles en iedereen ons dit lijden
heeft toegebracht en het wordt nu een leerschool waarin we leren dat we niet
echt hier zijn, dat onze identiteit binnen de droom, binnen de illusie, niet
een lichaam is, maar een geest die droomt, een geest die ervoor gekozen heeft
om in slaap te blijven, maar dat diezelfde kracht in de geest die voor het ego
heeft gekozen nu opnieuw gestuurd kan worden en voor Jezus kiest als zijn
liefdevolle leraar.  Dat de wereld het
doel dient om ons terug te brengen naar hem in onze geest zodat we opnieuw
zouden kiezen wakker te worden uit de droom en terugkeren naar huis.

dinsdag 20 januari 2015

Schoonheid als symbool





Voor nu een opname met Nederlandstalige ondertiteling. De vertaling werd gedaan door iemand van de stichting Miracles in Contact. Mijn werk heeft de stichting ertoe aangezet om ook deze opnames te vertalen. Hoe meer hoe beter toch? De stichting kent echter wel de manier om de opname met ondertiteling te voorzien. Het voordeel met mijn vertalingen is dat je ze achteraf ook nog eens rustig kunt doorlezen. Geniet van deze opname. 

maandag 19 januari 2015

Verwijzing uit de Verdwijning van het Universum naar de Cursus

In het hoofdstuk 'Het wonder' vind je op pagina 126 van de Verdwijning van het Universum de verwijzing nr. 8. In de Cursus vind je deze terug op pagina 91 van de Verklaring van termen:
 
En wat de Cursus uitlegt over de Heilige Geest:
Jezus is de manifestatie van de Heilige Geest die hij op aarde liet neerdalen nadat hij was opgestegen ten Hemel of anders gezegd tot volmaakte vereenzelviging kwam met de Christus, de Zoon van God zoals Hij die heeft geschapen. De Heilige Geest, die een schepping is van de ene Schepper en met Hem schept naar Zijn gelijkenis of geest, is eeuwig en is nooit veranderd. Hij was ‘op de aarde neergedaald’ in die zin dat het nu mogelijk was Hem te aanvaarden en Zijn Stem te horen. Zijn Stem is de Stem namens God en heeft daarom vorm aangenomen. Deze vorm is niet zijn werkelijkheid, die alleen God kent, samen met Christus, Zijn werkelijke Zoon die deel is van Hem.

 

 
 
 
 
 
 
 
 

 

zondag 18 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 31 - Genezing


Deze morgen bespreken we genezing. Andere thema’s die we reeds besproken hebben en die vergelijkbaar zijn, zijn vergeving en het wonder en genezing behoort tot dezelfde categorie, zijnde een correctie.
Een van de belangrijkste zaken die we ons moeten herinneren wanneer we over genezing beginnen te spreken is dat ongeacht wat onze belevenis ook mag zijn, ongeacht hoe sommige passages in de Cursus ook schijnen te zijn, genezing gaat niet over het lichaam. Genezing kan alleen maar over de denkgeest gaan want er is niets anders dan de denkgeest.
Niettegenstaande onze ervaring van fysieke en/of psychische symptomen is het enige echte ziekteverschijnsel, het enige echte probleem de keuze van de denkgeest voor schuld.
Er is een passage in hoofdstuk 27 (T27.VII.7:4) waar Jezus zegt dat van de vele oorzaken van onze pijn en lijden we nooit gedacht hebben dat schuld hier ook bij hoorde en dat we er allemaal heel goed in zijn, als individu en als gemeenschap, om de schijnbare oorzaken van ons lijden toe te schrijven aan fysieke, psychische, genetische, biologische, fysiologische, economische, sociale oorzaken, enz.. Maar we herkenden nooit, omdat we zo geïdentificeerd zijn met het lichaam, dat het probleem altijd in de denkgeest is en altijd ligt in de keuze van de denkgeest om het denksysteem van schuld en afscheiding van het ego werkelijk te maken. Dat is de ziekte.
In hoofdstuk 2, waar Jezus het specifiek heeft over genezing, waarschuwt hij ons voor een niveauverwarring. En de niveauverwarring waar hij het over heeft, en waar ook in de eerdere principes van wonderen in het begin van de tekst over gesproken wordt, is dat de niveauverwarring  de begripsverwarring is van het niveau van denkgeest en lichaam waar we denken dat het het lichaam is dat ziek is en dit daarom ook wil zeggen dat het het lichaam is dat genezen moet worden. Het probleem is echter dat het nooit het lichaam is dat ziek wordt want er is geen lichaam.
Op geen enkel ogenblik, zegt de Cursus, heeft het lichaam bestaan (T18.VII.3:1). Wat wil zeggen dat in het heilig ogenblik het lichaam niet bestaat omdat er geen afscheidingsgedachte is in het heilig ogenblik en wat de correctie vormt op het onheilige ogenblik waarin we geloven dat de afscheiding van God wel degelijk is gebeurd.
Het ego zorgt er dus heel goed voor dat
- we onbewust blijven,
- het zichzelf projecteert (wat een gedachte in de denkgeest is) op het lichaam en
- dat er een sluier van vergetelheid valt over de denkgeest zodat we geen enkele herinnering meer hebben dat we denkgeest zijn en het enige waar we ons bewust van zijn is dat er een lichaam is.
En het is het lichaam dat problemen heeft en het is het probleem van het lichaam dat moet genezen worden. En het is duidelijk dat vele religies en spiritualiteiten zich richten op het hele idee van genezing. Mensen spreken helende woorden uit. Er zijn boeken over genezing, helende eigenschappen van water, genezende handen. En niets hiervan is wat de Cursus bedoelt met genezing.
De waarde die een storing op het gebied van het lichaam heeft, of dit nu emotioneel is of fysiek, is dat het onze aandacht vraagt voor een probleem dat zich voordoet. En waar Jezus ons mee helpt om te herkennen is dat de wereld die we zien, het lichaam dat we voelen, het lijden dat we ervaren ‘een uiterlijk beeld is van een innerlijke toestand’ (T21.Inl.1:5).
Met andere woorden dat we het fysieke symptoom gebruiken als een middel om terug te keren naar het symptoom in de denkgeest. De wereld is ‘een uiterlijk beeld van een innerlijke toestand’, de innerlijke toestand die de verkeerde keuze is van de denkgeest voor het ego. Dat is de ziekte.
In het pamflet ‘Psychotherapie’ spreekt Jezus over ziekte en hij zegt hier dat een ziek lichaam de misvorming imiteert van een misvormde gedachte, die schuld is. (P.2.IV.2:6) Wanneer de denkgeest voor schuld kiest worden wij misvormd. Worden we onnatuurlijk. Dat is het probleem en dat is het symptoom.
Maar het ego was zo slim om dat symptoom te nemen, het te onderdrukken of het te ontkennen en heeft het dan naar buiten geprojecteerd zodat het nu in een lichaam zonder geest lijkt te zijn. En wanneer we onbewust zijn, dan is er geen enkele manier waarop wij kunnen oefenen om de kracht van de denkgeest om te kiezen te gebruiken en hierbij onschuld te kiezen boven schuld, de Heilige Geest boven het ego, vergeving boven aanval. De genezing betreft dus altijd de denkgeest en een andere genezing bestaat er niet.
Dus net zoals we kunnen zeggen dat er ‘geen rangorde naar moeilijkheid is bij wonderen’ kunnen we ook zoals de Cursus, zeggen dat er ‘geen rangorde in moeilijkheid bij genezing’ is want het zijn niet de talrijke symptomen die het lichaam schijnt te hebben die het probleem vormen en die om genezing vragen. Het is altijd en alleen de ene vergissing die we allemaal samen gemaakt hebben en die we individueel blijven maken door voor het ego te kiezen in plaats van voor de Heilige Geest.
Eens we het probleem definiëren als de beslissing van de denkgeest voor de schuld dan is de oplossing helder. Dit is de keuze van de denkgeest voor vergeving.
Maar zolang als we het probleem blijven zien op het niveau van het lichaam en dit niveauverwarring blijft geven zoals ik zonet heb besproken, dan is er geen hoop en zal er niets ooit genezen worden. Van zodra een probleem is genezen komt er weer een ander voor in de plaats. De ene ziekte is nog maar uitgeroeid op aarde of een andere steekt al weer de kop op. Er zullen in de wereld altijd problemen zijn zolang we blijven vasthouden aan ons geloof in schuld. Maken we ons geloof in schuld ongedaan dan blijft er niets langer over om te projecteren en daarom, zoals de Cursus zegt, is het lichaam genezen, niet zozeer omdat de symptomen verdwenen zijn, maar omdat onze beleving van de ziekte verdwijnt. Wanneer er geen schuld is, is er ook geen ziekte en is er alleen de vrede van God.




