donderdag 29 november 2018

Les 72 – Grieven koesteren is een aanval op Gods verlossingsplan (deel 1).


In deze les heeft Jezus het voor een groot deel over het lichaam. Niet het lichaam maar ons geloof erin is het probleem want het lichaam dient als verdediging voor de bron, namelijk de schuld in onze denkgeest.

(1:1) Hoewel we hebben vastgesteld dat het verlossingsplan van het ego het tegendeel is van dat van God, hebben we nog niet benadrukt dat het een actieve aanval is op Zijn plan en een doelbewuste poging dat te vernietigen.

Wanneer we bij ons oordelen en vasthouden aan grieven deze ‘doelbewuste poging’ onmiddellijk zouden ervaren, zouden we er ook gelijk mee ophouden. Het ego scheidt echter oorzaak af van het gevolg. Zo zijn we niet bewust wat we in feite aan het doen zijn en blijven hiermee doorgaan. Jezus haalt in de tekst hetzelfde punt aan daar waar hij het venijn van een speciale relatie bespreekt en we lezen dat we hiermee niet enkel het vergevingsplan van God teniet doen, maar we bovendien God Zelf vernietigen:

Als je de speciale relatie als een triomf over God zou zien, zou je die dan willen? Laten we niet denken aan haar angstaanjagend karakter, noch aan de schuld die ze onvermijdelijk met zich brengt en evenmin aan de droefheid en eenzaamheid. Want dat zijn slechts kenmerken van de hele afscheidingsreligie en van de algehele context waarin die gedacht wordt voor te komen. Het centrale thema in haar litanie aan het offer is dat God moet sterven opdat jij kunt leven. En juist dit thema wordt in de speciale relatie uitgespeeld. (T. 16. V. 10:1-5)

Het is van essentieel belang dat wij de gevolgen herkennen van onze oordelen. Ertegen kiezen zou anders geen enkele betekenis hebben.

(1:2) Bij die aanval worden God de eigenschappen toegedicht die feitelijk eigen zijn aan het ego, terwijl het ego de eigenschappen van God schijnt aan te nemen.

Dit is een heel belangrijk thema in Een Cursus in Wonderen. Het helpt ons te begrijpen waarom de wereld zo’n afschuwelijk beeld van God heeft gemaakt: de vernietiger, wreker, bestraffer, scheidsrechter van de speciaalheid, enz.

We projecteren onze onbewuste gedachten die we over onszelf hebben en zien ze nu in God aanwezig. We hebben dit in de vorige les besproken waarbij we de weerlegging uit de tekst hebben geciteerd over de onmogelijkheid om God niet als een lichaam waar te nemen eens wij onszelf ervaren in een lichaam – projectie maakt perceptie. Het is niet alleen ons geloof in een lichaam dat we op God projecteren maar tevens het onderliggende denksysteem van zonde, schuld en angst. Gegeven de onveranderlijke aard van dit fundamentele principe van de denkgeest, nogmaals, projectie maakt perceptie, kan het niet zo zijn dat we onze onbewuste kenmerken van zelfzucht en haat niet zouden projecteren op onze Schepper. In de volgende beelden van de zon en de zonnestraal, de oceaan en de rimpelingetje op het water, wordt God door dit kleine zelf waargenomen als het monster:

In zijn verbazingwekkende arrogantie heeft dit nietige zonnestraaltje besloten de zon te zijn en roept dit nauwelijks waarneembare rimpelingetje zichzelf uit tot oceaan. Denk je eens in hoe alleen en angstig deze kleine gedachte is, deze oneindig kleine illusie, die zichzelf afgezonderd houdt tegenover het universum. De zon wordt de ‘vijand’ van het zonnestraaltje en wil het verslinden en de oceaan jaagt het rimpelingetje angst aan en wil het verzwelgen. (T. 18. VIII. 3:4-6)

Bovendien is het ook zo dat, wanneer we een ander principe van het ego van de een of de ander volgen, wat eens God was nu wij geworden zijn. Wij, het afgescheiden en autonoom ego-zelf, zijn nu de scheppers geworden. We zullen op deze fundamentele dynamiek van het ego later in het werkboek nog terugkomen.

(2) De fundamentele wens van het ego is Gods plaats in te nemen. In feite is het ego de fysieke belichaming van die wens. Want het is die wens die de denkgeest met een lichaam schijnt te omgeven, hem afgescheiden en geïsoleerd houdt en niet in staat de denkgeest van anderen te bereiken, tenzij via het lichaam dat werd gemaakt om hem gevangen te houden. De beperking van communicatie kan niet het beste middel ter uitbreiding van communicatie zijn. Toch wil het ego jou doen geloven dat dit wel zo is.

Dit zijn ondubbelzinnige uitspraken over de basiseigenschappen van het ego, zijn verlangen om autonoom, onafhankelijk en vrij te zijn en dan te geloven dat het deze onmogelijkheid heeft volbracht!  Het lichaam, de fysieke belichaming van die wens (van het ego), is nu de vervanging van God en staat op zichzelf. In de tekst leert Jezus ons dat het lichaam een beperking van de liefde is (T. 18. VIII. 1:2). Nochtans is in de Cursus communicatie het lied van de onbegrensde liefde die de Vader en de Zoon voor elkaar zingen, een lied van perfecte eenheid en vereniging. Het lichaam houdt die werkelijkheid afgescheiden van ons bewustzijn.  De passage uit ‘De kleine tuin’ benoemt ook dit idee dat het lichaam ons afgescheiden houdt van God, uit zoals we in deze representatieve passage kunnen zien:

God kan niet in een lichaam komen, noch kun jij je daar met Hem verbinden. Het zal altijd lijken alsof een beperking van liefde Hem buitensluit en jou van Hem gescheiden houdt. Het lichaam is een nietig hekje rond een klein deel van een glorierijk en compleet idee. Het trekt een cirkel, oneindig klein, rond een minuscuul segment van de Hemel dat zich van het geheel heeft afgesplitst en het verkondigt dat jouw koninkrijk daarbinnen ligt, waar God geen toegang vindt. (T. 18. VIII. 2:3-6)

In de volgende twee alinea’s legt Jezus uit dat wanneer we aan grieven vasthouden dit altijd tegenover een lichaam is. Dit verwijst naar het idee van les 161 dat zegt dat haat specifiek is. Wanneer ik wil haten dan moet er een lichaam buiten mij zijn die gehaat kan worden. Jezus helpt ons met de bewustwording dat onze grieven samengaan met lichamen, het tegenovergestelde van onze identiteit als geest:

(3) Ook al is de poging om de beperkingen te handhaven die een lichaam tracht op te leggen hier overduidelijk, het is misschien niet zo duidelijk waarom grieven koesteren een aanval is op Gods verlossingsplan. Maar laten we eens het soort zaken onder de loep nemen waarom jij geneigd bent grieven te koesteren. Zijn ze niet altijd verbonden met iets wat een lichaam doet? Iemand zegt iets wat jou niet aanstaat. Hij doet iets wat jou ergert. Hij ‘verraadt’ zijn vijandige gedachten door zijn gedrag.

Herinner je de rol die het lichaam speelt in het plan van het ego om de Zoon van God geestloos te houden. Het is niet alleen de bewering van het ego dat de afscheiding daadwerkelijk is gebeurd, maar is bovendien de hoop dat het lichaam van iemand anders een veilige schuilplaats vormt voor onze schuld. Dus dwalen de ogen van onze lichamen gemeen rond in hun wereld klaar om het eerste het beste bewijs aan te grijpen dat onze broeder de zondaar is en ons onschuldig achterlaat, vrij van elke vorm van bedreiging van straf. Onze broeder ‘zegt iets wat (ons) niet aanstaat’ omdat wij willen dat hij iets zegt dat ons niet aanstaat.  Dit betekent niet dat wij niet verantwoordelijk zijn voor wat hij zegt, maar we zijn wel degelijk verantwoordelijk voor onze interpretatie van wat hij gezegd heeft. Met andere woorden, wij willen dat de vijandigheid, die op onszelf gericht is, in iemand anders is en geven zo ‘de hongerige honden van de angst’ (T.19. IV. A. 15:6) van het ego vorm:

De boodschappers van de angst krijgen nors de opdracht schuld op te sporen, ieder greintje kwaad en zonde dat ze kunnen vinden te koesteren en op straffe des doods niets ervan te verliezen en het eerbiedig voor hun heer en meester neer te leggen. … De boodschappers van de angst worden door een schrikbewind afgericht en ze beven wanneer hun meester ze oproept hem te dienen. … Zijn boodschappers sluipen schuldbewust weg in hun hongerige zoektocht naar schuld, want hun meester hongert ze uit, laat ze verkleumen en maakt ze heel vals en vergunt ze alleen zich tegoed te doen aan wat ze naar hem hebben teruggebracht. Geen enkele flinter schuld ontsnapt aan hun hongerige ogen. En in hun bloeddorstig zoeken naar zonde storten zij zich op elk levend wezen dat ze zien en slepen het schreeuwend voor hun meester om te worden verslonden. … Want ze zullen je berichten brengen van botten, vel en vlees. Hun is geleerd naar het bederfelijke op zoek te gaan en terug te keren met de strot vol bedorven en verrotte dingen. Voor hen zijn dergelijke dingen prachtig, want ze lijken hun knagende, razende honger te stillen. (T. 19. IV. A. 11:2; 12:3,5-7; 13:2-4)

(wordt vervolgd)

dinsdag 27 november 2018

Les 71 - Alleen Gods verlossingsplan zal werken – deel 3


(8:3-6) Laat het tweede deel je niet gedeprimeerd of boos maken; het is inherent aan het eerste. En in het eerste deel ligt jouw volledige bevrijding van al je eigen waanzinnige pogingen en dwaze plannen om jezelf te bevrijden. Ze hebben geleid tot depressie en kwaadheid; maar Gods plan zal slagen. Het zal tot bevrijding en vreugde leiden.