zaterdag 17 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 14 - God

 
Deze morgen zullen we het hebben over God. In andere opnames in deze serie heb ik het gehad over de Heilige Geest, over Jezus en ik dacht dat het wenselijk zou zijn wanneer we aan God Zelf ook de mogelijkheid geven om, als het ware, Zijn opinie te geven.
In feite zegt de Cursus vrij weinig over God ook al verschijnt het woord bijna op elke bladzijde, zo niet in elk deel van een hoofdstuk.
De belangrijkste uitspraak over God vind je terug in het werkboek waar Jezus zegt: Je zegt de woorden ‘God is’ en doet er dan het zwijgen toe.’ (W.d1.169.5:4), want uiteindelijk, wat is er dat je over God kan zeggen? Wanneer je zegt dat God iets is of wanneer je zijn eigenschappen of hoedanigheden begint te omschrijven, dan verlaag je Hem reeds omdat wanneer men God zou moeten definiëren dan zou je Hem moeten definiëren als perfecte Eenheid of Hij is perfecte Liefde of Hij is complete Heelheid. Maar dit zijn non-dualistische concepten en van zodra je zegt dag God iets is, dan is er een voorwerp en een eigenschap en dan verlaag je deze non-dualistische Eenheid, deze perfecte Eenheid, die de werkelijkheid is van God.
In feite het enige dat een Cursus in Wonderen over God zegt is: ‘God is’. Met andere woorden God is volmaakt ‘Zijn’. Al het overige in de Cursus wordt ons aangeboden als een correctie voor de fout genomen gedachten van het ego en, in de context over datgene waar we het deze morgen over hebben, onze onjuiste gedachten over God.
Er is dit mooie gebed in les 189 waar Jezus zegt om stil te zijn en alle gedachten die we hebben over iedereen en alles, inclusief God, ter zijde te leggen en eindigt met deze woorden: ‘vergeet deze wereld, vergeet deze cursus en kom met volkomen legen handen tot jouw God.’
De manier waarop we onze Schepper en Bron herinneren, de manier waarop we ons herinneren dat wij de liefdevolle verlenging zijn van Hem en van Zijn ene Wil is door het ongedaan maken van onze onjuiste opvattingen en in het benoemen van God hebben we er vele.
Wanneer we kijken naar officiële religies en in het bijzonder naar de typische Westerse religies zoals het Jodendom en Christendom, wanneer we denken aan de Bijbelse religies, dan zien we dat deze vol staan met onjuiste opvattingen over God. En in feite is het hele concept van God, de persoon God die men in de Bijbel terugvindt, niets meer dan een projectie van het onbewuste denksysteem in de denkgeesten van de schrijvers van de Bijbelse geschriften en natuurlijk ook alle mensen, door de eeuwen heen, die ze geschreven hebben en zich ermee hebben geïdentificeerd.
Er is een regel in de tekst (T18.VIII.1:5) waar Jezus zegt dat wij zelfs niet kunnen denken aan God zonder lichaam of in één of andere vorm die we denken te kunnen herkennen. En daarom, omdat we ons identificeren als lichamen denken we aan Hem als aan een lichaam of één of andere vorm van lichaam anders dan het onze, maar niettemin als een lichaam, een persoon en de Cursus neemt de Bijbelse taal over door te spreken over God als een Vader, Iemand die ons kent, Die van ons houdt, Die een plan heeft voor ons, maar dit is een beeldspraak die op symbolische wijze, in een vorm die voor ons makkelijk te begrijpen is, probeert de werkelijkheid van God uit te drukken en zeker wanneer we het hebben over God, de Vader, is dit een duidelijke verwijzing naar het feit dat we allemaal een vader hebben ook al is onze vader overleden of heeft onze vader ons verlaten, er is nog steeds een vader. We begrijpen dus het denkbeeld van ouder en kind en dus maakt de Cursus hier gebruik van om onze relatie tussen de Schepper en het Geschapene te begrijpen ook al is er uiteindelijk in de Hemel geen Schepper en Geschapene. (Je kan in een perfecte staat van Eenheid geen dualiteit hebben.)
Het idee dus aan God als Vader en Christus als Zijn Zoon, als Schepper en het Geschapene, als eerste Oorzaak en Gevolg, zijn allemaal symbolen die proberen een relatie te begrijpen die niet begrepen kan worden in ons dualistisch universum.
De manier dus waarop we beginnen te begrijpen Wie en Wat God is, is door het ongedaan maken van al deze belemmeringen in dit bewustzijn.
Met andere woorden, we praten hier over hetzelfde proces van de cursus dat we gebruiken en toepassen bij elke andere kwestie, de manier waarop we leren wat vergeving is, is door te herkennen wat vergeving niet is. De manier waarop we herkennen dat er een wereld voorbij deze wereld is, is door ons te realiseren dat hier niets is die we waarde kunnen verlenen en wat we willen.
Dus nogmaals, wanneer we het hebben over God dan hebben we het over een Werkelijkheid, onze Werkelijkheid van perfectie Liefde. Een werkelijkheid die niets te maken heeft met wat dan ook hier in deze wereld. Ze is onveranderlijk, kan niet veranderd worden , is eeuwig, maar uiteindelijk is dit allemaal waar het werkboek op het einde naar refereert als zinloze overpeinzingen en of we nu zinloos mijmeren over een denksysteem van het ego dat we niet echt kunnen begrijpen of een wereld die we niet echt kunnen begrijpen of een God die voorbij ons begrip ligt is allemaal een zinloze overpeinzing van iets wat we niet kunnen begrijpen.
Maar wat we wel kunnen begrijpen en wat Jezus regelmatig herhaalt in de Cursus is hoe we deze blokkades voor de aanwezigheid van liefde ongedaan kunnen maken, zoals in de inleiding wordt gezegd.
Wanneer deze blokkades van speciaalheid en schuld ongedaan zijn gemaakt is wat er overblijft deze perfecte Liefde en die perfecte Liefde is God.


vrijdag 16 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 29 - Kerstmis


 
Een interessant fenomeen van Een Cursus in Wonderen is dat bij het opschrijven van de Cursus door Helen het op verschillende momenten de periode was van een feestdag en dan in het bijzonder rond Kerst, Nieuwjaar en Pasen. En wanneer die tijd naderde en Helen aan het schrijven was , wanneer deze periode dichterbij kwam, dan betrok Jezus dit, onafhankelijk van welk belangrijk thema hij toen behandelde en dit zowel in het Werkboek als in de tekst, en voegde dit samen met het symbolische van deze periode.
Zoals bijvoorbeeld in het begin van hoofdstuk 20 waar je verwijzingen terugvindt naar Pasen (de eerste paragraaf van dit hoofdstuk noemt ‘De Goede Week’) en tegen Kerstmistijd zijn er twee plaatsen waar dit gebeurt. Eén keer in het Werkboek, les 303: ‘De heilige Christus is vandaag in mij geboren’ en bijna op het einde van hoofdstuk 15.
Ik wou nu
één van deze prachtige passage lezen die gerelateerd is aan Kerstmis.
Het is hoofdstuk 15, paragraaf XI, alinea 2:
Het teken van Kerstmis is een ster, een licht in de duisternis. Zie het niet buiten jezelf, maar stralend in de Hemel van binnen en neem het aan als teken dat de tijd van Christus is gekomen.’
Dit past heel mooi bij het thema van die paragraaf en dat hoofdstuk, dat de tijd van Christus werkelijk het heilig ogenblik is waarin geen offer is, waarin we tegen het ego kiezen en voor Jezus als onze leraar. En een belangrijk onderdeel van die keuze is herkennen dat er niets buiten ons is dat ons op één of andere manier zou kunnen raken; dat het licht van Christus niet iets is van buiten uit, dat de komst van Jezus in de wereld niet gezien moet worden als iets dat te maken heeft met de vorm of met de geboorte van een lichaam, maar dat de verschijningsvorm van dit grote symbool van de Liefde van de Hemel in wezen aanwezig is in onze denkgeest. Het is niet iets dat verschijnt en dan weer verdwijnt, maar de tijd van Kerstmis biedt ons de mogelijkheid ons te herinneren dat de tijd van Christus altijd aanwezig is. Het is er altijd, hier en nu.
Een belangrijk onderwerp van de Cursus is dat lineaire tijd een illusie is, er bestaat geen verleden en geen toekomst. Kerstmis is dus niet iets wat één keer, 2100 jaar geleden, heeft plaatsgevonden. Kerstmis is niet iets dat elk jaar weer komt als een tijd voor pakjes om te geven en te krijgen. Het staat echter als symbool voor het feit dat dit licht altijd schijnt in de duisternis van ons door het ego gevoede denken en de schaduw van de schuld die we werkelijk gemaakt hebben en die we projecteren op de wereld en op alle relaties in de wereld. Dat dit licht altijd straalt, dat de aanwezigheid van de Heilige Geest in onze denkgeest nooit weggegaan is.
En het is dus dit licht dat schijnt in de duisternis waar deze tijd ons doet aan herinneren. En naarmate we deze periode dus naderen - en alle drukte van Kerstmis en al het commerciële er omheen waar we allemaal nogal een afkeer van hebben - toch kunnen we deze Kersttijd gebruiken als een symbool voor de herinnering en als geheugensteuntje voor onszelf dat ondanks wat er zich in onze persoonlijke wereld afspeelt of in de wereld in het algemeen, dat dit licht altijd schijnt.
En er is niets, en dit is wellicht het belangrijkste aspect aan dit symbool, er is absoluut niets in deze wereld die dit licht van ons kan afnemen, behalve onze eigen keuze, onze eigen angst die denkt dat er een macht is groter dan de Hemel, dat er een macht is die groter is dan liefde en dat wij die macht zijn. Dat is de oorsprong van het geloof in de afscheiding, dit is het geloof in schuld, maar dit maakt allemaal deel uit van het bedrog van het ego.
De waarheid van deze kwestie is dat dit licht voor altijd blijft en nooit gedoofd kan worden door gelijk welke verkeerd genomen keuze.
Herhaaldelijk zegt de Cursus ons dat ons leven hier een droom is en dromen zijn geen werkelijkheid. En dus is het licht van Kerstmis, dat in onze denkgeest schijnt, het licht dat voorbij de droom ligt, het is de liefde die voorbij alle angst ligt, alle schuld, haat, pijn, lijden en dood die zo kenmerkend is voor onze wereld.
Deze tijd biedt ons dus een herinnering voor onszelf aan, ongeacht wat er ook gebeurt in onze persoonlijke wereld, dat we steeds die liefde, vrede en hoop van Kerstmis kunnen vinden. Het is de hoop die werkelijk een einde maakt aan de realiteit van ons wezen. Het is de hoop die ons zegt dat, ongeacht wat er gebeurd, er is altijd licht op het einde van de tunnel, er is altijd een licht die schijnt in de duisternis en het is dit licht die de ware betekenis is van Kerstmis.


donderdag 15 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 23 - Ideeën verlaten hun bron niet.