Boosheid en depressie steken nog hun kop op omdat we nog steeds dingen op onze manier willen doen. We voelen ons angstig of depressief in plaats van ons naar binnen te keren en Jezus om hulp te vragen om de gedachten die leiden naar deze onplezierige gevoelens ongedaan te maken. We kiezen er voor om deze gedachten te bedekken en geven liever toe aan speciale relaties. Het is de bron van alle verslavingen. Het lijden is groot en in plaats van terug te keren naar de bron van al onze ellende, gebruiken we iets van buiten af om de pijn te verlichten. Wanneer we Een Cursus in Wonderen in praktijk willen brengen moeten we ons realiseren dat het plan van het ego niet werkt. Blijven vasthouden aan het geloof dat het ons geluk en opluchting zal brengen is een garantie voor het voorbestaan van pijn al zal ze in andere en verschillende vormen verschijnen.

De volgende alinea zegt ons aan God te vragen wat we moeten doen. We moeten echter wel weten dat Jezus niet letterlijk bedoelt dat God ons een antwoord geeft. Later in het werkboek wordt zelfs gezegd dat God deze woorden niet begrijpt, noch dat hij onze gebeden beantwoordt (zie les 184). 

Maar Jezus spreekt tot ons in een taal die we kunnen begrijpen en die ons troost biedt:

(9:1-5) Laten we met dit in gedachten de rest van de langere oefenperioden eraan wijden God te vragen Zijn plan aan ons kenbaar te maken. Vraag Hem heel specifiek:

Wat wilt U dat ik doe?
Waarheen wilt U dat ik ga?
Wat wilt U dat ik zeg en tegen wie?

Er zijn andere plaatsen in Een Cursus in Wonderen waar Jezus zegt dat God met woorden aanroepen geen enkel effect heeft. Zoals bijvoorbeeld in het Handboek voor Leraren in ‘de rol van woorden bij genezing’:

God verstaat geen woorden, want die zijn gemaakt door afgescheiden denkgeesten om hen in de illusie van afgescheidenheid te houden. Woorden kunnen behulpzaam zijn, vooral voor de beginner, om je te helpen concentreren en het gemakkelijker te maken irrelevante gedachten buiten te houden of op zijn minst te beheersen. Laten we echter niet vergeten: woorden zijn slechts symbolen van symbolen. Ze zijn daarom dubbel van de werkelijkheid verwijderd. (H. 21.1:7-10)

Bovendien maakt Jezus het in de inleiding van Het Lied van het Gebed duidelijk dat vragen om welbepaalde dingen gelijkstaat met de omschrijving van het principe van het ego van vergeven-tot-vernietigen, ‘vragen-om-vernietiging’. Zoals in de volgende passages wordt uitgelegd versterken we, wanneer we om welbepaalde dingen vragen, het schaarsteprincipe waar het ego in gelooft (voorwoord van Een Cursus in Wonderen, p. xi) ‘gevoelens van zwakte en ontoereikendheid’:

Het geheim van het ware gebed is de dingen te vergeten die jij meent nodig te hebben. Vragen om iets specifieks is nagenoeg hetzelfde als naar zonde kijken en die dan vergeven. Eveneens op dezelfde manier zie je in gebed voorbij aan je specifieke behoeften zoals jij die ziet en geef je ze over in Gods Handen. Daar worden ze jouw geschenken aan Hem want ze vertellen Hem dat jij geen andere goden voor Zijn aangezicht wilt, geen andere Liefde dan de Zijne. Wat kan Zijn antwoord anders zijn dan jouw herinnering van Hem? Kan dat worden geruild voor een beetje te verwaarlozen advies over een probleem van heel korte duur? God antwoordt louter voor de eeuwigheid. Maar toch zijn alle kleine antwoorden hierin vervat. (L. 1. I.4)

Maar aangezien we nog steeds ‘onzeker zijn over onze Identiteit’ zegt Jezus ons in deze les dat we in feite God om specifieke dingen moeten vragen omdat hij antwoordt in verschillende stadia van onze groei, op de verschillende treden van ´de ladder van het gebed´, titel van een hoofdstuk uit het Lied van het Gebed:

Gebed kent begin noch eind. Het is deel van het leven. Maar het verandert wel van vorm en groeit door wat je leert tot het zijn vormloze staat bereikt en in totale communicatie met God versmelt. In zijn vragende vorm hoeft het geen beroep te doen op God of zelfs maar geloof in Hem in te houden en vaak is dat ook niet het geval. Op deze niveaus is gebed slechts een verlangen vanuit een gevoel van schaarste en gemis.
Deze vormen van gebed of vragen-uit-nood gaan altijd gepaard met een gevoel van zwakte en ontoereikendheid en kunnen nooit zijn voortgebracht door een Zoon van God die weet Wie hij is. Niemand die zeker is van zijn Identiteit kan in deze vorm bidden. Maar evenzeer geldt dat iemand die onzeker is over zijn Identiteit kan nalaten op deze manier te bidden. (L. 1. II. 1:1-2:3)
We moeten echter als studenten voorzichtig zijn dat wij uitspraken als deze niet uit de context van Een Cursus in Wonderen halen. Dit is een cursus in het ongedaan maken van de oorzaak – de beslissing voor de afscheiding door de denkgeest – en niet in het wijzigen van het gevolg hiervan: de specifieke dingen van ons dagelijks leven. In Een Cursus in Wonderen leidt Jezus ons in het bestijgen van de ladder daar waar afscheiding ons naar beneden trekt (T. 28. III. 1:2). We beginnen onze beklimming aan de onderste trede. De trede weerspiegelt onze omhelzing van het dualistische denksysteem van het ego van zonde, schuld en angst en van de werkelijkheid van de materiële wereld. Op dit niveau is het onvermijdelijk om God niet als een lichaam waar te nemen:

Kun jij die jezelf in een lichaam ziet jezelf kennen als een idee? Alles wat jij ziet vereenzelvig je met uiterlijkheden, met iets buiten zichzelf. Je kunt niet eens denken aan God zonder een lichaam of in een of andere vorm die je denkt te herkennen. (T. 18. VIII. 1:5-7)

Dit goddelijke lichaam, gemaakt naar ons beeld en gelijkenis, het symbool van ons geloof in zonde, schuld en angst, wordt door onze ego’s waargenomen als een wraakzuchtige en bestraffende God geobsedeerd om te vernielen. Dus corrigeert Jezus, als onze lieve oudere broer, deze beangstigende mythe door ons te voorzien van een meer vriendelijke, een vergevende illusie waar God – nog steeds waargenomen als een lichaam – met liefde attent is voor onze behoeften eerder dan ons ervoor te straffen. En eens we samen met de Heilige Geest als onze Gids hoger op de ladder van het gebed komen herkennen we de illusionaire aard van deze mythe en gaan eraan voorbij naar de liefde die voorbij deze ‘wereld van symbolen’ is:

Er is een kracht gekomen, volkomen onbegrensd, niet om te verwoesten maar om het zijne te ontvangen. … Verwelkom de kracht die vergeving overstijgt en voorbij de wereld van symbolen en beperkingen ligt. (T. 27. III. 7:2, 8)

(9:6-7) Vertrouw Hem de volledige leiding over de rest van de oefenperiode toe en laat Hem je vertellen wat er volgens Zijn plan voor jouw verlossing door jou moet worden gedaan. Hij zal antwoorden in evenredigheid met je bereidwilligheid Zijn Stem te horen.

Het is onze bereidwilligheid om Zijn Stem te horen die ons zal toelaten die ook te horen. Het is onnodig te zeggen dat Jezus het niet heeft over een stem die letterlijk tot ons spreekt met specifieke woorden maar over een ervaring van de Liefde van God die in komt wanneer we menen dat het alleen de Liefde van God is die ons geluk zal brengen iets wat de speciale liefde van het ego niet kan en niet doet. Deze passage uit het Handboek voor Leraren zegt het zo, als voortzetting op de vorige aanhaling over woorden die ‘symbolen van symbolen’ zijn:

Als symbolen hebben woorden heel specifieke verwijzingen. Zelfs wanneer ze uiterst abstract lijken, neigt het beeld dat zich in de denkgeest aandient ertoe zeer concreet te zijn. Als er geen specifieke verwijzing in de denkgeest opkomt in samenhang met het woord, heeft het woord weinig of geen praktische betekenis en kan het zodoende het genezingsproces niet helpen. Het gebed van het hart vraagt niet echt om concrete zaken. Het vraagt altijd om enigerlei ervaring, waarbij de specifieke zaken waar om gevraagd wordt de dragers zijn van de ervaring die naar de mening van de vrager wordt verlangd. De woorden zijn dus symbolen voor de zaken waarom wordt gevraagd, maar de zaken zelf staan slechts voor de ervaringen waar op gehoopt wordt. (H. 21.2)

Eens we tegen de angst van het ego kiezen en voor de Liefde van de Heilige Geest zullen we het gevolg van die keuze ervaren in een vorm die we begrijpen en die weerspiegelt dat wij in een afgescheiden lichaam behoefte hebben aan een ander afgescheiden iets of iemand om ons te helpen ook al is dat ander iets of iemand onstoffelijk.