Het onderwerp van deze morgen is ‘ideeën verlaten hun bron niet’ (o.a. T26.VII.4:7)

Dit is een van de belangrijkste principes van Een Cursus in Wonderen. Het kan op twee niveaus begrepen worden. Het eerste niveau van ‘ideeën verlaten hun bron niet’ geeft de waarheid weer van de Verzoening, nl. dat de gedachte, zijnde de Zoon van God, nooit zijn Bron in de Hemel kan verlaten, wat wil zeggen dat de afscheiding van God nooit is gebeurd. Het is slechts een illusie of een nare droom.

‘Ideeën verlaten hun bron niet’ is ook van toepassing op de afgescheiden denkgeest. In de afgescheiden denkgeest verlaat elke gedachte die we hebben, zoals schuld of vergeving, de denkgeest niet al lijkt het erop dat zij de wereld in gaan, wat projectie (van de schuld)is of de uitbreiding (van de vergeving) uitdrukt.

Voor de doelstelling van deze bespreking hou ik mij nu enkel bezig met het denksysteem van het ego voor wat projectie betreft. ‘Uitbreiding’ is de term die de Cursus gebruikt voor het juist gerichte denken of voor het juiste gebruik van projectie.

Het ego vertelt ons dat de schuld in onze denkgeest werkelijk is, dat zij buitengewoon weerzinwekkend is en de enige manier waarop we vrede kunnen vinden is door te ontsnappen aan deze schuld door ons ervan te bevrijden door middel van projectie; dat we de schuld nemen die in onze denkgeest is, die naar buiten projecteren en haar op iemand anders plaatsen, met andere woorden: ideeën verlaten hun bron. De schuld in onze denkgeest kan zich naar buiten verplaatsen, terechtkomen op het lichaam van iemand anders waardoor onze aanvallen, oordelen of kritiek op hen gerechtvaardigd zijn. De schuld is dus in hen en niet in mij.

De waarheid echter is dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’. Dat wat er ook in de denkgeest is, in de denkgeest blijft want er is niets buiten de denkgeest. De stellingname dus dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’ is op het niveau van de gespleten denkgeest een andere manier om te zeggen dat er geen wereld is. Les 132 zegt immers: ‘Ik bevrijd de wereld van al wat ik haar heb toegedacht.’, waarmee Jezus verwijst naar dit belangrijke principe dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’ en vervolgt door te zeggen: ‘Er is geen wereld! Dit is de kerngedachte die de Cursus probeert te onderwijzen.’ (Wd1.132.6:2-3)
En, nogmaals, er is geen wereld omdat de gedachte van schuld, de afscheidingsgedachte in de denkgeest nooit zijn bron heeft verlaten en niet kan verlaten; eenvoudig dus: projectie werkt niet. Dit is een andere manier om een heel belangrijk verschil te begrijpen die we in de Cursus terugvinden – tussen de Cursus en andere disciplines en denksystemen van de huidige tijd, die het hebben over de eenmaking van geest, lichaam en ziel.
De denkgeest is niet in het lichaam. Het lichaam is in de denkgeest, want, nogmaals: ‘ideeën verlaten hun bron niet’. De geest zit niet gevangen in het lichaam, de geest komt bij de dood niet los van het lichaam, zoals vele mensen denken, omdat, nogmaals de denkgeest zich niet in het lichaam bevindt want ‘ideeën verlaten hun bron niet’. Dit principe kan niet genoeg herhaald worden. Het vormt de complete basis van het denksysteem waarop de Cursus is gesteund.

Het denksysteem van het ego is echter gesteund op het tegenovergestelde van dit principe, d.w.z. ideeën verlaten hun bron. De gedachte, zijnde de Zoon van God, kan zijn Bron in de Hemel verlaten en een zelf maken, een identiteit, een wereld en een vorm van liefde die tegengesteld is aan de Hemel. We hebben nu een begrensd, afgescheiden zelf in plaats van het ene Zelf als Christus. We kennen nu speciale liefde in plaats van de Liefde van God. We hebben afscheiding in plaats van eenheid en we hebben een wereld van lijden, pijn en dood in plaats van de eeuwigheid in de Hemel. Het ego zegt dus dat ideeën wel degelijk hun bron verlaten, de Heilige Geest spreekt dit tegen door middel van het Verzoeningsprincipe dat zegt: ‘ideeën verlaten hun bron niet.’

Gezien het ego gelooft dat de Zoon de Hemel heeft verlaten (en dat is uiteindelijk wat het ego is) beschermen we als het ware datgene wat we verworven hebben. We beschermen onze identificatie met het ego door het vanuit de denkgeest in het lichaam te plaatsen.

In het begin van hoofdstuk 18 heeft Jezus het over de eerste projectie van de vergissing, die de projectie is, de wereld in, van een afscheidingsgedachte en hiermee een wereld heeft gemaakt. Op een andere plek zegt Jezus dat de wereld een waansysteem is gemaakt door hen die gek geworden zijn van schuld. (T13.Inl.2:2).

Het enige wat de wereld is, is een projectie van een gedachte van schuld in de denkgeest, maar gezien die gedachte van schuld zich niet echt heeft voorgedaan (omdat ideeën hun bron niet verlaten) is er daarom niet alleen geen schuld, maar is er geen wereld.

In die herkenning en in die aanvaarding van dit heuglijke feit vinden we de basis voor de vergeving. Daarom leert Jezus ons in de Cursus dat we vergeven wat nooit is gebeurd.
Er is niemand buiten mij. Niet alleen is er niemand die mij gekwetst heeft door de vrede van God van mij af te nemen, er is niemand buiten mij die mij kan kwetsen want ‘ideeën verlaten hun bron niet’. En in die gedachte wordt verlossing gevonden en door het toepassen van deze gedachte in ons dagelijks leven is het dat Een Cursus in Wonderen wordt geleerd, toegepast en onderwezen.

woensdag 14 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 35 - De grabbelton van schuld




Het thema voor deze morgen is ‘de grabbelton van schuld’. Dit is een concept dat ik gedurig aan bespreek in diverse workshops en ik denk dat het een bruikbaar concept is in de zin van het in praktijk brengen van vergeving.

Waar dit beeld voor staat, de grabbelton van schuld, is dat we hier rondlopen met deze enorme tas over onze schouder, als een ego-kerstman. En in deze tas, deze grabbelton, zitten een hele hoop dingen waar we ons schuldig over voelen en dit zolang we ons kunnen herinneren tot de dag van vandaag.
Dit zijn zaken waar we naar grijpen, telkens we ervoor kiezen om ons te verdedigen tegen de waarheid van onze werkelijkheid, telkens we er voor kiezen om meer en meer juist gericht te denken en dat het deel, van ons ego, steeds banger wordt voor deze beslissing om niet langer dit individuele, afgescheiden, speciale zelf te zijn, we grijpen naar iets dat ons er doet aan herinneren dat het ego onze vriend is, dat het denksysteem van het ego onze identiteit is en aan al die verschillende speeltjes die het ego gebruikt, al die verschillende vormen in ons fysieke, lichamelijke leven hier in de wereld die dit denksysteem vertegenwoordigt en dit alles is ondergebracht in de grabbelton en wordt datgene waar we ons toe wenden voor hulp.

Op het einde van de laatste blokkade voor de vrede, bijna op het einde van hoofdstuk 19, wanneer we er bijna klaar voor zijn om door deze laatste sluier, de angst voor God, te gaan en te verdwijnen in de Aanwezigheid voorbij deze sluier, zegt Jezus ons dat dit het  ogenblik is dat we bang worden en zelfs doodsangst uitstaan (T19.D.6:2) en dat we onze ogen neerslaan bij de herinnering aan wat wij onze ‘vrienden’ hebben beloofd. En deze ‘vrienden’ zijn in wezen: zonde, schuld, angst en dood.

Wat in de grabbelton zit zijn alle uiterlijke verschijnselen van het denksysteem van zonde, schuld, angst en dood, het geloof dat onze afscheiding van onze Schepper en Bron wel degelijk is gebeurd. En daar grijpen we naar.

Het probleem nu, en dit is de moeilijkheid in het vergevings- en genezingsproces, is dat we ons wenden tot deze grabbelton wanneer we hulp nodig hebben, nogmaals om ons te verdedigen tegen dat wat we in werkelijkheid zijn: geest.
Wat zich in de grabbelton bevindt is niet zozeer van belang. Het is zelfs zo dat alles in deze grabbelton niet alleen een illusie is, maar het is een illusie die afleidt. Want nogmaals, het doel ervan is om ons weg te houden van de herinnering dat we geest zijn en dat we opnieuw kunnen kiezen.
De kwestie is dus niet wat er zich in de grabbelton bevindt, is niet datgene waarvan we denken dat het onze vrede verstoort. De kwestie is: waarom we ons tot deze grabbelton wenden.

In de paragraaf in de tekst die gaat over dissociatie (T10.II.1:5), direct in het begin van deze paragraaf, zegt Jezus ons dat het probleem niet ligt in wat we hebben gedissocieerd, maar in het feit dat we gedissocieerd, afgescheiden zijn. Wanneer we dit veralgemenen kunnen we zeggen dat het probleem zich niet bevindt in de grabbelton van schuld. Nogmaals alle verschillende gebeurtenissen waarover we ons schuldig voelen, waarom we ons afgescheiden voelen van liefde, waarom we boos zijn, we pijn lijden, we gelukkig zijn, alles dat ruikt naar onze speciale liefdes- of speciale haatrelaties. Het probleem is niet de vorm die de schuld aanneemt. Het probleem is waarom we in eerste instantie voor schuld kiezen, waarom we er weer voor kiezen om in de grabbelton te grijpen en, nogmaals, niet voor wat er in de grabbelton zit.

Een andere manier om hetzelfde te zeggen is: het probleem is nooit de vorm, het is altijd de betekenis.
Vorm heeft altijd te maken met gedrag, met iets uiterlijks.
Inhoud, betekenis heeft altijd te maken met de denkgeest. En in die gespleten denkgeest zijn er steeds twee kerngedachten:
-             het onjuist gerichte denksysteem van het ego: zonde, schuld, angst, oordeel, lijden, pijn, aanval en dood

-             en het juist gerichte denken of de juiste kerngedachte van de Heilige Geest: vergeving, het wonder, genezing, vrede en de terugkeer naar liefde.

En het probleem is de keuze die ons keuzemakend gedeelte in onze denkgeest maakt en niet de vorm die deze keuze aanneemt.

Wanneer we dus van streek zijn dan moeten we terugdenken aan les 5 van het werkboek die zegt: Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk. Ik denk dat ik van streek ben omwille van datgene wat zich in de grabbelton bevindt, voor hetgene wat jij mij gisteren hebt aangedaan, wat je vijf minuten geleden hebt gedaan, wat je mij vijftig jaar geleden hebt aangedaan, wat je mij zeventig jaar geleden hebt aangedaan, wat ik denk dat jij mij hebt aangedaan, wat ik denk dat je mij mogelijks zult aandoen.
Alles wat ik in deze wereld een oorzakelijke waarde geef, alles wat ik in de wereld zie als iets wat de macht heeft oorzaak te zijn van mijn onvrede of mijn geluk. Het probleem is dus niet wat ik denk dat mij onvrede geeft. Het probleem is waarom ik ervoor kies niet in vrede te zijn.
Alles komt dus neer op het doel, wat voortdurend het centrale thema is van Een Cursus in Wonderen: ‘waartoe dient het?’ (T24.VII.6:1)
Jezus zegt ons om voor alles in de wereld te vragen ‘Waartoe dient het?’ en te begrijpen dat het doel van iets ons zal helpen om te herkennen wat het probleem is.
Het doel is dus waarom ik mij tot de grabbelton wend, waarom ik ervoor kies dat er dingen in de wereld zijn die mij boos maken. Dat is de kwestie.
En ik grijp naar deze dingen zodat ik mij kan verstoppen achter het feit dat ik de verscholen zondaar ben. Ik ben degene die stiekem gekozen heeft tegen de liefde en ervoor gekozen heeft afgescheiden te zijn. En dus ga ik naar de grabbelton en verschuif ik de verantwoordelijkheid voor wat ik geloof dat ik gedaan heb naar dat wat de wereld mij aandoet en hoef ik hierbij geen rekening te houden met de vergissing die het keuzemakend gedeelte in mijn denkgeest heeft gemaakt, wat dus betekent dat ik het nooit kan corrigeren.

En wanneer ik het niet corrigeer is het niet mogelijk ooit uit deze hel te ontsnappen en terug te keren naar de Hemel.

dinsdag 13 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 22 - Projectie maakt waarneming



Het thema voor deze morgen is ‘projectie maakt waarneming’.

Dit is één van de meest essentiële principes in de Cursus. Het is zelfs zo belangrijk dat het herhaald wordt in de tekst. (T12V.3:5; T21.Inl.1:1) In zekere zin behelst het de kern van de poging van wat het ego ons laat doen en het begrijpen ervan brengt ons naar de kern van hoe de Heilige Geest deze poging van het ego ongedaan maakt.