(9:8-10) Weiger die niet te horen. Alleen al het feit dat jij de oefeningen doet, bewijst dat je enige bereidwilligheid tot luisteren bezit. Dit volstaat om aanspraak op Gods antwoord te maken.

Jezus laat ons hier nogmaals weten dat dit een proces is. Het feit dat we zo ver gekomen zijn, het doen van het werkboek en het lezen van de tekst, is zoveel als zeggen dat er een deel van ons is die een andere manier wil. Uiteindelijk zal onze bereidwilligheid om te luisteren ons het gelukkige resultaat geven dat ons beloofd is. Nochtans wat dit proces kan versnellen is door ons te realiseren hoezeer wij die andere manier niet willen en aan Jezus te vragen ons te helpen in het vergeven van onze angst.

(10) Zeg in de korte oefenperioden dikwijls tegen jezelf dat Gods verlossingsplan en alleen het Zijne, zal werken. Wees op je hoede voor elke verleiding om vandaag grieven te koesteren, en reageer hierop met deze vorm van het idee van vandaag:

Vasthouden aan grieven is het tegendeel van Gods verlossingsplan.
En alleen Zijn plan zal werken.

Probeer zo’n zes of zeven keer per uur aan het idee van vandaag te denken. Er bestaat geen betere manier om een halve minuut of minder te besteden dan je de Bron van je verlossing te herinneren en Die te zien waar Ze is.

De les eindigt met het aandringen van Jezus dat wij zo waakzaam mogelijk zouden zijn over onze keuze tot afscheiding, schuld en aanval die we gebruiken als verdediging van onze terugkeren naar Huis. Jezus vraagt ons om zijn plan met dat van het ego te vergelijken: vergeving tegenover het vasthouden aan grieven. Zo zullen we ons herinneren wat we in werkelijkheid willen en hoe de keuze voor aanval en schuld in de weg staan van ons verlangen om terug te keren naar onze Bron.


zondag 25 november 2018

Les 71 - Alleen Gods verlossingsplan zal werken – deel 2


(4) Zo ziet het plan van het ego voor jouw verlossing eruit. Je kunt zeker wel zien hoe het zich strikt houdt aan de grondregel van het ego: ‘Zoek, maar vind niet.’ Want wat kan met grotere zekerheid garanderen dat je geen verlossing zult vinden, dan al je inspanningen erop te concentreren haar te zoeken waar ze niet is?

Herinner je dat het ego wil dat we niet weten dat we een denkgeest hebben omdat we ons dan zouden realiseren dat we anders kunnen kiezen wat het einde betekent van het ego en van ons speciale zelf. Daarom zoeken wij naar verlossing waar het niet gevonden kan worden. Merk op hoe Jezus ons geleidelijk aan tot deze bewustwording heeft gebracht, zowel op het intellectuele vlak als op het niveau van de ervaring. Hij wil dat we weten hoe we de wereld gebruiken om ons af te leiden van de vrede waar we naar trachten, zoals we in de volgende passage uit de tekst kunnen lezen:

Niemand komt hier zonder nog hoop, een of andere langslepende illusie of een droom te hebben dat er buiten hem iets is wat hem geluk en vrede brengen zal. … En zo doolt hij doelloos rond, op zoek naar iets wat hij niet vinden kan en gelovend dat hij is wat hij niet is. De langslepende illusie zal hem ertoe aanzetten duizenden afgoden op te zoeken en daarachter op zoek te gaan naar duizenden meer. (T. 29. VII. 2:1, 5-3:1)

(5:1-2) Gods verlossingsplan werkt eenvoudig omdat je, door Zijn leiding te volgen, naar verlossing zoekt waar ze is. Maar als je daarin wilt slagen, zoals God jou dat belooft, moet je bereid zijn alleen dáár te zoeken.

Iedereen die Een Cursus in Wonderen bestudeert zal zeggen: ‘Natuurlijk wil ik de Heilige Geest volgen (de betekenis hier van God); natuurlijk wil ik vergeven. Toch moeten we ook alert blijven op onze affectie met onze speciaalheid want verlossing is zonder compromis zoals duidelijk omschreven in de tekst in het deel ‘Verlossing zonder compromis’ over de poging van het ego om tegelijkertijd aan te vallen en lief te hebben:

Verlossing is niet een of andere vorm van compromis. Compromissen sluiten is genoegen nemen met slechts een deel van wat jij wilt: een beetje nemen en het opgeven van de rest. … Laat slechts het idee van een compromis toe en het besef van het doel van verlossing gaat verloren omdat het niet wordt herkend. Het is ontkend waar het compromis wordt aanvaard, want een compromis is de overtuiging dat verlossing onmogelijk is. Het houdt vol dat je een beetje aan kunt vallen, een beetje lief kunt hebben én kunt weten wat het verschil is … Deze cursus is makkelijk, juist omdat hij geen compromissen sluit. … Vergeving kan iemand niet een beetje worden onthouden. Evenmin is het mogelijk omwille van het ene aan te vallen en omwille van het andere lief te hebben én vergeving te begrijpen. (T. 23. III. 3:1-5, 5-7; 4:1,5-6)

(5:3-4) Anders is je doel verdeeld en probeer je twee verlossingsplannen te volgen die in elk opzicht lijnrecht tegenover elkaar staan. Het gevolg kan alleen maar verwarring, ellende en een diep gevoel van mislukking en wanhoop zijn.

De eerste lessen van het werkboek hebben geleid naar uitspraken zoals deze twee zinnen. De lessen hebben ons geholpen te begrijpen dat er geen uiterlijke wereld is en dat wat we buiten ons zien een projectie is van wat binnen in ons is. Les 22 zegt ons hoe het onze aanvalsgedachten zijn die deze wereld maken. Jezus heeft dus onze denkgeesten erin getraind te begrijpen dat het probleem zich in onze denkgeest bevindt niet in ons lichaam of brein.

Ook interessant om naar te kijken is de overeenkomst tussen de tekst en het werkboek. Alhoewel de ontwikkeling in elk boek anders is zijn de kerngedachten in elk ervan aanwezig. Bijvoorbeeld het punt dat Jezus hier stelt loopt gelijk met de volgende passage in de tekst:

Het leerplan van de Verzoening is het tegendeel van het leerplan dat jij voor jezelf hebt opgesteld, maar dat geldt ook voor de resultaten ervan. Als het resultaat van jouw leerplan je ongelukkig heeft gemaakt en als jij een ander wilt, dan is het duidelijk dat een verandering in het leerplan noodzakelijk is. De eerste verandering die aangebracht dient te worden is een verandering van richting. Een zinvol leerplan kan niet inconsistent zijn. Als het ontworpen is door twee leraren die ieder in lijnrecht tegenover elkaar staande ideeën geloven, kan het niet één geheel vormen. Als het door deze twee leraren tegelijkertijd wordt uitgevoerd, staat het ene alleen het andere maar in de weg. …

De totale zinloosheid van een dergelijk leerplan moet ten volle worden ingezien voordat een werkelijke richtingverandering mogelijk wordt. Je kunt niet gelijktijdig van twee leraren leren die het over alles volslagen oneens zijn. Hun gezamenlijk leerplan stelt jou voor een onmogelijke taak. Ze onderwijzen jou totaal verschillende dingen op totaal verschillende wijzen, wat nog mogelijk zou kunnen zijn, ware het niet dat ze jou allebei onderwijzen over jouzelf. Jouw werkelijkheid wordt door geen van beiden beïnvloed, maar als jij naar beiden luistert, zal je denkgeest gespleten raken over wat jouw werkelijkheid is. (T. 8. I.5:1-6; 6)

(6) Hoe kun je aan dit alles ontsnappen? Heel eenvoudig. Het idee voor vandaag is het antwoord. Alleen Gods verlossingsplan zal werken. Hierover kan geen werkelijk conflict bestaan, omdat er geen bestaanbaar alternatief voor Gods plan is dat jou zal verlossen. Zijn plan is het enige waarvan het resultaat vaststaat. Zijn plan is het enige dat niet anders kan dan slagen.

De keuze is geen doordenkertje. Slechts één plan zal ons het einde van lijden en ellende brengen. Dit heeft echter geen enkele betekenis tenzij herkent wordt dat het probleem zich in de denkgeest bevindt, de bron van alle lijden. Daarom legt het werkboek zo’n nadruk op de rol van de denkgeest in de verlossing.

(7) Laten we ons vandaag bekwamen in het herkennen van deze zekerheid. En laten we ons verheugen dat er een antwoord bestaat op wat een conflict lijkt waarvoor geen oplossing mogelijk is. Voor God is alles mogelijk. Op grond van Zijn plan, dat niet mislukken kan, moet verlossing wel jouw deel zijn.

De vreugde bij het maken van de juiste keuze is de ultieme motivatie om die keuze te maken. Het einde van conflict is het einde van lijden en ellende en het begin van vreugde en geluk. Jezus wordt het nooit moe ons te herinneren aan het vreugdevolle resultaat wanneer we het Antwoord kiezen.

(8:1-2) Begin de twee langere oefenperioden voor vandaag door het idee van vandaag te overdenken, en je er bewust van te zijn dat het uit twee delen bestaat, die elk een gelijkwaardige bijdrage leveren aan het geheel. Gods plan voor jouw verlossing zal werken en andere plannen niet.

Die laatste clausule is de boosdoener. We zijn wel bereid het eerste te accepteren als we maar niet het tweede deel ook moeten accepteren. Het is dus jammer voor het ego dat verlossing geen overeenkomst aangaat. We hebben reeds eerder gezegd dat in Een Cursus in Wonderen een ‘ja’ ‘niet nee’ betekent.  ‘Ja’ zeggen tegen het plan van God betekent ‘nee’ zeggen tegen dat van het ego en het denksysteem dat de oorsprong is van ons bestaan verwerpen. Moet hierbij gezegd worden dat dit de basis vormt van onze weerstand om de leer van Jezus te aanvaarden? Deze regels weerspiegelen daarom de onbuigzame aard van het gedachtegoed van de Cursus: waarheid is werkelijk en niets anders is dat; Christus is onze ware Identiteit, het ego is een illusie. We zullen doorheen het hele werkboek nog op dit principe terugkomen.


(wordt vervolgd)

vrijdag 23 november 2018

Les 71 - Alleen Gods verlossingsplan zal werken – deel 1


Voor het ego is dit geen leuke gedachte. We denken immers dat het onze plannen zijn die zullen werken. Maar, om het nog maar eens te zeggen, God heeft geen plan. Woorden als deze worden gebruikt omdat dit voor ons een vertrouwd middel is die we begrijpen. We moeten echter steeds in gedachten houden dat dit symbolen voor vergeving zijn die Jezus gebruikt om de symbolen van zonde en straf van het ego te corrigeren. In de Bijbel en de religies die uit de Bijbel zijn ontstaan, heeft God wel degelijk een plan. Het plan waar Jezus het over heeft is anders zoals we reeds eerder gezien hebben en ook nu zien in deze les.

(1:1-2) Misschien is het je ontgaan dat het ego een verlossingsplan heeft opgesteld, tegengesteld aan dat van God. Dit is het plan waarin jij gelooft.

De meesten onder ons staan er niet bij stil dat wanneer we onze speciale liefde- en haatrelaties leven we eigenlijk kiezen tegen God. In de tekst vraagt Jezus ook dat indien we zouden weten dat onze speciale relaties triomferen over God of we die dan nog wel zouden willen. (T. 16. V. 10:1) Hij leert ons inzien dat we niet enkel een plan hebben om onszelf van het lijden te verlossen, maar dat dit plan ook een verzet is tegen God. Het is behulpzaam na te denken over het aspect van de-een-of-de-ander in onze levens want door een situatie waar te nemen zoals ze is worden we in staat gesteld ons denken te veranderen en een juiste keuze te maken.

(1:3) Omdat dit het tegendeel is van dat van God, geloof jij ook dat het betekent dat je verdoemd bent wanneer je Gods plan in plaats van dat van het ego aanvaardt.

En dit is het wat we geloven: wanneer ik Gods plan aanvaard en vergeef dan is mijn individualiteit voorbij en ben ik gedoemd tot de eeuwige vergetelheid. Dit doet ons denken aan de cruciale bespreking die Jezus in de tekst heeft en waarbij hij het omgekeerde denken van het ego uitlegt: goed is slecht en slecht is goed, vergiffenis moet vermeden worden en schuld omarmt:

Veel van het vreemde gedrag van het ego is rechtstreeks toe te schrijven aan zijn definitie van schuld. Voor het ego geldt: de schuldelozen zijn schuldig. Zij die niet aanvallen zijn zijn ‘vijanden’, omdat ze, door aan zijn interpretatie van verlossing geen waarde te hechten, in een uitstekende positie verkeren om die los te laten. … Toen het (het ego) werd geconfronteerd met de ware schuldeloosheid van Gods Zoon heeft het wel degelijk geprobeerd hem te doden en de reden die het daarvoor opgaf was dat schuldeloosheid godslasterlijk is. Voor het ego is het ego God en moet schuldeloosheid geïnterpreteerd worden als de ultieme schuld die moord volkomen rechtvaardigt. (T. 13. II. 4:1-3; 6:2-3)

(1:4-5) Dit klinkt natuurlijk absurd. Maar nadat we bekeken hebben wat het plan van het ego precies inhoudt zal je misschien inzien dat jij er toch in gelooft, hoe absurd het ook mag zijn.

Je herinnert je misschien dat in ‘de wetten van de chaos’ Jezus precies hetzelfde zegt. Hij beschrijft eerst de vijf waanzinnige wetten van het ego en dan staat er:

Jij zou willen volhouden en denken dat het waar is, dat je deze onzinnige wetten niet gelooft en er ook niet naar handelt. En wanneer je bekijkt wat ze zeggen, kunnen ze niet worden geloofd. Broeder, je gelooft ze. (T. 23. II. 18:1-3)

Jezus weet dat we in het plan van het ego geloven want we geloven dat we hier zijn. Dit betekent dat we geloven dat projectie verlossing betekent gezien het ons beschermt van het Verzoeningsprincipe van onze denkgeest, het thuis van de herinnering aan de Liefde van God.

(2:1) Het verlossingsplan van het ego draait om het vasthouden aan grieven.

Een duidelijker omschrijving bestaat er niet. Ze weerspiegelt het gebruik van de projectie door het ego. Dit leidt tot een overtuigende beschrijving van speciaalheid:

(2:2-5) Het stelt dat jij verlost bent als iemand anders maar anders zou spreken of handelen of als een externe omstandigheid of gebeurtenis veranderen zou. Zodoende zie je de bron van verlossing voortdurend buiten jezelf. Elke grief die je koestert is een verklaring en een bewering waarin jij gelooft, die zegt: ‘Als dit anders was, zou ik verlost zijn.’ Zo wordt de voor verlossing noodzakelijke verandering van denken van alles en iedereen verlangd behalve van jouzelf.

Er is niet een persoon in deze wereld die zich niet met dit denksysteem identificeert want het is dit denksysteem die de wereld heeft gemaakt en ondersteunt. In ‘De interpretatie van dromen’ zet Sigmund Freud zijn theorie uiteen dat alle dromen vervullingen van wensen zijn. Jezus neemt hetzelfde principe maar breidt dit uit naar alle dromen, zowel die in slapende als in wakende toestand. Het fysieke universum als een macrokosmos en onze individuele wereld als een microkosmos zijn specifiek gemaakt om de geheime wens, het behoudt van de afscheiding en het afschuiven van de verantwoordelijkheid op anderen, van het ego te vervullen. We hebben dus allemaal ons stukje afscheidingscake van het ego en eten en genieten ervan omdat iemand anders er de prijs voor moet betalen. Het ‘beeld van de kruisiging’ biedt ons een snijdende uitdrukking van deze dynamiek van zelfzucht en haat, waarin wij onze onschuld behouden door de schuld te verschuiven naar iemand anders die hiervoor gestraft zal worden in plaats van wijzelf:

Maar iedere pijn die jij lijdt zie je als bewijs dat hij aan een aanval schuldig is. Zo wil jij jezelf tot teken maken dat hij zijn onschuld verloren heeft en hij maar naar jou hoeft te kijken om te beseffen dat hij veroordeeld is. En wat jegens jou onrechtvaardig was, zal hem volkomen terecht treffen. De onterechte wraak waar jij onder lijdt komt nu hem toe en wanneer ze hem geldt, ben jij ervan bevrijd. …

Telkens wanneer je ermee instemt pijn te lijden, misdeeld of onrechtvaardig behandeld te zijn, of aan iets gebrek te hebben, beschuldig jij je broeder slechts van een aanval op Gods Zoon. Jij houdt hem een beeld voor ogen van jouw kruisiging, zodat hij kan zien dat zijn zonden in jouw bloed en door jouw dood in de Hemel staan geschreven en hem vooruit gaan om de poort dicht te werpen en hem te verdoemen tot de hel. (T. 27. I.2:2-5; 3:1-2)

(3:1-2) De rol die in dit plan aan jouw eigen denkgeest wordt toebedeeld is dus eenvoudig te bepalen wat er, anders dan hijzelf, moet veranderen wil jij worden verlost. Volgens dit waanzinnige plan is elke vermeende bron van verlossing aanvaardbaar, mits die maar niet werkt.

In de volgende alinea beschrijft Jezus dit als de stelregel van het ego: ‘Zoek maar vind niet.’, iets wat we allemaal doen. Het is de essentie van de projectie, het centrum van het denksysteem van het ego en de verzekering dat er nooit iets zal veranderen in de denkgeest van de Zoon van God.

(3:3-4) Dit garandeert dat de vruchteloze zoektocht voortduurt, want de illusie blijft gehandhaafd dat, hoewel deze hoop altijd onvervuld is gebleven, er nog steeds reden tot hoop is op andere plaatsen en in andere dingen. Iemand anders zal uiteindelijk beter voldoen, een andere situatie zal toch nog succes opleveren.