Eén van de manieren om de kenmerken van de strategie van het ego duidelijk te maken of uit te leggen, is dat het ego probeert om ons onbewust te maken. De schrik van het ego is dat wanneer we terugkeren naar onze denkgeest, wanneer we ons bewust worden, we ons denken zouden veranderen en dat we onze oorspronkelijke keuze voor het ego, die het denksysteem is van het zijn van een individueel, speciaal en uniek wezen, een denksysteem waarmee we ons identificeren; (we zijn in die zin dus het ego geworden), dat dit denksysteem dus ongedaan wordt gemaakt eenvoudig door het veranderen van ons denken. En om er dus zeker van te zijn dat we ons denken niet zouden veranderen onderwijst het ego ons dat we onbewust (geesteloos, onbezield) zijn door het gedachtesysteem van het ego aan te nemen (afscheiding, zonde, schuld, angst of straf, lijden en dood), dit naar buiten projecteren en ons dan doet vergeten dat we dit geprojecteerd hebben. Het is zoals een sluier van vergetelheid of een ijzeren gordijn, een gordijn van geheugenverlies dat voor onze denkgeest neervalt en we hebben niet langer de herinnering  dat wat we buiten ons waarnemen iets is wat we binnen in ons hebben waargenomen. We denken dus dat wat we buiten ons waarnemen daar ook is en dit komt omdat we vergeten zijn dat projectie de waarneming maakt, dat we in eerste instantie, op het niveau van de denkgeest, kiezen welk denksysteem we zullen aanhangen: het denksysteem van afscheiding (afgescheiden belangen, schuld, aanval, oordeel) of het denksysteem van de correctie (het denksysteem van de gedeelde belangen, van vergeving, van het wonder). En datgene waarvoor we, in onze denkgeest, gekozen hebben om werkelijk te maken projecteren we en nemen dit dan buiten ons waar.

Ervan uitgaande dat ik gekozen heb voor het ego kies ik dus eerst voor dit denksysteem van schuld , projecteer ik dit naar buiten en zie daarom overal om me heen zonde en schuld, maar ik neem het buiten mij waar omdat ik het daar geprojecteerd heb, ik heb het daar geplaatst. Maar gezien ik vergeten ben dat ik het geprojecteerd heb, lijkt het nu, nogmaals, dat wat ik buiten mij zie er ook werkelijk is en heb ik niet langer de herinnering dat ik (een denk)geest ben.

En gezien we die herinnering dat we denkgeest zijn niet meer hebben, kunnen we dit, nogmaals, niet veranderen en wanneer we ons denken niet kunnen veranderen dan blijft de oorspronkelijke keuze van het ego voor altijd behouden, of schijnbaar voor altijd, en alle hoop is verdwenen.

De hoop die Jezus ons in de Cursus biedt ligt in de gedachte dat projectie waarneming maakt. Er is ontsnapping mogelijk aan de wereld die ik waarneem. Er is een uitweg voor het lichaam dat ik waarneem en ervaar, het lichaam dat altijd gekweld wordt door pijn, dat oud wordt en uiteindelijk sterft, een lichaam dat lijdt onder de verwondingen en aanvallen door anderen.

Hier is geen ontsnappen aan omdat we niet echt controle hebben over de wereld. We hebben wel de illusie dat we bepaalde dingen onder controle kunnen houden, maar het is duidelijk dat we niet de controle over alles hebben en we weten dat we in ieder geval geen controle hebben over de natuurwetten, over de wetten van het lichaam en de wetten van de dood.

Maar er is hoop wanneer we herkennen dat dit alles plaatsvindt in de denkgeest en dat dit nooit zijn bron verlaten heeft (dit is een logische gevolgtrekking in de Cursus die we op een andere keer zullen bespreken, nl. dat ideeën hun bron niet verlaten – T26.VII.4:7). Maar we herkennen nu dat, gezien projectie de waarneming maakt, wanneer ik mijn identiteit in mijn denkgeest verander dan zal dit ook mijn waarneming van de wereld veranderen. En in plaats van de wereld als een koude en wrede, vijandige plek te zien waarin ik kwetsbaar ben en, zoals de Cursus het zegt, overgeleverd ben aan krachten voorbij mijn controle (T19.IV.D.7:4) word ik er mij nu bewust van dat ik er wel degelijk controle over heb. Ik kan dan wel geen controle hebben over jouw lichaam of over mijn lichaam, maar ik heb wel degelijk controle over mijn denken, want nogmaals gezien projectie waarneming maakt is er nu iets aan te doen. In feite, hoofdstuk 21 die begint met de reeds aangehaalde regel ‘projectie maakt waarneming.’ zegt een paar regels verder in de eerste alinea, dat de wereld die je ziet een uiterlijke weergave is van een innerlijke toestand (T21.Inl.1:5) De wereld die je ziet is een uiterlijke weergave van een innerlijke toestand. En die innerlijke toestand is de keuze van je denkgeest en wanneer ik gekozen heb voor het ego dan is de wereld die ik buiten mij zie (de wereld die ik waarneem) een wereld van ego’s, aanval, afscheiding, zonde, schuld, angst, oordeel en uiteindelijk dood. Maar dit is zo omdat ik het daar geplaatst heb. Projectie maakt waarneming. Maar omdat ik het naar buiten heb geprojecteerd en in jou alle oordelen over mijzelf zie, al mijn gedachten van zonde en schuld, wat een afschuwelijk iemand ik ben omdat ik degene ben die mij afgescheiden heb van God en Zijn Liefde heb verraden en Zijn Aanwezigheid heb verlaten. En in plaats van jou hiervan te beschuldigen herken ik nu dat dit een projectie is van dat wat ik geloof en werkelijk heb gemaakt in mijn denkgeest.

Les 134 in het werkboek zegt wanneer je geneigd bent om iemand van iets te beschuldigen je moet stoppen en jezelf eerst afvragen: “Wil ik mezelf hiervan beschuldigen?”
Gezien projectie waarneming maakt beschuldig ik jou van dat waar ik heimelijk mezelf van beschuldig. Maar wanneer ik die projectie kan omkeren  (wat de functie is van het wonder), ik breng die projectie terug naar mijn denken (denkgeest) dan is wat ik naar buiten had gebracht op jouw lichaam of op dat van mijzelf en ik breng dit terug naar mijn denkgeest, dan herinner ik mij opnieuw dat ik een denkgeest heb. Ik wordt bewust in plaats van onbewust en ik kan dus nu mijn denken veranderen. Daar is het waar de hoop ligt en ‘projectie maakt waarneming’ is de manier waarop ik die keuze kan maken omdat dit mij helpt begrijpen wat mijn ego gedaan heeft.