Later in het werkboek zegt Jezus: ‘een ander kan gevonden worden.’ (Wd1. 170. 8:7) Wanneer we heel eerlijk zijn met onszelf zullen we ons realiseren dat we precies doen wat hier beschreven is. Het laatste wat we dus willen doen is deze cursus in zijn totaliteit omarmen, zowel intellectueel als praktisch. In plaats daarvan willen we met het onderwijs ervan liever een compromis sluiten.

(wordt vervolgd)

woensdag 21 november 2018

Les 70 – Mijn verlossing komt van mij – deel 2


(5) Vandaag oefenen we ons in het inzicht dat Gods Wil en de onze hierin werkelijk hetzelfde zijn. God wil dat wij genezen zijn en wij willen in werkelijkheid niet ziek zijn omdat het ons ongelukkig maakt. Door het idee van vandaag te accepteren zijn we daarom werkelijk in overeenstemming met God. Hij wil niet dat we ziek zijn. Wij evenmin. Hij wil dat we genezen zijn. Wij eveneens.

Jezus wil dat we overtuigd dat vasthouden aan grieven ons ongelukkig maakt. En het is duidelijk dat dit ons allemaal ongelukkig maakt. De enige motivatie echter die zal werken is de motivatie dat er een einde komt aan alle miserie en lijden. We bestuderen Een Cursus in Wonderen niet en brengen deze niet in praktijk omdat Jezus ons zegt dat we dat moeten doen, maar omdat we ons uiteindelijk realiseren dat alles wat we tot nu toe geprobeerd hebben heeft gefaald. We accepteren dat alleen het herenigen met Jezus ons gelukkig zal maken. Onze beslissing om met hem te zijn weerspiegeld de hereniging van onze wil met Die van God, de genezing van de afscheiding.
(6) We zijn klaar voor twee langere oefenperioden vandaag die elk zo’n tien tot vijftien minuten moeten duren. We laten het echter nog steeds aan jou over te beslissen wanneer je ze doet. We zullen deze methode een aantal lessen volgen en het zou opnieuw goed zijn van tevoren te beslissen wat een goed moment zou zijn om voor beide te reserveren en je dan zo goed mogelijk aan je eigen beslissingen te houden.
Eens te meer zien we dat Jezus ons vraagt en zekere structuur op te leggen op onze oefeningen. Het is zeker niet veel, maar het is een begin. Zijn doel hier is ons aanmoedigen door te gaan in onze training om samen met hem te denken zodat we onze ego’s vergeten en ons God herinneren.
(7). Begin deze oefenperioden met het herhalen van het idee voor vandaag, waaraan je een uitspraak toevoegt die jouw inzicht aangeeft dat verlossing niet van iets buiten jou komt. Dat zou je zo kunnen formuleren:
Mijn verlossing komt van mij. Ze kan nergens anders vandaan komen.
Besteed er dan een paar minuten aan om met gesloten ogen enkele van de plaatsen buiten jezelf de revue te laten passeren waar je in het verleden naar verlossing hebt gezocht: bij andere mensen, in bezittingen, in verschillende situaties en gebeurtenissen en in zelfbeelden die je geprobeerd hebt waar te maken. Erken dat het daar niet gevonden kan worden en zeg tegen jezelf:
Mijn verlossing kan van geen van deze zaken komen. Mijn verlossing komt van mij en van mij alleen.
Er wordt verwezen naar het doel van onze speciale relaties: het geloof dat we geholpen kunnen worden en gelukkig gemaakt worden door iets anders dan God. Het doel van deze oefening is bewust worden hoe belangrijk, doch pijnlijk dit concept in ons leven is. Dit moet er ons uiteindelijk toe aanzetten de keuze te maken die ons wel zal helpen en ons ook gelukkig zal maken.
(8:1-5) Nu zullen we opnieuw proberen het licht in jou te bereiken, want daar ligt je verlossing. Je kunt die niet vinden in de wolken die het licht omgeven en juist daar heb jij ernaar gezocht. Daar is verlossing niet. Ze ligt voorbij de wolken, in het licht daarachter. Onthoud dat je door de wolken heen zult moeten gaan voordat je het licht kunt bereiken.
Tussen de regels door vinden we hier een belangrijk feit terug: van waar we nu denken te zijn kunnen we niet direct naar de Hemel gaan, we moeten eerst door de wolken van de illusies. Daarom ook onderwijst Jezus ons dat vrijheid ligt door het kijken naar onze speciale relaties. (T. 16. IV. 1:1) We moeten naar onze verstoorde, waanzinnige en hatelijke gedachten kijken en eraan voorbijgaan naar de liefde die ze verborgen houden. Verlossing kan niet in de wolken van de wereld gevonden worden, maar in het licht van de Verzoening dat het ego voor ons verborgen heeft gehouden, maar dat nooit heeft opgehouden met schijnen in onze denkgeesten.
(8:6) Maar onthoud ook dat je in de wolkenpatronen die jij je hebt ingebeeld, nog nooit iets gevonden hebt wat duurzaam bleek of wat je verlangde.
Dit is iets wat we moeilijk kunnen geloven; een deel van ons gelooft nog steeds dat er hier enige hoop voor ons is. We geloven dat onze speciaalheid toch nog zal werken, we moeten het alleen beter doen. Een Cursus in Wonderen werkt niet als we op deze manier denken. Het is dus goed er regelmatig aan herinnerd te worden dat niets van deze wereld ons verlangen naar liefde en vrede kan bevredigen
(9) Aangezien alle illusies over verlossing jou hebben teleurgesteld, wil je vast en zeker niet in de wolken blijven en daar tevergeefs naar afgoden zoeken, terwijl je zo makkelijk het licht van de werkelijke verlossing zou kunnen binnengaan. Probeer op elke manier die jou aanspreekt voorbij de wolken te gaan. Als het je helpt, denk dan dat ik jouw hand vasthoud en je leid. En ik verzeker je dat dit geen hersenschim zal zijn.
Dit is een van de weinige plekken in het werkboek waar Jezus spreekt over zichzelf. En het is onnodig te zeggen dat dit een zeer krachtige uitspraak is. Hij zegt: ‘Je zou er beter aan doen om samen met mij door de wolken te gaan.’ In feite, zoals Jezus het op andere plaatsen ook duidelijk maakt: ‘Zonder mij kan je niet door de wolken gaan.’ Daarom zegt hij ook dat hij ons evenveel nodig heeft als wij hem nodig hebben (T. 8. V. 6:10). Wanneer je een poging doet om op jezelf door de wolken van schuld van het ego te gaan dan ben je gedoemd om hierin te falen want een dergelijke poging is een schaduwzijde van de oorspronkelijke vergissing om te proberen op onszelf te bestaan en te scheppen zonder God.
Op het einde zal er geen jij zijn, geen Jezus, geen wolken, alleen maar God. Maar dat is op het einde. Zolang je je identificeert als een student van de cursus is de hulp van Jezus buitengewoon betekenisvol. Dit zien we ook terug de verklaring van termen waarin staat dat alhoewel het de boodschap van Jezus is die enorm belangrijk is, hij nog steeds een hulp voor ons kan zijn:
Maar voor jou is Jezus de drager van Christus’ enkelvoudige boodschap van Gods Liefde. Je hebt geen ander nodig. Het is mogelijk zijn woorden te lezen en er baat bij te vinden zonder hem in je leven te aanvaarden. Maar hij zou jou nog wat meer kunnen helpen als jij jouw vreugde en verdriet met hem wil delen en ze beide wilt achterlaten om Gods vrede te vinden. (Vvt. 5. 6:4-7)
Dus zegt Jezus: ‘Maak deze reis niet zonder mij.’
(10). Houd bij de korte, frequente oefenperioden vandaag voor ogen dat je verlossing van jou komt en dat alleen je eigen gedachten jouw vooruitgang kunnen hinderen. Jij bent vrij van elke belemmering van buitenaf. Jij hebt je eigen verlossing in handen. Jij hebt de verlossing van de wereld in handen. Zeg dan:
Mijn verlossing komt van mij. Niets buiten mij kan me tegenhouden.
In mij ligt de verlossing van de wereld en mijzelf.
De les besluit met de belangrijke herinnering dat het verschuiven van onze verantwoordelijkheid naar uiterlijke invloeden niet langer kunnen rechtvaardigen. Jezus wil dat we ons zo vaak als mogelijk herinneren dat verlossing enkel van ons afkomstig is. Dit is slecht nieuws voor ons ego maar het beste nieuws voor dat deel van onze denkgeest dat terug naar huis wil.

maandag 19 november 2018

Les 70 – Mijn verlossing komt van mij – deel 1



Van deze belangrijke les wordt vaak een groot deel ervan aangehaald. De reden waarom hij zo belangrijk is ligt in de ondubbelzinnige uitspraak dat het probleem van de schuld in onze denkgeest te vinden is. Met andere woorden de oorzaak van ons leed is in ons net zoals het ongedaan maken ervan is. De oorzaak is niet en kan niet buiten ons gevonden worden.
(1:1) Elke verleiding is niets anders dan een of andere vorm van de primaire verleiding het idee van vandaag niet te geloven.
Dit is het doel van alle speciale relaties die uitroepen: mijn verlossing komt van jou, wie of wat die speciale persoon, stof of activiteit ook mag lijken te zijn. Wat mij gelukkig maakt is niet afkomstig van de keuze die ik in mijn denken heb gemaakt maar van iets wat buiten mijn denken te vinden is. De waarheid echter is dat verlossing alleen maar van de denkgeest kan komen.
(1:2-3) Verlossing schijnt overal vandaan te komen, behalve van jou. Hetzelfde geldt voor de oorsprong van schuld.
Het mooie aan het werkboek is dat er meestal geen ingewikkelde discussies zijn zoals je die wel in de tekst vindt. Dat verlossing van overal schijnt te komen behalve van jou is een voorbeeld van deze eenvoud. De uitspraken zijn zo duidelijk dat je we het niet kunnen geloven dat we eroverheen kijken. Als je het werkboek meerdere malen doen verbaasd het je wel dat er zinnen zijn die je blijkbaar voor de eerste keer leest.
(1:4-6) Jij ziet niet dat zowel schuld als verlossing zich in je eigen denkgeest bevindt en nergens anders. Wanneer jij inziet dat alle schuld alleen maar een uitvinding is van je denkgeest, zie je ook in dat schuld en verlossing zich op dezelfde plaats moeten bevinden. Door dit te begrijpen word je verlost.
Het doel van het denksysteem van het ego is om het probleem weg te houden van het antwoord. Het ego verzint schuld als een verdediging tegen verlossing: het aanvaarden van de Verzoening die in ons juist-gericht denken aanwezig is. Het ego zegt ons om het probleem van de schuld op iemand anders te projecteren. Op die manier wordt ons probleem is het probleem van die iemand ander en is niet langer van ons. Dus spenderen we de rest van ons leven, als individu en als een gemeenschap, aan het oplossen van het schuldprobleem dat buiten ons wordt waargenomen. We trachten de pijn te verzachten door middel van een uitwendige actie terwijl al die tijd het werkelijke probleem, onze keuze om een speciaal en schuldig individu te zijn, veilig weggeborgen blijft door de verdedigingsstrategie van het ego. Dit is het dubbele schild van vergetelheid – schuld en lichaam – waarover we reeds gesproken hebben.
(2:1) De ogenschijnlijke prijs voor het accepteren van het idee van vandaag is deze: het betekent dat niets buiten jou je kan verlossen, niets buiten jou je vrede kan geven.
Dit omvat het onderricht van Een Cursus in Wonderen. Er is niemand en niets buiten ons dat ons kan redden. Alleen de kracht van ons denken om te kiezen kan ons verlossing en vrede brengen.
(2:2) Maar het betekent ook: niets buiten jou kan je kwetsen, je vrede verstoren of jou op enige manier van streek maken.
Wanneer het ene waar is dan moet het andere ook waar zijn want er is niet anders buiten onze denkgeest. Niemand buiten ons kan ons kwetsen want er is niet buiten ons. Dit is een andere manier om de ‘eenvoud van de verlossing’ te begrijpen. (T. 31. I)
(2:3-5) Het idee van vandaag stelt jou aan het hoofd van het universum, een plaats waar jij thuishoort op grond van wat jij bent. Dit is geen taak die je maar ten dele kunt aanvaarden. En je zult nu zeker wel beginnen in te zien dat het aanvaarden daarvan verlossing betekent.
Dit verwijst niet naar de hemel en het universum dat wij waarnemen met onze ogen, maar naar de wereld en het universum van ons denken. Wij staan aan het hoofd ervan omdat wij hiervoor gekozen hebben. Het is jij als zoon van God die de keuze gemaakt hebt om in de droom te zijn maar je kan even makkelijk de keuze maken om wakker te worden.
(3:1-2) Het is je daarentegen misschien niet duidelijk waarom het besef dat schuld zich in jouw eigen denkgeest bevindt, het inzicht meebrengt dat verlossing zich daar ook bevindt. God zou het geneesmiddel tegen de kwaal toch niet daar geplaatst hebben waar het niet kan helpen.
Laat mij eens terugkomen op de taal van Een Cursus in Wonderen. Wanneer je 3:2 letterlijk zou nemen dan zou dat betekenen dat God werkelijk dingen doet, dat Hij de vergissing van de zonde en ziekte erkent hier een antwoord op geeft. Deze woorden zijn als een metafoor. God heeft geen plan in antwoord op onze afscheiding, noch heeft Hij de Heilige Geest gecreëerd en in onze denkgeest geplaatst. Meer zelfs onze Schepper heeft geen plan voor de Verzoening uitgewerkt waarmee Zijn Zoon uit de droom zal ontwaken. Jezus heeft net gezegd dat er niets buiten ons is dat ons kan verlossen. En hier zegt hij nu wel dat God ons zal verlossen! Als dat zo is dan moet Hij een dualistisch wezen zijn die buiten diegene staat die verlost dient te worden. Jezus gebruikt in Een Cursus in Wonderen deze dualistische taal omdat dit een taal is waarmee we ons kunnen identificeren, een comfortabele manier om met ons te spreken gezien dit vertrouwd is.
Laat ons nog eens kijken naar de passage uit ‘de schakel naar waarheid’ die we eerder al besproken hebben (T. 25. I. 5-7): totaal geïdentificeerd met een afgescheiden zelf (d.w.z. een dualistisch zelf) is de staat van perfecte Eenheid onbekend voor ons evenals de ‘taal’ die erover spreekt.
Dus gebruikt Jezus het ‘framewerk van het ego’ (VvT. Inl. 3:1) om zijn leer in uit te drukken – de weerspiegeling van non-dualiteit die ons uiteindelijk zal leiden naar non-dualiteit.
(3:2-3) God zou het geneesmiddel tegen de kwaal toch niet daar geplaatst hebben waar het niet kan helpen. Dat is de manier waarop jouw denkgeest te werk is gegaan, maar bepaald niet de Zijne.
Met andere woorden het is onze denkgeest die het probleem afgescheiden houdt van de oplossing. Gelukkig denkt God anders (T. 23. I. 2:7). De herinnering aan Zijn Liefde stelt ons in staat om het probleem (geprojecteerd vanuit de denkgeest) terug te brengen naar de oplossing (in de denkgeest).
(3:4) Hij wil dat jij genezen wordt, dus heeft Hij de Bron van genezing daar bewaard waar de behoefte aan genezing ligt.
Om nog eens te herhalen God wil niet dat jij zal genezen want als Hij dat wel deed dan zou Hij erkennen dat je ziek bent. En als dat zo was dan zou Hij de vergissing werkelijk maken. Om het nog maar eens aan te halen, dit is een comfortabele set symbolen die we als geruststellend ervaren. Het is belangrijk te begrijpen dat dit de reden is waarom Een Cursus in Wonderen in een dualistische taal geschreven is. De non-dualistische waarheid is dat God, krachtens Zijn ware aard, de altijd aanwezige Bron van genezing is: de herinnering aan Hem in onze afgescheiden en dus zieke denkgeesten.
(4:1) Jij hebt precies het tegenovergestelde geprobeerd door alle mogelijke pogingen te doen, hoe verwrongen en vreemd ook, om genezing te scheiden van de ziekte waarvoor die was bestemd en zo de ziekte te behouden.
We hebben reeds besproken dat de werkelijke angst van het ego niet voor de Liefde van God is omdat het hier niets van kan kennen, maar van de kracht van ons denken om de juiste keuze te maken. Voor de mogelijkheid dat de zoon van God, jij dus, zegt: ‘ik heb voor de valsheid van het ego gekozen, maar er is nog steeds het principe van de waarheid in mijn denkgeest aanwezig. En daarvoor kan ik kiezen.’ De mogelijkheid om deze verkeerde keuze te corrigeren is de angst van het ego. Het motiveert hem om zijn strategie om de Zoon van God geesteloos te maken uit te voeren en zichzelf daarbij te beschermen tegen de ‘aanval’ van de kracht van de Zoon van God die zijn denken zal veranderen.
De oplossing is daarom in onze denkgeest - de bron is van ons probleem. Niet in het egodenksysteem zelf, maar in onze beslissing om ons hiermee te identificeren. Om nog maar eens deze prachtige regel te citeren:
Daarom probeer niet de wereld te veranderen, maar kies ervoor je denken over de wereld te veranderen. (T. 21. Inl. 1:7).
Het veranderen van ons denken, dat is waar Een Cursus in Wonderen over gaat, zoals we telkens en telkens weer in deze lessen kunnen zien. Dit doel van de Cursus zou nu vrij duidelijk, net zoals het doel van het werkboek.
En nog eens 4:1: ‘Jij hebt precies het tegenovergestelde geprobeerd door alle mogelijke pogingen te doen, hoe verwrongen en vreemd ook, om genezing te scheiden van de ziekte waarvoor die was bestemd en zo de ziekte te behouden.
En dit is het wat we willen: de ziekte van speciaalheid behouden. Het ingewikkeld denksysteem van het ego en de complexiteit van de wereld die eruit is voortgekomen hebben maar een doel: de ziekte bewaren van het geloof dat we speciaal zijn, autonoom en afgescheiden van God.
(4:2-3) Jouw doel was te verzekeren dat genezing niet zou plaatsvinden. Gods doel was zeker te stellen dat dit wel gebeurde.
Herinner je dat de jij de zoon van God is die de gedachte om op zichzelf te zijn, leuk vindt. Dit zet de Zoon in directe tegenstelling tegenover God, Wiens Wil het is dat Hij en Zijn Zoon één zijn en nooit afgescheiden.
(wordt vervolgd)

vrijdag 16 november 2018

Les 69 –Mijn grieven verbergen het licht van de wereld in mij. – deel 2


(6:1) Wanneer je hebt nagedacht over het belang van wat jij voor jezelf en voor de wereld tracht te doen,