Het wonder neemt datgene wat ik buiten mij heb geplaatst, brengt het opnieuw terug naar binnen in mijn denkgeest waar ik er nu naar kijk en vanwaar ik het nu kan beoordelen door de ogen van Jezus in plaats van door de ogen van het ego en het daardoor kan laten gaan.

maandag 12 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 21 - Dagelijkse toepassing van Een Cursus in Wonderen




Deze morgen verlaten we even de metafysische kwesties die we anders bespreken in deze opnames en richten ons nu meer op de praktische toepassing van wat het betekent om student te zijn van Een Cursus in Wonderen en wat het betekent om in ons dagelijks leven de principes van vergeving toe te passen.

Ieder van ons wordt geconfronteerd met ontelbare dingen en van sommige denken we dat ze groot zijn, andere zijn dan weer klein, maar dingen die ons gedurende de dag, om nog maar niet te spreken van de dingen in ons leven, ten top drijven of die ons in de war brengen en die onze vrede verstoren. En dit kan gaan van onbelangrijke dingen, zoals bijvoorbeeld op de snelweg rijden en iemand snijdt je de pas af of we staan aan de expreskassa waar je 10 artikelen mag afrekenen, degene voor je heeft dertien en een halve artikelen en we merken dat dit ons boos maakt.
Of het gaat om dingen die aangrijpender zijn; we raken onze baan kwijt en hebben hier geen fout aan; wij moeten de hypotheek afkorten of de auto afbetalen; van een geliefde hebben we zo juist gehoord dat hij of zij kanker heeft of er is ons gezegd dat wijzelf kanker hebben; we luisteren naar het nieuws en horen dat een derde wereldoorlog om de hoek schuilt of we horen van de ineenstorting van de financiële markt wat de financiële ondergang betekent voor onze families.
Al dit soort dingen waarmee we geconfronteerd worden, gezondheidskwesties, gezondheidskwesties van onszelf of zij nu groot zijn, als kanker, zoals ik zo juist vernoemd heb of ik ben niet blij met hoe ik eruit zie; ik ben niet blij met deze extra rimpel; ik vind het niet fijn dat ik een aantal kilo’s ben aangekomen. Wat het ook mag zijn doet er niet toe.

Wanneer Jezus ons zegt dat een lichte steek van ergernis hetzelfde is als een intense woede dan zegt hij hiermee dat er geen rangorde is in illusies, wat de eerste wet van de chaos tegenspreekt. (Hij legt hiermee ook uit waarom er geen rangorde in moeilijkheid is bij wonderen, wat het eerste principe van wonderen is.) Het is omdat elk probleem hetzelfde is, wat betekent dat elk probleem op dezelfde manier moet opgelost worden.

En wat Jezus, als meester-psycholoog, in deze Cursus doet (en zijn onderricht leunt sterk aan tegen de leringen, en dan vooral van het ego, van het grote genie Freud) is dat hij ons helpt te begrijpen wat motivatie is, wat een andere manier is van praten van een doel.
Met andere woorden waarom wij van streek raken daar is een reden voor. Ongeacht of ik nu net gehoord heb dat ik kanker heb of ik heb een splinter in mijn vinger of iemand snijdt mij de pas af op de weg. Ongeacht de schijnbare omvang of kleinheid van het probleem dat zich voordoet, er is nog steeds een keuze in mijn denkgeest die mij beïnvloedt hierdoor geraakt te worden. En dat is het sleutelbegrip.
Wat er ook maar rondom mij gebeurt is, nog steeds, geen reden om de liefde en de vrede van God, die in mijn denkgeest is, op te offeren. Zoals in les 34 staat: ik kan altijd in plaats hiervan vrede zien. (Wd1.34) Ik kan, ongeacht wat er in mijn leven gebeurt, ongeacht wat er omgaat in de wereld, in vrede zijn en dit is het wat helpt.
Eens ik dit principe begrijp, wat de kern vormt voor vergeving, kan ik het oefenen en het telkens en elke keer dat ik van streek raak, toepassen.

We zijn echter geneigd om sommige problemen ernstiger dan andere te nemen, problematischer dan andere, minder makkelijk op te lossen dan andere. En inderdaad, wanneer je naar de wereld kijkt, maar dan wel vanuit het perspectief van de wereld, lijkt dat inderdaad zo te zijn.

Maar wat betekent dit voor een denkgeest die de macht heeft om te kiezen, die de macht heeft om te kiezen voor het oordeel van het ego of voor de visie van de Heilige Geest (de Cursus zegt: of visie of oordeel is jouw keuze, maar nooit beide, (T20.V.4:7)  je moet het ene of het andere kiezen).

Dus wat betekent dit voor ons, die weten dat we een denkgeest zijn - want daar gaat het om -wanneer ik door iets in de wereld van streek geraak dan komt dit alleen omdat ik in mijn denkgeest ervoor gekozen heb om dat iets, die persoon, die situatie de macht te geven om mij van streek te maken.

Gezien de Cursus onderwijst, en hier sluit de metafysische fundering aan bij de praktische toepassing, dat er letterlijk niets is wat buiten onze denkgeest bestaat – ideeën verlaten hun bron niet (een thema waar in een ander praatje dieper zal worden op ingegaan). En wanneer ideeën hun bron niet verlaten is er ook geen uiterlijke wereld. De afscheidingsgedachte, en het denksysteem dat eruit is voortgekomen, heeft de denkgeest nooit verlaten, wat betekent dat er niets ‘buiten’ mijn denkgeest is dat mij in de war kan brengen. Maar er is wel een keuzemakend deel in mijn denkgeest die ervoor kan kiezen om van streek te zijn.

En als we ervoor kiezen om van streek te zijn – hier heb je opnieuw de kwestie van de motivatie – kiezen we om van streek te zijn omdat dit de Liefde van God voor ons weghoudt.
Dat is hetgene wat het bewustzijn, de ervaring van de herinnering aan Gods Liefde weghoudt en die in ons juist gerichte denken bijgehouden wordt door de Heilige Geest. En wanneer ik mij niet bewust ben van die Liefde en mij er niet mee identificeer dan blijft mijn individuele, speciale, unieke zelf intact.
Het is dus het verlangen om dit zelf te behouden, dit individuele, speciale zelf, tegen de indringing, de indringing van de Liefde van God waarin geen ‘ik’ bestaat en waarin geen bestaan is van een afgescheiden zelf, het is dit verlangen dat mij ertoe leidt alles te doen om die liefde van mij af te houden.
Ik heb er dus in eerste instantie voor gekozen om het probleem van de schuld in mijn denkgeest te hebben, om dit vervolgens naar buiten te projecteren en dan ervoor te kiezen een wereld te maken, zowel collectief als individueel, een wereld waarin continu een bron voor problemen is die mij voortdurend raken en mijn vrede treffen. En ik geloof, gezien ik niet weet dat ik hiervoor een denkgeest heb, dat het dit is wat mij van streek maakt of dat dit hetgene is wat mij gelukkig maakt.

De praktische manier dus om met problemen om te gaan is door er bewust van te worden dat het probleem is dat ik geloof dat er een probleem is. Dat is het probleem en niet de vorm van het probleem, maar dat ik geloof, dat mijn denkgeest gelooft dat er een probleem is.

Het is in die herkenning dat verlossing komt en het is deze herkenning, die het heilig ogenblik is, die het doel vormt van Een Cursus in Wonderen.

zondag 11 januari 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 20 - Vragen aan de Heilige Geest




Een belangrijk thema van Een Cursus in Wonderen, in verband met de toepassing ervan, is het vragen om hulp aan de Heilige Geest.

In een andere opname heb ik besproken wie de Heilige Geest is, namelijk dat Hij symbool staat voor ons juist gerichte denken.

In de Cursus wordt Hij omschreven als ‘de Stem namens God’. Hij wordt ook omschreven als zijnde onze Leraar, degene naar Wie wij ons kunnen richten wanneer we gevangen zitten in ons ego. Daarom dacht ik dat het belangrijk is te bespreken wat het voor Een Cursus in Wonderen betekent om de Heilige Geest om hulp te vragen. Wat betekent het om tot Hem te bidden.

Zoals velen onder ons wellicht weten is het tweede pamflet dat Helen Schucman neergeschreven heeft ‘Het Lied van het Gebed’. Het eerste was ‘Psychotherapie’. En Het Lied van het Gebed is eigenlijk een jaar na de publicatie van de Cursus door Helen geschreven. De Cursus is in 1976 gepubliceerd, het pamflet werd geschreven in de herfst van 1977. Aanvankelijk is het geschreven door Helen, of neergeschreven door Helen, als een reactie op wat reeds was gebeurd in kringen rond Een Cursus in Wonderen, namelijk dat studenten in de war waren omtrent drie essentiële vlakken van het onderricht van de Cursus met name:  gebed, vergeving en genezing.

In deze opname bespreek ik enkel het gebed.

Eén van de hoofdthema’s van het eerste hoofdstuk van Het Lied van het Gebed gaat, nogmaals, over wat het betekent om tot de Heilige Geest te bidden voor hulp. Wat lijkt te gebeuren met studenten van Een Cursus in Wonderen, en meestal in het begin van hun studie van de Cursus (ook al kan die eerste fase maar blijven doorgaan …), is dat zij de Heilige Geest om specifieke hulp vragen zoals welke job zal ik nemen, moet ik deze relatie wel aangaan, moet ik deze relatie veranderen, moet ik uit deze relatie stappen, moet ik stoppen met deze relatie. Het gaat zelfs zo ver dat men vraagt waar men zijn auto zal parkeren, wat zal ik vandaag aantrekken, welk gerecht zal ik bestellen in het restaurant, enz., enz. .

Het doel van dit pamflet was Jezus’ manier om deze misvatting, van dat wat de Cursus bedoelt met ‘vragen aan de Heilige Geest’, te corrigeren.

In het tweede hoofdstuk van Het Lied van het Gebed heeft Jezus het over het misverstand omtrent vergeving en noemt dit ‘vergeving-ter-vernietiging’.
En alhoewel hij deze specifieke term, om hulp te vragen of te bidden, niet gebruikt, kan men toch zeggen dat er op de eerste bladzijden van het pamflet duidelijk gewezen wordt dat de Heilige Geest om hulp vragen, of Jezus om hulp vragen, is ‘vragen-om-vernietiging’ of ‘bidden-om-vernietiging’, wat wil zeggen dat het hele idee om iets specifieks te vragen betekent dat we hiermee het egodenksysteem juist versterken, terwijl we in feite proberen het ongedaan te maken door om hulp te vragen.
Met andere woorden, wanneer wij denken dat we een specifiek probleem hebben en dat we daarvoor een specifiek antwoord nodig hebben van de Heilige Geest is wat we eigenlijk aan het doen zijn op een arrogante manier denken te weten wat het probleem is, iets wat altijd één of andere uitdrukking is van de fysieke wereld en onze fysieke of psychische ervaringen in de fysieke wereld, en dan vragen dat de Heilige Geest ons antwoord geeft in die vorm die wij nu juist gemaakt hebben of bedacht.
Zoals Jezus eens in een persoonlijke boodschap tegen Helen zei dat een dergelijke vraagstelling is proberen om zijn liefde inschikkelijker te maken, zijn liefde naar de hand zetten door het een specifieke vorm te geven.

Wat de Cursus dus echt bedoelt met de Heilige Geest om hulp vragen is dat we Hem vragen te helpen om het werkelijke probleem ongedaan te maken. Het echte probleem die de keuze was van onze (denk)geest om ons te verbinden met het ego in plaats van met Hem. De beslissing van de denkgeest om ons te identificeren met het denksysteem van afscheiding, schuld en aanval van het ego in plaats van met het denksysteem van vergeving, het wonder en de genezing van de Heilige Geest.

Dus wat het vragen werkelijk wil zeggen is dat wanneer we ons bewust worden van onze oordelende gedachten, wanneer we ons bewust worden van, of angstig worden van gelijk wat in deze wereld, of we zijn opnieuw in de val getrapt van het ego-web van speciaalheid, dat we dan zo snel mogelijk ons opnieuw wenden tot het keuzemakende gedeelte in onze denkgeest, herkennen dat onze gevoelens van ongemak en onrust afkomstig zijn van onze onjuist gerichte keuze en dat we opnieuw kiezen.

De Heilige Geest of Jezus om hulp vragen wil dus zeggen: vragen om ons te helpen dat we ons herinneren wie we zijn, dat we ons herinneren wie de echte Leraar is, dat we ons herinneren welk denksysteem ons verlost in plaats van ons steeds dieper te vestigen in het denksysteem van de hel van het ego.

Met andere woorden, zoals vroeg in de tekst, in verband met gebed, waar Jezus zegt dat het enige betekenisvolle gebed het gebed voor vergeving is, omdat we alles hebben. (T3.V.6:3) Waar hij dus naar verwijst is dat we niet moeten vragen om iets. We hoeven zelfs niet te vragen voor specifieke hulp voor specifieke problemen want we hebben reeds alles wat we nodig hebben, we hebben immers de Liefde van God.
Vragen om hulp is dus vragen om herinnerd te worden aan dit alles wat we hebben en beroep te doen op de Leraar Die ons leert dat er verder niets te vragen is omdat Zijn Liefde alles is wat we ooit willen of nodig hebben of verlangen.