Jezus heeft het hier niet over een uiterlijke wereld. Hij heeft het over de wereld waar wij in geloven, een wereld die geprojecteerd is van uit onze denkgeest. We geloven in een wereld die afgescheiden is van God, een thuis van zonde, schuld en angst. We geloven dat er een wereld is die buiten ons bestaat en die gered moet worden. Wanneer Jezus dus zegt dat wij het licht van de wereld zijn dan heeft hij het duidelijk niet over iets van buitenaf. We redden de wereld omdat we onszelf redden, we redden onszelf omdat we de wereld redden – ons zelf en de wereld zijn hetzelfde: ideeën verlaten hun bron niet. Het volgende is een beknopt overzicht van de leer van Jezus met betrekking tot de relatie ‘geest-wereld’ en de aard van verlossing:

Want ze (de wereld) is gemaakt uit wat jij niet wilt en vanuit je denkgeest geprojecteerd omdat je er bang voor bent. Toch bestaat deze wereld alleen in de denkgeest van haar maker, tezamen met diens werkelijke verlossing. Geloof niet dat ze zich buiten jou bevindt, want alleen door in te zien waar ze is, zal je er controle over krijgen. Want je hebt wel degelijk controle over je denkgeest, aangezien de denkgeest het mechanisme voor beslissingen is. (T. 12. III. 9:7-10)

(6:1-3) … probeer dan in volkomen stilte tot rust te komen en houd alleen in gedachten hoezeer je het licht in jou vandaag wilt bereiken – nu!
Besluit om voorbij de wolken te gaan. Strek in gedachten je hand uit en raak ze aan – raak ze in gedachten aan.

Door te zeggen ‘raak ze in gedachten aan’ benadrukt Jezus dat de wolken niet iets zijn wat buiten is. Zij zijn de geprojecteerde aanvalsgedachten van de denkgeest die een lichamelijke ervaring worden. Tussen de regels door worden we bovendien er nog eens aan herinnerd dat we een denkgeest hebben. Tevens moedigt Jezus ons aan om voor geluk te kiezen. Dit kan bereikt worden wanneer we ons door de wolken van schuld naar het licht van de waarheid laten leiden.

(6:4-5) Schuif ze met je hand opzij; voel ze tegen je wangen, voorhoofd en oogleden strijken terwijl je er doorheen gaat. Ga verder, wolken kunnen jou niet tegenhouden.

Dit is een andere manier om te zeggen dat illusies geen enkele macht hebben tenzij wij ervoor kiezen hen die macht te geven. De motivatie voor deze les is het stoppen van ons lijden door het herkennen dat onze speciaalheid niet werkt voor ons.

Je mag dan veel pijn kunnen verdragen, maar daaraan is een grens. Uiteindelijk begint iedereen in te zien, hoe vaag ook, dat er een betere manier moet zijn. (T. 2. III. 3:5-6)

Ons lijden leidt ons er uiteindelijk toe om toe te geven dat we verkeerd zijn. Vasthouden aan oordelen, grieven, speciaalheid, in gelijk welke vorm, werkt niet behalve het los te laten. De wolken van schuld kunnen ons niet stoppen tenzij onze denkgeest hen die macht verleent.

(7) Als je deze oefeningen op de juiste manier doet, zal je een gevoel gaan krijgen alsof je opgetild en voortgedragen wordt. Jouw lichte inspanning en geringe vastbeslotenheid doen een beroep op de kracht van het universum om je te helpen en God Zelf zal jou uit de duisternis opheffen naar het licht. Jij bent in harmonie met Zijn Wil. Jij kunt niet falen, omdat jouw wil de Zijne is.

Hoe zou je kunnen falen? Ons ego wil dat we verliezen en zelfs dat weten we niet! We kunnen niet verliezen omdat ‘de uitkomst is zo zeker als God’. (T. 4. II. 5:8) We leren dat dit waar is wanneer we de Verzoening voor onszelf aanvaarden, wat wil zeggen dat we het gelukkige feit aanvaarden dat de afscheiding van God nooit is gebeurd. En het enige wat nodig is om dit te aanvaarden is een ‘weinig inspanning en een beetje vastberadenheid’ – een beetje bereidwilligheid – om deze waarheid toe te staan door de Heilige Geest in ons bewustzijn hersteld te worden, zoals Jezus ons in de volgende passage verzekert:

Het heilig ogenblik is het resultaat van jouw vastberadenheid heilig te zijn. … Je bereidt er je denkgeest slechts in die mate op voor waarin je erkent dat jij niets liever wilt. Het is niet nodig dat je meer doet; sterker nog, het is noodzakelijk dat je beseft dat je niet meer kunt doen. … Het heilig ogenblik komt niet louter voort uit jouw kleine beetje bereidwilligheid. Het is steeds het resultaat van je geringe bereidwilligheid gecombineerd met de onbeperkte macht van Gods Wil. (T. 18. IV. 1:1, 4-5; 4:1-2)

Jouw aandeel bestaat er enkel in Hem een beetje bereidwilligheid te schenken om Hem alle angst en haat te laten wegnemen en te worden vergeven. Op een beetje vertrouwen van jou, gevoegd bij Zijn begrip, zal Hij jouw aandeel in de Verzoening bouwen en ervoor zorgen dat jij dat moeiteloos vervult. En samen met Hem zal jij een ladder bouwen die verankerd staat in de vaste rots van vertrouwen en zelfs tot in de Hemel reikt. (T. 18. V. 2:5-7)

(8:1-2) Heb vandaag vertrouwen in je Vader en wees er zeker van dat Hij jou gehoord en geantwoord heeft. Je zult misschien Zijn antwoord nog niet herkennen, maar je kunt er zonder meer zeker van zijn dat het jou gegeven is en dat je het alsnog ontvangen zult.

Deze passage is belangrijk in die zin dat Jezus weet dat dit een proces is: ‘Je zult misschien Zijn antwoord nog niet herkennen.’ Hij verwacht van ons niet dat we gelijk door de wolken van de illusie naar zijn licht gaan. Net zoals op vele, vele plaatsen, herinnert Jezus ons aan ons doel, de kracht van ons verlangen om dit te bereiken en hoeveel oefening we hiervoor nodig hebben. Nog eens ‘de uitkomst is zo zeker als God’.

(8:3-5) Probeer, terwijl je een poging doet om door de wolken naar het licht te gaan, dit vertrouwen in gedachten te houden. Probeer te onthouden dat je eindelijk jouw wil verenigt met die van God. Probeer duidelijk in gedachten te houden dat wat jij met God onderneemt, wel moet slagen.

Dit wordt nu het prototype om in deze wereld te leven. Wanneer we de wolken van het ego van schuld en angst, bezorgdheid en depressie ervaren moeten we proberen ons te herinneren Wie er met ons gaat. Het is enkel door dit vertrouwen te ervaren – de liefde van God en niet van het ego – dat we uiteindelijk in staat zullen zijn om door de wolken heen te gaan naar het licht.

Maar God kan jou daar wel brengen als je bereid bent de Heilige Geest door schijnbare verschrikking heen te volgen en erop vertrouwt dat Hij je niet in de steek laat en jou daar achterlaat. Want het is niet Zijn bedoeling – maar alleen de jouwe – om jou angst aan te jagen. Jij komt ernstig in de verleiding Hem bij de buitenste kring van de angst in de steek te laten, maar Hij wil je er veilig doorheen en ver aan voorbij leiden. (T. 18. IX. 3:7-9)

En met deze Metgezel moeten we wel slagen, want de waarheid zal altijd de illusie overwinnen omdat de waarheid het enige is wat er is.

(8:6) Laat dan de kracht van God in jou en door jou heen werken, opdat Zijn Wil en de jouwe geschiede.

Door de Heilige Geest Die in ons bewustzijn de eenheid van die wil hersteld, onze enige werkelijkheid.

(9:1-2) Herinner jezelf er in de korte oefenperioden aan – die je zo vaak mogelijk zult willen doen gezien het belang dat het idee van vandaag heeft voor jou en je geluk – dat jouw grieven het licht van de wereld voor je bewustzijn verborgen houden. Herinner je er ook aan dat jij niet alleen daarnaar zoekt en dat jij echt weet waar je ernaar zoeken moet.

Jezus bedoelt hier niet hemzelf of de Heilige Geest, maar dat we niet alleen zijn op zoek naar het licht omdat in het Zoonschap onze broeders een zijn met ons. We zullen dit begrijpen wanneer we de Heilige Geest om hulp vragen in plaats van aan het waanzinnige ego telkens wanneer we geneigd zijn aan grieven vast te houden.

De motivatie voor een dergelijke verandering komt met de herkenning dat ons geluk ervan afhangt:

(9:3-6) Zeg dan:

Mijn grieven verbergen het licht van de wereld in mij. Ik kan niet zien wat ik verborgen heb. Toch wil ik dat het me wordt onthuld, omwille van mijn verlossing en de verlossing van de wereld.

Niet alleen geldt dit voor ons geluk, maar ook onze verlossing uit de hel van de schuld. Bovendien niet enkel onze verlossing maar de verlossing van het hele Zoonschap.

(9:7-8) Zeg in elk geval ook tegen jezelf:

Als ik aan deze grief vasthoud, zal het licht van de wereld voor mij verborgen blijven,

mocht je vandaag in de verleiding komen om iemand iets kwalijk te nemen.
Met andere woorden Jezus zegt ons hier dat we ons denken moeten controleren op alle aanvalsgedachten, de grote en de kleine, gerechtvaardigd of niet gerechtvaardigd en ons realiseren dat zij het licht van de wereld voor ons verbergen. Onze bevrijding is de enige motivatie die zal werken.

woensdag 14 november 2018

Les 69 –Mijn grieven verbergen het licht van de wereld in mij. – deel 1


(1:1) Niemand kan zien wat jouw grieven verhullen (verbergen).

Het ‘licht van de wereld’ is de Heilige Geest in onze denkgeest, de herinnering van de Liefde van God waar we zo ons best voor gedaan hebben om die te vergeten door het dubbele schild van vergetelheid wat in les 136 naar voren wordt gebracht. Het gaat hier in deze les weliswaar over ziekte, maar het gaat net zo over aanval die dezelfde dynamiek deelt.
We verbergen het licht van de wereld, de herinnering van onze ware Identiteit als Christus. Het wacht op onze keuze om ons opnieuw te herinneren. Het eerste schild, de eerste bescherming is de schuld en onze zelfhaat. Het tweede schild komt er wanneer wij de schuld die in onze denkgeest is, projecteren en daarmee lichamen aanvallen. Onszelf aanvallen is de zelfafwijzing en kan ziekte als gevolg hebben, anderen aanvallen is anderen afwijzen. Het doel om te blijven vasthouden aan grieven laat ons toe te zeggen dat de schuld niet in mij is, maar in jou.’ Dit tweede schild beschermt ons dus voor de schuld en de schuld, het eerste schild, beschermt ons voor de liefde.

(1:2) Omdat je grieven het licht van de wereld in jou verbergen, staat iedereen in de duisternis en jij staat naast hem.

Het Zoonschap is één. Wanneer ik de hand van Jezus neem en samen met hem in zijn licht van de liefde ga staan, dan draagt dit bij tot het geluk en welzijn van het hele Zoonschap. Wanneer ik zijn hand loslaat wordt mijn denkgeest opnieuw gevuld met de duisternis van zonde en schuld en ook dat draagt bij aan het lijden van het hele Zoonschap.

(1:3-5) Maar zodra de sluier van je grieven wordt opgelicht, word jij samen met hem bevrijd. Deel je verlossing nu met hem die naast jou stond toen je in de hel was. Hij is jouw broeder in het licht van de wereld dat jullie beiden verlost.

Het oplichten van deze sluier die de essentie vormt van vergeving of van het wonder heeft niets te maken met wat die andere persoon doet of niet doet. Het heeft enkel te maken met wat zich afspeelt in onze denkgeest, het actieterrein van onze droom. En we hebben niets anders dan gedachten van of de Hemel of de hel.

(2) Laten we vandaag opnieuw een oprechte poging doen het licht in jou te bereiken. Laten we, voordat we hier in onze langere oefenperiode aan beginnen, er verscheidene minuten voor uittrekken om te overdenken wat we proberen te doen. We trachten letterlijk in contact te komen met de verlossing van de wereld. We proberen achter de sluier van duisternis te kijken die haar verborgen houdt. We proberen de sluier te laten oplichten en de tranen van Gods Zoon in het zonlicht te zien verdwijnen.

Eerst en vooral moeten we in gedachten houden hoezeer we dit niet willen doen want in de aanwezigheid van het licht van Christus is onze individualiteit verdwenen. En dit is waar we bang voor zijn. Hier begint onze weerstand tegen Een Cursus in Wonderen en tegen dit soort lessen in het bijzonder.

(3) Laten we onze langere oefenperiode vandaag beginnen in het volle besef dat dit zo is en met de ware vastbeslotenheid om datgene te bereiken wat ons dierbaarder is dan wat dan ook. Verlossing is al wat we nodig hebben. Er is hier geen ander doel en er valt geen andere functie te vervullen. Verlossing leren is ons enige doel. Laten we de oeroude zoektocht vandaag beëindigen door het licht in ons te vinden en het hoog te houden, zodat iedereen die met ons zoekt het zien kan en zich verheugen.

Nog meer bemoedigende woorden van Jezus die erop aandringen om ons te herinneren waarom we hier zijn wanneer we onze ‘oeroude zoektocht, die tot niets leidt, opzijzetten. Nu we voor het licht kiezen in plaats van voor de duisternis herinneren we op die manier de ander om dezelfde keuze te maken die wij gemaakt hebben.

(4) Probeer nu heel rustig, met gesloten ogen, de totale inhoud los te laten van wat gewoonlijk je bewustzijn in beslag neemt. Stel je je denkgeest voor als een reusachtige cirkel, omringd door een laag zware, donkere wolken. Je kunt alleen de wolken zien, omdat jij buiten de cirkel lijkt te staan, helemaal los daarvan.

Het ware Zelf is natuurlijk niet in de illusie, maar rond ons ware Zelf hebben we een wolkenband gevormd. Het is een verwijzing naar onze fysieke, lichamelijke ervaring. We geloven dat we binnen de wolken zijn en kunnen daarom niets anders zien, net zoals wanneer je in het midden van een mistbank zit je de zon niet kan zien. Wanneer je op een mistige dag het vliegtuig neemt kan je pas het zonlicht zien wanneer het vliegtuig door de wolken heen is gevlogen.  We hebben al delen van een passage gezien waarin Jezus de wolken gebruikt als een beeld om onze schuld te verbergen. Hier de passage die begint met de illusies die we waarnemen wanneer we een wolkenbank observeren:

Toch is het makkelijk in deze wolkenbank een hele wereld te zien verrijzen. Een massieve bergketen, een meer, een stad; dit alles verrijst in je verbeelding en vanaf de wolken komen de boden van jouw waarneming bij je terug en verzekeren jou dat het er is. Gedaanten komen duidelijk naar voren en bewegen zich in het rond, handelingen lijken echt en vormen verschijnen en verschuiven van lieftalligheid naar het groteske. En heen en weer gaat het, zolang jij het kinderspel van doen alsof wilt spelen. Maar hoelang jij het ook speelt en hoeveel verbeelding je er ook in stopt, je verwart het niet met de wereld daarbeneden en probeert het ook niet werkelijk te maken.
Zo zou het ook horen te gaan met de donkere wolken van schuld die evenmin ondoordringbaar en even weinig substantieel zijn. Je zult je er niet aan bezeren wanneer je erdoorheen reist. Laat jouw Gids jou hun niet-substantiële aard leren terwijl Hij jou eraan voorbij leidt, want daaronder bevindt zich een wereld van licht waarop ze geen schaduwen werpen. Hun schaduwen liggen op de wereld achter ze, nog verder weg van het licht. Maar hun schaduwen kunnen niet van ze vandaan vallen naar het licht. (T. 18. IX. 7-8)

Eens je doorheen de wolken gaat zie je de zon en het licht. Dit was niet verdwenen ook al hadden de wolken ons zicht negatief beïnvloedt. Ons geloof in zonde en schuld heeft dus de liefde die ons Zelf is, niet geraakt. Nogmaals deze prachtige regel: “Niet één noot van het Lied van de Hemel is vermist’. (T. 26. V. 5:4)
De ‘inhoud’ met betrekking tot onze grieven over het verleden, huidige gedachten over speciaalheid en angst voor de toekomst en waarvan Jezus ons vraagt om deze los te laten, hebben allemaal te maken met lichamen. We zien enkel de wolken omdat we ons in de wolken bevinden. We staan buiten de cirkel van licht en geloven daarom dat we ervan uitgesloten zijn. Schuld vormt de grote oogklep. Door de identificatie met schuld kijken we enkel door die ogen.

(5:1) Van waar jij staat, kun je geen enkele reden zien te geloven dat er achter de wolken een schitterend licht schuilgaat.

Met andere woorden het enige wat we kennen is onze individualiteit en speciaalheid waarvan we geloven dat dit de realiteit is. Omdat we een wereld van lichamen waarnemen, een waanzin die door miljoenen anderen wordt gedeeld, geloven we dat dit de werkelijkheid moet zijn en zijn we ons niet bewust van de onderliggende waarheid. De duisternis van de schuld maakt ons blind voor het licht: niets zo verblindend als de waarneming van de vorm. (T. 22. III. 6:7)

(5:2-5) De wolken lijken de enige werkelijkheid. Het lijkt of zij alles zijn wat er valt te zien. Daarom probeer je niet er doorheen en er voorbij te gaan, wat de enige manier is waardoor jij er werkelijk van overtuigd zou raken dat ze iedere substantie missen. Deze poging zullen we vandaag ondernemen.

We doen geen poging om doorheen de wolken te gaan, eraan voorbij te gaan omdat we geen enkele reden meer zien waarom we dat wel zouden doen. Net zoals de geketende gevangenen van Plato zien we alleen de achterzijde van de grot waardoor we de oorsprong vergeten zijn van de schaduwen die op de muur verschijnen, we kennen niets beters.

(wordt vervolgd)